ECLI:NL:RBLIM:2023:6694

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C/03/321234 / JERK 23-1465
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • W.TH.M. Raab
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging van de gecertificeerde instelling in een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) die belast is met de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder van de minderjarige heeft het verzoek ingediend, omdat zij en de minderjarige onvoldoende vertrouwen hebben in de huidige GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. Dit gebrek aan vertrouwen is ontstaan doordat de GI de gestelde doelen niet heeft behaald en de moeder niet adequaat heeft geïnformeerd tijdens de afwezigheid van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen vertrouwensbasis meer is voor een verdere samenwerking tussen de GI, de moeder en de minderjarige.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 augustus 2023 bij de rechtbank werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 september 2023, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De minderjarige is ook gehoord, wat heeft bijgedragen aan de beoordeling van de situatie.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen van de moeder over de gebrekkige communicatie en de onveilige situatie van de minderjarige meegenomen. De moeder heeft aangegeven dat de GI niet in staat is geweest om het vertrouwen van de minderjarige te winnen, wat heeft geleid tot herhaalde weglopen van de minderjarige. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige GI niet in het belang van de minderjarige handelt en heeft besloten om de GI te vervangen door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met de hoop dat deze instelling beter in staat zal zijn om het vertrouwen van de moeder en de minderjarige te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/03/321234 / JE RK 23-1465
Datum uitspraak: 19 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van
[naam moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.B.G. Gelissen,
over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen de GI,
wonende in Heerlen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 11 augustus 2023;
  • de brief van mr. Gelissen van 14 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- De moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- Mr van den Homberg, namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft de [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van de overige belanghebbenden gehoord.
Ter terechtzitting heeft de kinderrechter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna de aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 januari 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 24 januari 2024.
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 augustus 2023 de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 30 september 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de kinderrechter om de GI, die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de [minderjarige] uitvoert, te vervangen door een andere gecertificeerde instelling, waarbij de uitdrukkelijke voorkeur bestaat voor het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de moeder gesteld dat het ondanks de gesloten plaatsing van [minderjarige] de GI en lcarus kennelijk niet lukt om [minderjarige] ’s vertrouwen te winnen en haar ervan te weerhouden weg te lopen. De moeder vindt het vooral zorgelijk dat gedurende de periode dat [minderjarige] verdwenen was er niet of nauwelijks contact met de moeder of haar netwerk werd gezocht door de betreffende instanties om haar op de hoogte te houden en te informeren over het verblijf van [minderjarige] . Bij de moeder is daardoor het gevoel ontstaan dat het de GI en Icarus onvoldoende interesseert waar [minderjarige] is. Tijdens de zitting van 10 augustus 2023 heeft de moeder ook al aangegeven voornemens te zijn om haar toestemming voor de gesloten plaatsing van [minderjarige] in te trekken omdat men [minderjarige] geen veilige en passende plek kan bieden, haar niet of nauwelijks behandeling wordt geboden, de beloofde muziektherapie en voetbal niet gestart is en de doelen niet worden behaald. Ook komt de GI beloftes over opbouw van verlof en vrijheden niet na en schetst de GI een vertekend beeld door te stellen dat de moeder niet voor thuisplaatsing en thuishulp zou openstaan. De moeder stelt dat dit komt doordat er geen concreet plan wordt opgemaakt om zulks te realiseren en dat er geen positieve ontwikkeling plaatsvindt om zulks te realiseren. De moeder heeft ook aangegeven dat [minderjarige] zich niet prettig en niet gehoord voelt in de groep en dat de zelfbeschadigingen komen doordat beloftes niet worden nagekomen. Ondanks het feit dat [minderjarige] steeds aangeeft weg te zullen lopen, is het de GI niet gelukt om dit te voorkomen en is [minderjarige] het afgelopen jaar al 14 keer (!) weggelopen, met zeer onveilige situaties tot gevolg. Dit komt de vertrouwensband tussen de moeder en [minderjarige] niet ten goede en de moeder vreest dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog meer in gevaar komt. De moeder stemde eerder in met de machtiging gesloten uithuisplaatsing, omdat ze hoopte dat de juiste hulp geboden kon worden, maar gebleken is dat dit door de instelling niet geboden kan worden. De moeder heeft door deze gehele gang van zaken geen enkel vertrouwen meer in de wijze waarop de GI zich van haar taken ten aanzien van [minderjarige] kwijt. Naar de mening van de moeder, is in casu een onwerkbare situatie ontstaan met de GI die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing uitvoert. De wijze waarop de GI hieraan uitvoering geeft, is volgens de moeder niet in het belang van [minderjarige] .

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat het duidelijk is dat er de moeder en de Gi over en weer geen vertrouwen meer in elkaar hebben. De GI gunt [minderjarige] het beste en voert geen verweer tegen het verzoek van de moeder.

5.De mening van [minderjarige]

5.1.
heeft al heel veel gezinsvoogden gehad. Met [gezinsvoogd 1] en [gezinsvoogd 2] had [minderjarige] een goede klik, maar zij zijn met pensioen. De huidige gezinsvoogd neemt nooit contact op waardoor zij niet veel van [minderjarige] weet en [minderjarige] ook niet van haar. Het bezorgt [minderjarige] veel stress dat er nog geen plek voor haar beschikbaar is waar zij kan wonen. Zij heeft behoefte aan perspectief. [minderjarige] is het ermee eens dat er andere gezinsvoogden moeten komen.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI die het toezicht heeft vervangen door een andere gecertificeerde instelling.
6.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling, waar de GI geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek, is naar het oordeel van de kinderrechter vast komen te staan dat er tussen de GI enerzijds en de moeder en [minderjarige] anderzijds geen vertrouwensbasis meer is voor een verdere samenwerking. Naar het oordeel van de kinderrechter dient de GI, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, te worden vervangen door de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
De kinderrechter spreekt daarbij de hoop uit dat Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering wel in staat is het vertrouwen van moeder en [minderjarige] in de hulpverlening te herstellen en [minderjarige] de door haar zo gewenste duidelijkheid over haar toekomst te bieden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
vervangt de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg door de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is op grond van artikel 29a, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023 door mr. W.TH.M. Raab, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.A.J. Aquina als griffier, en op schrift gesteld op 4 oktober 2023.