ECLI:NL:RBLIM:2023:6734

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
10501855 CV EXPL 23-1986
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad en zaaksbeschadiging na vernieling van autobanden

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. Kreutzkamp, schadevergoeding van gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, wegens de opzettelijke vernieling van twee autobanden van haar Ford Ka. De vernieling vond plaats in de nacht van 13 op 14 februari 2023, waarbij gedaagde heeft erkend de banden opzettelijk te hebben beschadigd. Eiseres vordert een totaalbedrag van € 616,29, inclusief gederfde loon en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde betwist de omvang van de schade en stelt dat de banden gerepareerd hadden kunnen worden in plaats van vervangen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde op grond van artikel 6:162 lid 1 BW aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door de vernieling van de banden. De rechter oordeelt dat de facturen van de bandenleverancier authentiek zijn en dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer. De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 308,00 voor de vervangingen toe, evenals een bedrag van € 250,00 voor gederfde loon, maar wijst de benzinekosten af omdat deze niet in causaal verband staan met de vernieling.

Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 513,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en moet de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 585,84. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 10501855 CV EXPL 23-1986
Vonnis van de kantonrechter van 15 november 2023
in de zaak van
[eiseres] ,
wonend in [woonplaats] aan de [adres 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp
tegen
[gedaagde] ,
wonend in [woonplaats] aan de [adres 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.H.M. Nijsten.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het expoot van dagvaarding d.d. 2 mei 2023
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is gelast
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zijde van [eiseres] in het geding gebrachte nadere producties
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 10 oktobe 2023, waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 8 november 2023 voor vonnis.

2.De feiten

2.1.
In de nacht van 13 op 14 februari 2023 zijn twee banden van de personenauto, een Ford Ka, van [eiseres] vernield.
2.2.
[gedaagde] , die om de hoek van [eiseres] woont op minder dan een steenworp afstand, erkent dat hij de banden van de auto van [eiseres] opzettelijk heeft vernield.
Daarbij heeft [gedaagde] aangeboden de schade te herstellen en heeft hij in dat kader een bedrag van € 45,00 aan [eiseres] betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 616,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot aan de dag van voldoening, alsmede een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 111,80, een en ander onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
Het bedrag van € 616,29 is als volgt opgebouwd:
€ 308,00 hoofdsom (vervanging twee nieuwe banden)
€ 206,89 gederfd loon vanwege het 2 x 8,5 uur niet kunnen werken bij het taxibedrijf waar [eiseres] in dienst is
€ 55,00 gederfd loon vanwege het 5 uur niet kunnen werken als bezorger bij [naam]
€ 62,00 gederfd loon van de partnervan [eiseres] omdat die haar op 14 februari 2023 vanwege de vernielde banden naar Roermond heeft moeten brengen
€ 29,40 benzinekosten voor de rit naar Roermond
€ 45,00- in mindering te brengen betaling
========
€ 616,29.
3.2.
Ten aanzien van de hoofdsom voert [eiseres] aan dat [gedaagde] de banden in het
zijvlak lek heeft gestoken en dat vervanging daarom noodzakelijk was. Het vernielen van de banden is een onrechtmatige daad en [gedaagde] is daarom gehouden de daaruit voortvloeiende schade ter vergoeden. Ter onderbouwing van de omvang van de hoofdsom (€ 308,00) verwijst zij naar een kopie van een factuur (productie 5 bij exploot) van Gebruikte Banden Maastricht (GBM). Op die factuur staat tevens het navolgende genoteerd: “
oude banden vervangen door scherp voorwerp stuk gestoken aan zijkant”.Daarnaast verwijst [eiseres] naar de nagekomen productie 13, waarop op briefpapier van GBM, gedateerd op 29 september 2023, het navolgende staat genoteerd: “
bij gat in de wang (zijkant) van de band kan niet geplakt worden. Wel bij loopvlak. meneer is hier verhaal komen halen maar wij hebben hier niks mee te maken.
Ten aanzien van de gederfde loonposten, verwijst [eiseres] voor wat betreft de uurlonen van haarzelf en van haar partner naar de betreffende loonstroken die als producties in het geding zijn gebracht.
3.3.
Volgens [gedaagde] heeft hij de banden van de auto van [eiseres] met een boor in het loopvlak lek geboord, zodat deze gerepareerd (met een zogenoemde ‘prop’) hadden kunnen worden en het aldus niet nodig was ze te vervangen. Het laten repareren van de banden kost veel minder. Bovendien heeft hij ook met [eiseres] afgesproken dat zij de banden zou laten ‘plakken’ in plaats van ze te laten vervangen. [gedaagde] betwist dat [eiseres] de banden heeft laten vervangen en voert aan dat de factuur van GBM geen factuur is maar slechts een offerte. Volgens hem heeft [eiseres] de banden laten repareren voor € 27,50, aldus [gedaagde] ter zitting. Ook de overige schadeposten worden door [gedaagde] betwist.

