ECLI:NL:RBLIM:2023:6951

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
10695948 AZ VERZ 23-94
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herstel van arbeidsovereenkomst na langdurige ziekte afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] met STICHTING RADAR. [verzoekster] was sinds 18 september 2006 in dienst bij Radar als Persoonlijk Begeleider, maar viel op 16 maart 2016 uit wegens ziekte (Long Covid). Na een langdurige periode van arbeidsongeschiktheid en re-integratie-inspanningen, heeft Radar op 5 juni 2023 toestemming gekregen van het UWV om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op te zeggen. [verzoekster] verzocht de kantonrechter om haar arbeidsovereenkomst te herstellen, maar de kantonrechter oordeelde dat Radar terecht had opgezegd. De rechter concludeerde dat herstel van [verzoekster] in de functie van Persoonlijk Begeleider niet binnen de verwachte termijn van 26 weken na de einddatum van de wachttijd (14 maart 2023) kon plaatsvinden. De medische rapportages gaven aan dat [verzoekster] op zijn vroegst begin 2024 weer in staat zou zijn om haar werkzaamheden te hervatten. De kantonrechter wees het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst af en veroordeelde [verzoekster] tot betaling van de proceskosten aan Radar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 10695948 AZ VERZ 23-94
Beschikking van de kantonrechter van 22 november 2023
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] aan de [adres] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. L.N. Hermans
tegen
STICHTING RADAR,
gevestigd in (6229 EG) Maastricht aan de Randwycksingel 35,
verwerende partij,
gemachtigde mr. C.A.H. Lemmens.
Partijen worden hierna [verzoekster] en Radar genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 7 september 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift
  • het op 6 november 2023 ter griffie ontvangen verweerschrift
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 16 november 2023, waar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigde van [verzoekster] aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Radar ondersteunt mensen met een (verstandelijke) beperking in Zuid-Limburg. Bij Radar werken meer dan 900 medewerkers, naast nog 550 vrijwilligers.
2.2.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1984, is sinds 18 september 2006 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van Radar voor 25,6 uur per week, vanaf 2018 in de functie van ‘Persoonlijk Begeleider’.
2.3.
Op 16 maart 2016 is [verzoekster] wegens ziekte (Long Covid) uitgevallen.
2.4.
Uit het laatste arbeidsdeskundig rapport in het kader van de ‘Beoordeling WIA’ van 30 januari 2023 (productie 2 bij verzoekschrift) van [naam arbeidsdeskundige 1] , arbeidsdeskundige, worden de navolgende passages aangehaald:

2. Onderzoeksactiviteiten
Ik heb het dossier bestudeerd.
Er heeft een intake plaatsgevonden,
Het gesprek met mevrouw [verzoekster] vond plaats op 25 januari 2023.
Het overleg met de verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] vond plaats op 20 januari 2023.
Raadpleging van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) vond plaats op 23 januari 2023.
(…)
Re-integratie-inspanningen
Werknemer is ongeschikt voor de maatmanfunctie van persoonlijk begeleider vanwege een algehele overschrijding van de belastbaarheid (zie actueel oordeel bedrijfsarts d.d. 22 november 2022.
De maatmanfunctie bleek tot nu toe niet volledig geschikt te maken middels eenvoudige organisatorische
aanpassingen en/of voorzieningen.
De werkgever (eigen risicodrager) heeft getracht middels tweesporenbeleid betrokkene te re-integreren.
Mevrouw [verzoekster] is inmiddels 5 tot 8 uur per week werkzaam in eigen en werk en daarnaast een aantal uren belast met activiteiten in het kader van spoor 2: het volgen van de cursus digitale vaardigheden.
Uit overleg met de verzekeringsarts maak ik op dat betrokkene momenteel hiermee optimaal en maximaal is belast. Het spoor 2 traject is dan ook mi. adequaat ingevuld.
De te werken uren zullen in de komende periode op geleide van herstel verder worden uitgebreid.
Bij stagnatie of terugval zal worden bezien of passend ander werk aan de orde is.
Zie hiervoor ook de arbeidsdeskundige rapportage d.d. 26 augustus 2022 van collega 3. [naam arbeidsdeskundige 2] .
Alles overziend zijn de re-integratie-inspanningen van de werkgever zijn voldoende, want er zijn steeds tijdvolgelijk de juiste stappen gezet en er zijn geen re-integratiekansen gemist.
3.2.
Belastbaarheidsgegevens
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft op 2 januari 2023 de functionele mogelijkheden van mevrouw [verzoekster] vastgesteld.
Haar beperkingen betreffen met name persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden.
Er heeft overleg plaats gehad met de verzekeringsarts. De vaststelling, aard en omvang van de
beperkingen (met name de urenbeperking en de beperking voor wat betreft persoonlijk functioneren) zijn
uitvoerig aan de orde geweest. Deze beperkingen en gevolgen daarvan voor wat betreft functieduiding en
daaruit voortvloeiend de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid zijn besproken en overwogen.
De verzekeringsarts verwacht dat de functionele mogelijkheden op termijn nog kunnen toenemen.
Bij uitbreiding moet volgens de verzekeringsarts rekening gehouden worden met een groot afbreukrisico.
Dit betekent voor werk dat zij is aangewezen op werk voor maximaal 10 uur per week, respectievelijk 4 uur per dag; zonder veelvuldige storingen/onderbrekingen, zonder veelvuldige deadlines/productiepieken, zonder hoog handelingstempo, zonder persoonlijke conflicthantering en zonder leidinggevende aspecten. Wisselende diensten, ‘s avonds/’s nachts werken en solitair werken zijn situaties/omstandigheden dien vermeden dienen te worden.
(…)
5.1.
Maatgevende arbeid
Mevrouw [verzoekster] is niet geschikt voor de maatgevende arbeid.
Haar belastbaarheid ten opzichte van de belasting in de functie wordt overschreden op de volgende punten: alleen al op grond van het gegeven dat de verzekeringsarts van mening is dat betrokkene momenteel slechts maximaal 10 uur per week met arbeid te belasten is, en betrokkene daarentegen in a de maatmanfunctie 25,06 uur per week werkzaam was, is uitoefening van de maatmanfunctie in volle omvang en breedte dientengevolge niet mogelijk.
5.2.
Gerealiseerde arbeid
Mevrouw [verzoekster] heeft inkomsten uit arbeid: zij is deels werkzaam als persoonlijk begeleider (loonvormend) en deels belast met activiteiten in het kader van spoor 2. Zij gaat op korte termijn een cursus digitale vaardigheden afronden. De te werken uren zullen in de komende periode op geleide van herstel verder worden uitgebreid.
Aangezien bij verdere uitbreiding is de nodige voorzichtigheid geboden en er volgens de verzekeringsarts rekening gehouden moet worden met een groot afbreukrisico zullen de huidige verdiensten vooralsnog worden gekort conform regelgeving. Er is mijns inziens nog geen sprake van een langdurige, structurele herplaatsing.
(…)
6. Arbeidsongeschiktheidsberekening
Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend door de hoogste verdiencapaciteit te vergelijken met het maatmaninkomen. Het maatmaninkomen is het loon dat hoort bij de maatgevende functie van gemiddeld 25,06 uur per week en bedraagt € 21,59 per uur. Er is geen verdiencapaciteit vast te stellen.
Omdat ik geen verdiencapaciteit kan vaststellen is het arbeidsongeschiktheidspercentage daarmee
vastgesteld op 100%.

