ECLI:NL:RBLIM:2023:6733

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
10418431 CV EXPL 23-1190
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een huurkoopgeschil naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, is op 15 november 2023 een vonnis gewezen in een huurkoopgeschil tussen [eiser] en [gedaagde]. De procedure is gestart met een (tussen)vonnis op 6 september 2023, waarin de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen heeft gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst onder de Twhoz. Beide partijen hebben zich vervolgens geconformeerd aan het oordeel van de kantonrechter om de hoofdzaak te verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis overwogen dat het incident, dat voortvloeit uit het niet nakomen van verplichtingen uit een huurovereenkomst, ook moet worden verwezen. [eiser] heeft zijn vorderingen onder I ingetrokken en de vorderingen ten aanzien van achterstallige betalingen beperkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat hij niet bevoegd is om te beslissen in het incident, omdat de vordering gegrond is op een rechtstitel met een belang van meer dan € 25.000,00, en dat de rechter die in de hoofdzaak beslist ook in het incident dient te beslissen.

De kantonrechter heeft de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwezen naar de rolzitting van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, met de mededeling dat partijen niet hoeven te verschijnen. Tevens is bepaald dat [eiser] en [gedaagde] na verwijzing griffierechten verschuldigd zijn, die binnen vier weken na de roldatum moeten worden voldaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers op 15 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10418431 CV EXPL 23-1190
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, eisende partij in het incident,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.R.H.J. Ramakers,
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam
[handelsnaam],
te Maastricht,
gedaagde partij in conventie, verwerende partij in het incident,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T.E.J. Devens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het (tussen)vonnis van 6 september 2023
- de akte van [eiser] , met wijziging (vermindering) van eis in het incident
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis de overeenkomst tussen partijen gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst onder de Twhoz en, aan de hand daarvan, geoordeeld dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken bevoegd is. Zowel [eiser] als [gedaagde] heeft hierna bij akte te kennen gegeven zich te conformeren aan het oordeel van de kantonrechter om de hoofdzaak te verwijzen.
2.2.
De kantonrechter zal de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht. De kantonrechter wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen.
in het incident ex artikel 223 Rv
2.3.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis ten aanzien van het incident overwogen dat hieraan ten grondslag ligt het niet nakomen van de verplichtingen uit een huurovereenkomst, terwijl de rechtsverhoudingen worden beheerst door de huurkoopovereenkomst. De kantonrechter heeft daarin aanleiding gezien om ook het incident te verwijzen.
2.4.
[eiser] heeft hierop de vorderingen onder I. (zie vonnis van 6 september 2023 onder 3.1.1.) ingetrokken en de vorderingen ten aanzien van de achterstallige betalingen onder II. beperkt tot de vordering om:
- [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te voldoen binnen twee dagen na betekening van het te wijzen provisioneel vonnis een voorschotbedrag van € 23.500,00 ten aanzien van de achterstallige betalingen over de periode juli 2022 tot en met september 2023, met kosten en rente.
2.5.
De kantonrechter ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of hij alsnog bevoegd is om te beslissen in het incident, maar is van oordeel dat zulks niet het geval is. Voor de toepassing van artikel 93 Rv wordt mede gelet op de wijziging van de eis (artikel 95 Rv). In artikel 93 Rv is neergelegd dat door de kantonrechter worden behandeld en beslist zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist. Nu de vordering gegrond is op een rechtstitel met een belang van meer dan € 25.000,00 en in dit geval verweer wordt gevoerd tegen de rechtstitel waarop de vordering is gegrond, heeft het geschil door het verweer nog altijd een belang van meer dan € 25.000,00. De kantonrechter is gelet daarop van oordeel dat de rechter die in de hoofdzaak beslist hier ook in het incident dient te beslissen.
2.6.
De kantonrechter zal het incident in de staat en stand waarin dit zich bevindt dan ook verwijzen. De kantonrechter begrijpt dat de eisvermindering in de akte voorwaardelijk is ingediend, voor zover de kantonrechter zich wel bevoegd zou hebben geacht.
2.7.
Omdat geen inhoudelijke beslissing is gegeven, zal thans ook nog geen beslissing worden gegeven over de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak (in conventie en in reconventie) en in het incident
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, en wel naar de rolzitting van
29 november 2023 om 10.00 uur,
3.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de rechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.3.
wijst partijen erop dat zij na verwijzing dienen te procederen bij advocaat,
3.4.
bepaalt dat [eiser] na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van deze rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
3.5.
bepaalt dat [gedaagde] na verwijzing een griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
3.6.
wijst erop dat van een partij die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1. een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging dan wel
2. een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging); zie www.rvr.org.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
15 november 2023.
NIv