In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en twee gedaagden, die als maat van een maatschap optreden in hoedanigheid van bewindvoerder. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 1.790,64, dat bestaat uit een achterstand op een zorgverzekeringsovereenkomst, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij erkent de vordering, maar geeft aan dat zij wegens financiële problemen geen betalingsregeling kan treffen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn. De rechter oordeelt dat er geen schending van deze bepalingen heeft plaatsgevonden. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vordering van de eisende partij, die niet voldoende wordt betwist door de gedaagde partij, toewijsbaar is. De gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten worden eveneens toegewezen, omdat deze in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.
Het vonnis houdt in dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en dat zij ook de kosten van de procedure moet vergoeden. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.