7.Conclusie

Mevrouw [verzoekster] is ongeschikt voor de maatgevende arbeid. Het maatmaninkomen voor deze beoordeling is vastgesteld op € 21,59 per uur. Mevrouw [verzoekster] heeft geen verdiencapaciteit. Het arbeidsongeschiktheids-percentage in het kader van de WIA is daarmee vastgesteld op 100%.
De verzekeringsarts verwacht dat de functionele mogelijkheden op termijn nog kunnen toenemen.
De re-integratie-inspanningen van de werkgever zijn voldoende, want er zijn steeds tijdvolgelijk de
juiste stappen gezet en er zijn geen re-integratiekansen gemist.”
2.5.
Bij beschikking van het UWV van 1 februari 2023 is aan [verzoekster] een WGA- uitkering toegekend met ingang van 14 maart 2023 (einde wachttijd).
2.6.
Op 30 maart 2023 heeft de (niet bij naam genoemde) bedrijfsarts als volgt gerapporteerd (productie 1 bij verweerschrift, welke productie niet is ondertekend maar die naar aard en inhoud verder onbetwist gelaten is):
“(…)
[verzoekster] zag en sprak ik vandaag.
We stonden opnieuw stil bij de WIA beoordeling en de rapportage, die dit opleverde. We hebben met name stilgestaan bij de beoordeling door en bevindingen van de verzekeringsarts en de geduide beperkingen in de FML. Deze heb ik verwerkt door middel van een actueel inzetbaarheidsprofiel. Dit is bijgesloten.
Ze is, zoals bekend, afgekeurd voor 80 - 100% (WGA). Ik kan me goed vinden in de gestelde beperkingen door de
verzekeringsarts.
Met betrekking tot de prognose het volgende:
De medische situatie zal naar verwachting op lange termijn in belangrijke mate verbeteren.
De functionele mogelijkheden zullen naar verwachting op lange termijn in belangrijke mate toenemen.
In 2023 verwacht ik geen significante verbetering van de belastbaarheid waardoor mogelijkheden ontstaan tot een duurzame hervatting in eigen, passende of gangbare arbeid bij eigen noch bij een andere werkgever. Er is een redelijk tot goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden in de komende jaren doch niet eerder dan begin 2024. [verzoekster] gaf aan dat ze deze zienswijze begrijpt en kan plaatsen.
2.7.
Op 5 april 2023 ontving het UWV een ontslagaanvraag van Radar voor [verzoekster] wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (productie 2 bij verzoekschrift). [verzoekster] heeft bij het UWV verweer gevoerd tegen haar ontslag.
2.8.
Bij beschikking van het UWV van 5 juni 2023 is aan Radar toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op te zeggen. Radar heeft daarop bij brief van
20 juni 2023 de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de geldende opzegtermijn opgezegd tegen 1 september 2023 (productie 6 bij verzoekschrift).