4.De beoordeling

4.1.
Dat [gedaagde] op grond van art. 6:162 lid 1 BW gehouden is de schade te vergoeden die is ontstaan doordat hij de banden van de auto van [eiseres] heeft vernield, staat onweersproken vast. Partijen zijn het niet met elkaar eens over de omvang van de schade.
4.2.
Volgens [gedaagde] zijn de factuur en de brief van GBM zoals die in kopie door [eiseres] in het geding zijn gebracht vervalsingen, doch die stelling is verder onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter ziet geen enkele reden om aan de echtheid van die stukken te twijfelen, zodat in deze procedure tussen partijen vaststaat dat [gedaagde] de banden in de zijkanten heeft vernield en dat het daardoor onmogelijk was om ze te laten repareren. Voor zijn verweer, inhoudend dat hij de banden met een boor op het loopvlak heeft vernield, en dat [eiseres] de banden ook daadwerkelijk heeft laten repareren in plaats van heeft laten vervangen, is door hem nog geen begin van bewijs in het geding gebracht en dit verweer kan dan ook niet slagen. Het gevorderde bedrag van € 308,00 komt in dit kader niet als een onredelijk bedrag voor, zodat dit voor toewijzing gereed ligt, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente.
4.3.
Ten aanzien van de gevorderde bedragen aan gederfd loon (in totaal 323,89) overweegt de kantonrechter als volgt. De aangevoerde en met stukken onderbouwde uurlonen van [eiseres] en haar partner zijn op zichzelf onweersproken gebleven en staan daarmee in deze procedure vast. Tevens mag aangenomen worden dat door het niet kunnen gebruiken van haar auto, [eiseres] en haar partner loonschade hebben geleden. De uitleg die zij daaromtrent ter zitting hebben gegeven is door [gedaagde] niet dan wel onvoldoende betwist. Nu de omvang van de schade naar causaliteit en proportionaleit niet exact is vast te stellen, zal de kantonrechter deze onderdelen ex aequo et bono vaststellen op gezamenlijk
€ 250,00.
4.4.
Het verweer ten aanzien van de post benzinekosten slaagt wel. Die kosten was [eiseres] hoe dan ook kwijt, ook als de banden van haar auto niet waren vernield. Die post staat daarom niet in causaal verband met de onderhavige onrechtmatige daad.
4.5.
Op grond van bovenstaande overwegingen zal [gedaagde] veroordeeld worden tot betaling van € 308,00 + € 250,00 - € 45,00 = € 513,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot aan de dag van voldoening.
4.6.
Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is, in tegenstelling tot hetgeen [eiseres] daarover aanvoert, niet op de onderhavige situatie van toepassing nu het hier gaat om schade op grond van onrechtmatige daad (waar de reikwijdte van het Besluit slechts de uit overeenkomst voortvloeiende verbintenissen tot betaling van een geldsom omvat). Nu [eiseres] verder onvoldoende heeft gesteld over in dit kader verrichte werkzaamheden, komt dit onderdeel niet voor toewijzing in aanmerking. De enkele aanmaningsbrief van 17 maart 2023 waarnaar zij verwijst (productie 3 bijj exploot) is daarvoor in dit geval ontoereikend, nog daargelaten dat in die brief een onjuist (te hoog) bedrag aan incassokosten genoemd wordt (€ 200,00).
4.7.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de datum van dit vonnis begroot op € 585,84, bestaande uit € 264,00 aan salaris gemachtigde, € 214,00 aan griffierecht en € 107,84 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om € 513,00 aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de datum van dit vonnis begroot op € 585,84;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK