3.3Het oordeel van de rechtbank
De zaak met parketnummer 03.254015.20
De inhoud van de voor de rechtbank relevante bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van aangifte, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Op 19 juli 2020 om 02:35 uur kwam ik, verbalisant, ter plaatse op locatie [straatnaam 1] , Weert, bij een persoon die mij opgaf te zijn [slachtoffer] .
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende.
Op 19 juli 2020, omstreeks 02.00 uur, kwam ik weer thuis nadat ik vrienden had weggebracht. Voordat ik deze vrienden wegbracht zaten er twee mannen op het bankje voor de [supermarkt] , gelegen aan de [straatnaam 2] te Weert. Ik hoorde deze mannen toen van alles roepen.
Mijn vriend liep naar buiten om de mannen die op het bankje zaten aan te spreken van overlast. Omdat ik deze mannen niet vertrouwde ben ik achter mijn vriend aangelopen. Toen wij ons ongeveer halverwege de straat bevonden, ongeveer 10 meter van onze woning, kwam een van de twee mannen ons tegemoet gelopen. Hij had kennelijk in de gaten dat wij hem wilden aanspreken op zijn gedrag. Omdat ik hem niet vertrouwde zette ik de video-opname van mijn telefoon aan om alles vast te leggen. Toen de man zag dat ik hem aan het filmen was, sloeg hij de telefoon van mijn hand. Dit deed hij met zijn vlakke hand. Hierdoor vloog mijn telefoon van mijn hand en viel ergens in de tuin van mijn buren. Nadat hij de telefoon van mijn hand sloeg, begon hij op mij in te slaan. Hij sloeg mij met opzet en kracht. Ik ondervind hiervan nog steeds hevige pijn. Ik hoor op dit moment minder met mijn linker oor. Ten gevolge van deze mishandeling heb ik een flinke bult op mijn voorhoofd.
De geneeskundige verklaring, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Voorhoofd: forse zwelling over li voorhoofd en bij li wenkbrauw. Oor: wat verdichte huid/oorschelp.
De verklaring van de verdachteter terechtzitting op 23 november 2022, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Ik heb geslagen. U, politierechter, vraagt mij of ik haar telefoon uit haar handen heb geslagen. Dat klopt.
Conclusie van de rechtbank naar aanleiding van het bewijs en ten aanzien van het noodweerverweer
Uit de hiervoor weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen kan de rechtbank vaststellen dat de verdachte aangeefster [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd heeft geslagen. Dat heeft haar pijn gedaan en zij heeft letsel aan haar hoofd opgelopen. Daarmee kan het tenlastegelegde in beginsel bewezen worden verklaard.
Ook van belang is dat op basis van het bewijs vastgesteld kan worden dat de verdachte, voorafgaand aan het slaan, op aangeefster af is gelopen en de telefoon van aangeefster uit haar handen heeft geslagen. Dat is immers van belang voor de beoordeling van het verweer van de verdachte dat hij werd aangevallen door aangeefster en dat zijn handelen, het slaan, noodzakelijk was om zich te kunnen verdedigen tegen die aanval. Als de rechtbank noodweer aannemelijk acht, zou dat betekenen dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Onder mishandeling wordt namelijk verstaan dat iemand aan een ander lichamelijk letsel of pijn toebrengt zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Als die rechtvaardigingsgrond wordt aangenomen, kan mishandeling niet bewezen worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte zich moest en mocht verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf of goed van de zijde van aangeefster. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster en haar vriend, de getuige [naam 1] , hebben -kort samengevat- verklaard dat het de verdachte is geweest die als eerste agressief is geworden. Daartegenover staat dat een vriend van de verdachte, die ter terechtzitting op 23 november 2022 als getuige is gehoord, de versie van de verdachte gedeeltelijk heeft bevestigd. Dat zou de rechtbank ertoe nopen deze verklaringen nauwgezet op betrouwbaarheid te beoordelen en tegen elkaar af te wegen, maar dat is in deze zaak niet nodig, omdat met de telefoon van aangeefster een beeld- en geluidsopname is gemaakt. Die opname ging door nadat de telefoon op de grond was beland en heeft het handelen van de verdachte en dat van aangeefster (gedeeltelijk) vastgelegd. De rechtbank, de officier van justitie en de raadvrouw hebben deze opname bekeken en het volgende waargenomen:
De vrouw op de beelden, aangeefster [slachtoffer] , maakt met haar arm een beweging in de richting van de verdachte. Niet te zien is of die arm de verdachte daadwerkelijk geraakt heeft. Ook is te zien dat de verdachte een stapje terugzet. Daarna slaat de verdachte meermaals de aangeefster.
