ECLI:NL:RBLIM:2023:6411

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
10643335 \ CV EXPL 23-3341
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een onbetaalde factuur uit een zakelijke overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTRUM NEDERLAND B.V. en twee gedaagden, die voorheen vennoot waren van de vennootschap onder firma [naam VOF]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 7.450,89, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten, op grond van een zakelijke overeenkomst die op 26 oktober 2015 was gesloten met Essent Retail Energie BV, de rechtsvoorganger van eiseres. De gedaagden hebben de vordering niet betwist, behalve dat gedaagde sub 1 aanvoerde dat de vordering inmiddels zou zijn verjaard, omdat hij nooit enige aanmaning of herinnering had ontvangen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden in de procedure zijn verschenen, maar dat gedaagde sub 2 niet is verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de stelling van gedaagde sub 1 dat de vordering verjaard zou zijn, gemotiveerd weerlegd door eiseres, die heeft aangetoond dat er meerdere aanmaningen zijn verzonden. Gedaagde sub 1 heeft geen bewijs geleverd voor zijn verweer en heeft nagelaten om zijn stellingen nader te onderbouwen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres, als onvoldoende gemotiveerd betwist, zal worden toegewezen. Gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10643335 \ CV EXPL 23-3341
Vonnis van de kantonrechter van 1 november 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTRUM NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eisende partij,
gemachtigde Vermeer Schutte & Musen,
tegen:
1.
[gedaagde sub 1] , voorheen vennoot van de vennootschap onder firma [naam VOF],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gemachtigde G. Broshuis,
2.
[gedaagde sub 2] , voorheen vennoot van de vennootschap onder firma [naam VOF],
wonend op een geheim adres te,
gemeente Maastricht,
niet verschenen, verstek verleend.
Partijen worden hierna (ook) genoemd respectievelijk ‘INTRUM NEDERLAND BV’. [gedaagde sub 1] , gedaagde sub 1’ en ‘ [gedaagde sub 2] , gedaagde sub 2’

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de niet verschenen [gedaagde sub 2] , gedaagde partij sub 2, de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen. Ingevolge het bepaalde in artikel 140 Rv wordt tegen deze partij verstek verleend en wordt, nu [gedaagde sub 1] , gedaagde partij sub 1 in de procedure is verschenen, tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Gedaagden hebben in de hoedanigheid van de (inmiddels opgeheven) vennootschap onder firma ‘ [naam VOF] ’ op 26 oktober 2015 een zakelijke overeenkomst gesloten met Essent Retail Energie BV, de rechtsvoorganger van eiseres, INTRUM NEDERLAND BV. In het kader van deze overeenkomst zijn aan gedaagden facturen verstuurd die onbetaald zijn gebleven.
2.2.
Op deze grond vordert eiseres bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 7.450,89, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.562,79 vanaf 17 juli 2023 tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
2.3.
[gedaagde sub 1] , gedaagde sub 1, betwist de vordering niet, anders dan dat deze inmiddels zou zijn verjaard nu nimmer enige aanmaning of herinnering (is) ontvangen’

3.De beoordeling

3.1.
Eiseres heeft de stelling van [gedaagde sub 1] gemotiveerd weerlegd bij conclusie van repliek en gewezen op de vele aanmaningen, die overigens reeds bij dagvaarding zijn overgelegd.
3.2.
Gedaagde partij heeft daarop niet meer gereageerd, hoewel daartoe bij brief van de griffier in de gelegenheid gesteld.
3.3.
In verband met het vorenstaande zou gedaagde partij het aanvankelijk gevoerde verweer nader hebben moeten bespreken. [gedaagde sub 1] diende zijn blote stelling nader te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten.
3.4.
[gedaagde sub 1] heeft geen bewijs van de bij antwoord aangevoerde stellingen aangeboden en de kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde sub 1] ambtshalve toe te laten tot enige bewijslevering, zodat het door [gedaagde sub 1] gevoerde verweer behoort te worden verworpen.
3.5.
De vordering van eisende partij zal, als onvoldoende gemotiveerd betwist, worden toegewezen.
3.6.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 263,68
  • griffierecht € 514,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.437,68

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 7.450,89, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.562,79 vanaf 17 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1437,68,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.