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt - samengevat -:
primair:
- de arbeidsovereenkomst te herstellen vanaf 1 september 2023;
subsidiair:
  • de veroordeling van Radar om de arbeidsovereenkomst binnen 24 uur na betekening van deze beschikking te herstellen vanaf 1 september 2023 op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • de veroordeling van Radar tot loondoorbetaling vanaf 1 september 2023 met wettelijke verhoging en rente;
  • de veroordeling van Radar tot re-integratie van [verzoekster] in passende arbeid in een prikkelarme omgeving voor tien uur per week met een maximum van vier uur per dag;
  • indien de arbeidsovereenkomst niet aansluitend vanaf 1 september wordt hersteld, de voorziening te treffen dat Radar wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoekster] van het verschil tussen haar WGA- uitkering en het overeengekomen loon voor iedere maand dat de onderbreking (van de arbeidsovereenkomst) voortduurt;
  • indien de datum van herstel van het dienstverband zes maanden of langer na 1 september 2023 ligt, de voorziening te treffen dat beide arbeidsovereenkomsten samen moeten worden genomen voor alle arbeidsrechtelijke regelingen waarvoor de doorbrekingstermijn (bedoeld zal zijn: de onderbreking) van 6 maanden nadelige gevolgen kan hebben voor [verzoekster] ;
  • indien de beëindiging van het dienstverband in stand blijft, de voorziening te treffen dat Radar [verzoekster] compenseert voor de geleden en nog te leiden inkomensschade voor de duur van 1 jaar,
een en ander onder verwijzing van Radar in de proceskosten.
Ter zitting heeft [verzoekster] daarnaast nog om een billijke vergoeding verzocht ter hoogte van een jaarloon, doch de kantonrechter acht het in strijd met een goede procesorde om eerst ter zitting nog een dergelijk verzoek te doen en staat deze eiswijziging niet meer toe..
3.2.
Radar heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van art. 7:682 BW kan de kantonrechter op verzoek van een werknemer een arbeidsovereenkomst herstellen (dan wel door de werkgever laten herstellen) nadat opzegging door de werkgever met toestemming van het UWV heeft plaatsgevonden. Die toestemming is nodig in het geval de opzegging is gegrond op art. 7:669 lid 3 onder a BW (verval van arbeidsplaatsen) of - zoals in dit geval aan de orde is - op art 7:669 lid 3 onder b BW (langdurige ziekte).
4.2.
De kantonrechter kan daartoe beslissen indien hij van oordeel is dat de toestemming van het UWV ten onrechte is verleend of met die toestemming desondanks ten onrechte door de werkgever is opgezegd.
4.3.
De te beantwoorden vraag luidt of Radar zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aannemelijk is dat binnen 26 weken na datum einde wachttijd (14 maart 2023) geen herstel zal optreden en dat binnen die termijn de bedongen arbeid in aangepaste vorm kan worden verricht.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. De inhoud van de in het geding gebrachte arbeidsdeskundige rapportages in combinatie met het rapport van de bedrijfsarts van 30 maart 2023 zoals hierboven aangehaald, wijzen er immers onmiskenbaar op dat herstel van [verzoekster] in die mate dat ze de bedongen arbeid uiteindelijk weer kan verrichten - in volledige dan wel in aangepaste vorm - op zijn vroegst begin 2024 te verwachten valt. De stelling van [verzoekster] dat zij de bedongen arbeid in een aangepaste vorm binnen 26 weken na 14 maart 2023 wél weer kon verrichten, is door haar niet met medische stukken onderbouwd, zodat die stelling niet kan worden gevolgd.
[verzoekster] wijst dan nog op een aantal vacatures die de afgelopen maanden open hebben gestaan (productie 9 bij verzoekschrift), veelal dezelfde functie als de hare maar ook een paar kantoorfuncties. Naar haar zeggen heeft zij op al die vacatures gesolliciteerd, evenwel zonder dat dit tot een aanbod van een functie heeft geleid. Dat [verzoekster] die functies zou kunnen verrichten, is door Radar bij verweer voldoende gemotiveerd betwist: de functies overschrijden de belastbaarheid van [verzoekster] dan wel vereisen een opleidingsniveau dat [verzoekster] niet heeft en zij niet met een scholing van maximaal zes maanden kan behalen.
4.5.
Dat [verzoekster] door ziekte arbeidsongeschikt is geraakt, valt - dat behoeft verder geen betoog - alleszins te betreuren. Dat Radar de arbeidsovereenkomst onterecht heeft opgezegd, kan evenwel niet worden geconcludeerd uit het voorhanden zijnde dossier, dat voor een dergelijke conclusie eenvoudigweg geen enkel aanknopingspunt biedt.
4.6.
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Radar tot de datum van deze beschikking begroot op
€ 793,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Radar tot de datum van dit deze beschikking begroot op € 793,00;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK