ECLI:NL:RBLIM:2023:6412

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
10658145 \ CV EXPL 23-3498
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurachterstand en verstekverlening in een huurgeschil

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in Maastricht, hebben eisers, vertegenwoordigd door Dicore Incasso, een vordering ingesteld tegen gedaagden wegens huurachterstand. De procedure betreft een huurcontract voor een winkelruimte, dat loopt van 1 februari 2022 tot en met 31 januari 2024, met een maandelijkse huurprijs van € 1.350,00. Gedaagde sub 1 heeft de vordering erkend en een vaststellingsovereenkomst gesloten met eisers, waardoor de vordering tegen hem is ingetrokken. Gedaagde sub 2 is niet verschenen, en de kantonrechter heeft verstek verleend. De eisers hebben hun vordering tegen gedaagde sub 2 gehandhaafd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sub 2 in gebreke is gebleven met de huurbetalingen. De vordering van eisers is toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de totale vordering vastgesteld op € 24.106,00, inclusief achterstallige huur en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde sub 2 is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.858,91. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10658145 \ CV EXPL 23-3498
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: Dicore Incasso,
tegen

1.[gedaagde sub 1] V.H.O.D.N. [handelsnaam] ,

te [woonplaats 2] ,
gemachtigde: mr. C.C. Berends,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats 2] ,
niet verschenen,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: respectievelijk [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de (mondelinge) conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1]
- tegen gedaagde [gedaagde sub 2] wordt verstek verleend
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 oktober 2023.
1.2.
De kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 2] (gedaagde sub 2) de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, zodat verstek wordt verleend.
1.3.
[eisers] hebben bij gelegenheid van de mondelinge behandeling een vaststellingsovereenkomst gesloten met gedaagde [gedaagde sub 1] , waarop [eisers] de vordering jegens [gedaagde sub 1] hebben ingetrokken. De procedure jegens partij [gedaagde sub 1] is daarop doorgehaald.
[eisers] wensen vonnis inzake de niet verschenen [gedaagde sub 2] .
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] verhuren aan [gedaagden] winkelruimte, gelegen aan de [adres] te [plaats] voor de duur van 24 maanden, ingaande 1 februari 2022 tot en met 31 januari 2024 tegen een maandelijkse huurprijs van € 1.350,00.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - betaling van achterstallige huur winkelruimte.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 1] heeft de vordering erkent en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling een vaststellingsovereenkomst gesloten met [eisers] . [eisers] hebben daarop hun vordering tegen [gedaagde sub 1] ingetrokken.
4.2.
Gezien het ontbreken van verweer door [gedaagde sub 2] , dienen vervolgens de vorderingen van [eisers] op [gedaagde sub 2] te worden toewezen, met dien verstande dat,
  • nu [eisers] niets hebben gesteld over de verschillende data van het intreden van verzuim, de handelsrente respectievelijke de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarden;
  • de wettelijke rente over de proceskosten eerst wordt toegewezen bij niet betalen binnen veertien dagen na
  • de vordering sub II in het petitum (huurderving) vooralsnog niet toewijsbaar is nu [eisers] onvoldoende aangeven welke periode dit zou betreffen en de kantonrechter er om die reden vanuit dient te gaan dat dit een toekomstige vordering betreft, waar [gedaagde sub 2] nog niet in verzuim is geraakt;
  • nu gedaagden contractueel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurpenningen en kosten en [eisers] niet méér kunnen verhalen dan het totaal van hun vorderingen, de op basis van de gesloten vaststellingsovereenkomst van [gedaagde sub 1] te ontvangen betalingen in mindering strekken op het totaal van [gedaagde sub 2] te vorderen bedrag.
  • het bedrag aan gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.217,26 hoger is dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief van € 1.006,00 bij € 23.100,00 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 1.006,00 toe.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- waarvan € 18.900,00 aan achterstallige huur tot en met juli 2023 en € 4.200,00 aan contractuele boetes.
23.100,00
- buitengerechtelijke incassokosten
1.006,00
+
totaal
24.106,00
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
24.106,00
4.4.
[gedaagde sub 2] is de partij die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,91
- griffierecht
693,00
- overige explootkosten
0,00
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
0,00
- overige kosten
0,00
- salaris gemachtigde
1.058,00
(2,00 punten × € 529,00)
Totaal
‭1.858,91‬‬‬

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 23.100,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf 28 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.006,00, aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf 28 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € ‭1.858,91‬, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis heeft betaald,‬‬
5.4.
verstaat dat de door [gedaagde sub 1] in het kader van de met [eisers] gesloten vaststellingsovereenkomst te betalen bedragen vanwege de hoofdelijke aansprakelijkheid in mindering strekken op de veroordelingen van [gedaagde sub 2] onder 5.1 en 5.2.
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.