Uit die waarneming en het gegeven dat de verdachte daarvoor de telefoon uit handen heeft geslagen van aangeefster trekt de rechtbank de conclusie dat de verdachte, overeenkomstig de aangifte, als eerste een daad van agressie beging door op aangeefster af te lopen en de telefoon uit handen van aangeefster te slaan. Daarop is de verdachte niet weggegaan of gestopt, maar in direct fysiek contact gekomen met aangeefster. In de slaande beweging die aangeefster vervolgens als eerste heeft gemaakt ziet de rechtbank geen aanranding of dreigende aanranding van de verdachte van zodanige aard dat hem geen andere optie openstond dan meermaals, met kracht te slaan in het gezicht van aangeefster. Eerder ziet de rechtbank in die armbeweging een verdedigende handeling, dan een aanvallende. Volgens de verdachte zou er sprake zijn geweest van een pitbull-achtige aanval, maar die kwalificatie kan de rechtbank niet geven aan het gedrag van aangeefster dat op de beelden te zien is. Het beroep op noodweer van de verdachte slaagt derhalve niet en de rechtbank zal het feit dan ook bewezen verklaren.
In dit oordeel ligt tevens besloten dat de rechtbank de verdediging niet volgt in haar conclusie dat de verklaring van aangeefster als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. Haar verklaring vindt immers steun in hetgeen op de opname te zien is.
Partiele vrijspraak
De rechtbank heeft op de beelden niet kunnen waarnemen dat door de verdachte andere handelingen zijn verricht dan slaan. Ten laste gelegd is ook nog het verwijt van trappen en met een elleboog slaan, maar de verdachte heeft ontkend deze handelingen te hebben begaan en de rechtbank ziet hiervoor onvoldoende bewijs. Het dossier bevat weliswaar een proces-verbaal van bevindingen waarin gerelateerd wordt dat op de beelden te zien zou zijn dat de verdachte met zijn elleboog slaat, de vuisten balt en trapt, maar dat heeft de rechtbank niet op de beelden kunnen waarnemen. Dat leidt tot een gedeeltelijke vrijspraak.
De zaak met parketnummer 03.289884.22
De inhoud van de voor de rechtbank relevante bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Wij, verbalisanten [naam 2] en [naam 3]
, verklaren het volgende:
Op dinsdag 8 november 2022, omstreeks 16.05 uur, kregen wij de melding van het Operationeel Centrum te Maastricht om te gaan naar de parkeerplaats van de [straatnaam 3] te Weert. Hier zou een zwarte [automerk] met het Nederlandse kenteken [kentekennummer] staan. Er zou een persoon achter het stuur zitten welke al blowend, half uit de auto zou hangen.
Wij zagen het bovengenoemde voertuig staan. Wij zagen dat de bestuurdersdeur geopend was en dat er een man achter het stuur zat. Ik, verbalisant [naam 2] , zag dat de man in zijn rechterhand een sigaret/joint vasthield. Ik zag dat er in het vakje van de bestuurdersdeur meerdere bruine blokjes lagen. Ik, verbalisant [naam 2] , herkende deze blokjes ambtshalve als hasj blokjes.
De kennisgeving van inbeslagneming, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Plaats: [straatnaam 3] Weert
Goednummer: [nummer]
Datum en tijd: 8 november 2022 te 16:10 uur
Object: Verdovende mid (Hashish)
Aantal: 5 stuks
Totale hoeveelheid: 32 g
Bijzonderheden: 35 gram bruto en 32 gram netto
Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Op woensdag 9 november 2022 werd door mij een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Dit onderzoek vond plaats in het bijzijn van [naam 2] , brigadier van politie basiseenheid Weert/Nederweert/Leudal/.
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid van 32 gram netto verdovende middelen die
veilig gesteld werden door [naam 2] .
Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het
adres [straatnaam 3] ter hoogte van de parkeerplaatsen te Weert.
Als verdachte werd aangemerkt [verdachte] .
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster
genomen. Dit monster werd getest conform het gestelde in de 'Forensisch technische norm 120.02' waarbij gebruik werd gemaakt van een MMC kleurreactiebuisje, bestemd voor het testen op hennep en hasj.
De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst II van de Opiumwet.
Goednummer: [nummer]
Object: Verdovende mid (Hashish)
Aantal: 5 stuks
Totale hoeveelheid: 32 g netto
Bijzonderheden: 35 gram bruto en 32 gram netto
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 23 november 2022, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Het waren vier bolletjes. Een van de bolletjes was van mijzelf.
Conclusie van de rechtbank uit het bewijs
Op basis van het hiervoor weergegeven bewijs kan de rechtbank vaststellen dat de verdachte op 8 november 2022 in Weert netto 32 gram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad. De bolletjes lagen zichtbaar in de auto en de verdachte heeft verklaard dat hij wist dat die bolletjes aanwezig waren. De verdachte heeft verklaard dat drie bolletjes van andere jongens waren, maar dat is niet relevant. De hasjiesj bevonden zich immers in de machtssfeer van de verdachte en hij wist wat het was.
De verdachte heeft verder nog betwist dat het om 5 bolletjes zou gaan, wat zou betekenen dat er geen 32 gram, maar minder dan 32 gram hasjiesj zou zijn aangetroffen, waardoor er geen reden zou zijn geweest de verdachte voor een misdrijf te vervolgen. De rechtbank volgt dat niet. Zij gaat uit van de bevindingen van voornoemde verbalisant, omdat er geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd of gebleken die maken dat aan het aantal van 5 moet worden getwijfeld. Ook is er geen reden te twijfelen aan het vermelde netto gewicht. De rechtbank zal het tenlastegelegde dan ook bewezen verklaren.