ECLI:NL:RBLIM:2023:6730

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
ROE 22/1536
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV per 15 februari 2022. Eiseres, die sinds 16 april 2019 een WIA-uitkering ontvangt, is van mening dat haar gezondheidssituatie is verslechterd en dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft vastgesteld. Het UWV heeft echter geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij van oordeel is dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres per 15 februari 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV gevolgd en vastgesteld dat er geen reden is om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat haar situatie is veranderd ten opzichte van de eerdere beoordelingen. De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat eiseres in beroep geen gelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1536

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Jacobs-Hellebrekers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. K. Canters).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd per 15 februari 2022, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 8 juni 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres ontvangt sinds 16 april 2019 een WIA-uitkering. Zij heeft een verzoek tot herbeoordeling van haar gezondheidstoestand ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

2. Het UWV vindt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 15 februari 2022 te beëindigen.
3. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 24 mei 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 mei 2022. In beroep heeft de verzekeringsarts B&B de FML van 12 juli 2023 opgesteld waarin de geldigheidsdatum is aangepast naar 31 augustus 2021. De in de FML van 12 juli 2023 opgenomen beperkingen zijn gelijk aan de beperkingen opgenomen in de FML van 24 mei 2022.
4. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 31 mei 2022
.In beroep heeft de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 13 juli 2023 bepaald dat de geduide functies ook per 31 augustus 2021 actueel zijn.

Wat vindt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij is van mening dat haar gezondheidssituatie is gewijzigd en dat zowel haar psychische als lichamelijke problematiek tot meer beperkingen zouden moeten leiden in de FML. De pijnklachten in combinatie met de chronische vermoeidheid zorgen ervoor dat eiseres zich in het geheel niet tot werken in staat acht. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een deskundigenrapport van een verzekeringsarts van 21 maart 2023 ingediend (hierna: deskundigenrapport). Verder merkt eiseres op dat haar klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen enkel toenemen. Zowel de huisarts als de orthopeed geven aan dat eiseres ‘versleten’ is.
6. Eiseres acht zich niet in staat tot het verrichten van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
7. Eiseres verzoekt bij een gegrondverklaring van het beroep tot vergoeding van de schade die zij lijdt dan wel zal gaan lijden ten gevolge van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 15 februari 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarom per 15 februari 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. Eiseres stelt dat zij zich geheel niet tot werken in staat acht. In het rapport van 24 mei 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat vanuit verzekeringsgeneeskundig perspectief niet kan worden gesproken van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres voldoet niet aan de criteria zoals genoemd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Zo is er geen sprake van opname in een ziekenhuis of instelling, chronische bedlegerigheid of sterk wisselende mogelijkheden in de belastbaarheid of dat de belastbaarheid op korte termijn zal afnemen. Ook is eiseres voor het uitvoeren van activiteiten in het dagelijks leven niet dermate afhankelijk dat zij lichamelijk of psychisch niet zelfredzaam is. De rechtbank kan dit volgen.
12. Verder stelt eiseres dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen in de rubriek persoonlijk en sociaal functioneren. Zij heeft een slechte concentratie, is vergeetachtig, heeft een fors gebrek aan energie en is wat betreft vervoer van anderen afhankelijk. Zij verwijst naar het deskundigenrapport waarin de deskundige heeft gesteld dat eiseres beperkt is voor de items 2.7 uiten van eigen gevoelens en 2.12.1 rechtstreeks contact met klanten. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom zij deze beperkingen niet heeft overgenomen. In de rapporten van 12 juli 2023 en 27 september 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat een beperking voor het item uiten van eigen gevoelens enkel aan de orde is wanneer er sprake is van een gestoorde reality testing of bij decorumverlies. Het gaat er volgens de verzekeringsarts B&B niet om of iemand wat sneller geëmotioneerd is dan anderen maar of hij door dit gedrag de ander in verwarring brengt. Dat is volgens haar bij eiseres niet het geval. Noch de onderzoeksbevindingen bij het UWV noch de onderzoeksbevindingen bij de deskundige, waar eiseres wordt beschreven als vriendelijk en coöperatief in contact, geven daar aanleiding voor. De emotionaliteit van eiseres is invoelbaar en leidt niet tot verwarring bij degene waarmee eiseres in contact is. Ook is een beperking op dit item niet passend bij de onderliggende problematiek. De verzekeringsarts B&B ziet op basis hiervan evenmin aanleiding om een verdergaande beperking ten aanzien van conflicthantering van toepassing te achten of om klantcontact niet mogelijk te achten. De verzekeringsarts B&B voegt hieraan toe dat er bij eiseres geen sprake is van een communicatieprobleem. Uit de observaties tijdens de hoorzitting en de spreekuurnotities van de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiseres op een adequate manier kan communiceren. Er is volgens de verzekeringsarts B&B bij eiseres ook geen claim dat ze moeite heeft om met anderen te communiceren mits ze daarbij maar niet met conflicten te maken krijgt. De rechtbank kan dit volgen. De stelling van eiseres, dat de verzekeringsarts B&B niet ingaat op de deskundige die aangeeft dat de beperkingen opgenomen moeten worden in verband met psychische klachten, maakt dat niet anders. De rechtbank merkt op dat de deskundige in dit verband verwijst naar het huisartsenjournaal uit 2015 en een FML opgesteld door een bedrijfsarts in 2018. Beide van ver voor de datum in geding
13. Eiseres stelt dat hoewel zij meer zou willen bewegen, zij zich vanuit medisch oogpunt hier niet toe in staat acht. Staan is volgens eiseres slechts zeer kortdurend mogelijk en lopen en zitten kan ook niet lang achter elkaar. Zij verwijst hierbij naar het deskundigenrapport waarin de deskundige zwaardere beperkingen heeft aangenomen bij de items 4.11 (
de rechtbank begrijpt 4.10)frequent buigen tijdens het werk, 4.13 tillen, 4.14 dragen en 5.3 staan. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom zij deze beperkingen niet overneemt. In het rapport van 12 juli 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat zij denkt dat de deskundige zich te veel heeft laten leiden door de veranderende medische situatie. De gegevens over het ziekteverloop van eiseres na datum in geding worden voor kennisgeving aangenomen maar vormen volgens haar geen reden tot aanvullende beperkingen per datum in geding. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank licht de verzekeringsarts B&B haar standpunt nader toe in het rapport van 21 augustus 2023. Zij stelt dat uit het deskundigenrapport blijkt dat eiseres aangeeft dat de knieklachten en rugklachten na de datum in geding verergerd zijn. De deskundige geeft volgens de verzekeringsarts B&B enerzijds aan dat de claimklachten niet helemaal gevolgd kunnen worden, maar de deskundige is desondanks van mening dat de claimklachten van eiseres op basis van de rugproblematiek aanleiding geven om de FML aan te passen. Hierbij betrekt de deskundige volgens de verzekeringsarts B&B zijn eigen onderzoeksgegevens die betrekking hebben op een datum dat eiseres meer klachten heeft, en een jaar na datum in geding ligt. Ter onderbouwing van haar standpunt dat er op datum in geding niet meer beperkingen vereist zijn verwijst de verzekeringsarts B&B naar het lichamelijke onderzoek verricht door de primaire verzekeringsarts, het lichamelijk onderzoek dat zij zelf heeft verricht en informatie van de huisarts. De onderzoeksgegevens van de primaire verzekeringsarts laten een normaal bewegingspatroon met normale rugfuncties zien. Ook bij haar eigen onderzoek werden er geen duidelijke afwijkingen bij rugonderzoek vastgesteld, behalve dat eiseres het uitvoeren van bepaalde bewegingen als zwaar ervoer. Bovendien had eiseres bij de beoordeling van het UWV ook geen hulp nodig van haar partner bij het aan- en uitkleden zoals door de deskundige werd opgemerkt. Uit de van de huisarts verkregen informatie in het kader van de herbeoordeling blijkt volgens de verzekeringsarts B&B dat er sprake is van aspecifieke chronische rugklachten en dat de aard van de problematiek niet wezenlijk anders is dan bij de eerdere WIA-beoordeling. De verzekeringsarts B&B ziet daarom ook geen reden om de mogelijkheden tot functioneren (samenhangend met die rugproblematiek) wezenlijk anders in te schatten dan ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling. Omdat de onderliggende problematiek bij eiseres niet is veranderd, is er volgens de verzekeringsarts B&B ook geen aanleiding om het tillen en dragen, frequent buigen tijdens het werk en het staan verder te beperken. De verzekeringsarts B&B stelt daarbij dat bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet de pijnklachten van iemand leidend zijn, maar dat de verzekeringsarts B&B dient na te gaan in hoeverre hier sprake is van beperkingen op basis van ziekte of gebrek. Bij aspecifieke lage rugklachten is er geen noodzaak om forse beperkingen ten aanzien van de belastbaarheid van de rug van toepassing te achten. Met de in kaart gebrachte belastbaarheid is er volgens de verzekeringsarts B&B voldoende rekening gehouden met de problematiek van eiseres. De verzekeringsarts B&B voegt hieraan toe dat door het UWV nooit gesteld is dat eiseres geen half uur zou kunnen staan. In de rapportage van 12 augustus 2020 worden de claimklachten van eiseres vermeld, waarbij eiseres van mening is dat ze minder dan een half uur kan staan.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op datum in geding in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Het standpunt van eiseres dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft dit standpunt namelijk niet nader onderbouwd, ook niet met medische informatie. Daarbij volgt dit ook niet uit het deskundigenrapport.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
16. In het rapport van 28 juli 2022 heeft de arbeidsdeskundige B&B aangegeven dat de functie (SBC-code: 111080) Barbediende, buffetbediende, kantinebediende alsnog komt te vervallen. Aangezien dit een reservefunctie betreft en eiseres verder geen argumenten heeft aangevoerd tegen de voor de schatting gebruikte functies ziet de rechtbank geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De arbeidsdeskundigen hebben berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 68,33% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 31,67% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiseres per 15 februari 2022 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan haar verzoek om schadevergoeding en worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 16 november 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 16 november 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.