ECLI:NL:RBLIM:2023:7318

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10654017 \ CV EXPL 23-3460
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van collegegeld door de Open Universiteit na niet-nakoming van betalingsverplichtingen door de student

In deze zaak vordert de Open Universiteit (OU) betaling van collegegeld van een student, aangeduid als [gedaagde], die zich had ingeschreven voor de cursus Inleiding Privaatrecht. De OU stelt dat de student, ondanks herhaalde aanmaningen, niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen van in totaal € 694,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De student heeft verweer gevoerd, stellende dat hij zich had aangemeld voor de cursus Inleiding Recht en dat hij onterecht de stukken voor het tweede jaar heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de student zich daadwerkelijk had aangemeld voor de cursus Inleiding Privaatrecht en dat de OU hem het cursusmateriaal heeft toegestuurd. De kantonrechter oordeelt dat de student zijn verplichtingen uit de overeenkomst moet nakomen en veroordeelt hem tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en kosten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter R.H.J. Otto op 13 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10654017 \ CV EXPL 23-3460
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak van
het publiekrechtelijk lichaam OPEN UNIVERSITEIT,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
hierna te noemen: de OU,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6
- de schriftelijke weergave (antwoord) van [gedaagde]
- de conclusie van repliek met productie 7.

2.De feiten

2.1.
De OU verzorgt opleidingen in de vorm van afstandsonderwijs. Een student die bij de OU is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de OU is op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek collegegeld verschuldigd.
2.2.
In de Inschrijvingsvoorwaarden studiejaar 2022-2023 van de OU (versie 2 mei 2022, productie 1) staan - voor zover thans van belang - voorwaarden opgesomd, onder meer met betrekking tot (sub 1.d.) inschrijving als niet aan de financiële verplichtingen is voldaan, (sub 8) betaling, (sub 10) beëindiging van de inschrijving, (sub 11) restitutie en voortijdige beëindiging aanmelding / inschrijving en (sub 14) bezwaar.
2.3.
Op 15 augustus 2022 (productie 2) heeft de OU de aanmelding voor de cursus
Inleiding Privaatrecht door [gedaagde] bevestigd. Hierin staat verder dat het wettelijk collegegeld € 672,00 en de administratiekosten € 22,00 bedragen. Het startmoment van de cursus is 1 september 2022. Onder het kopje “betalingswijze” staat dat er een eenmalige machtiging voor automatische incasso van de bankrekening van [gedaagde] is gegeven en dat het door hem gekozen aantal termijnen 6 is.
2.4.
De OU heeft bij bericht van 16 augustus 2022 (productie 3) aan [gedaagde] laten weten dat het fysieke cursusmateriaal naar hem is verzonden.
2.5.
Bij brief van 16 augustus 2022 (productie 4) heeft de OU aan [gedaagde] laten weten dat met de door [gedaagde] afgegeven incassomachtiging op resp. 6 en 27 september, 18 oktober, 8 november en 20 december 2022 een bedrag van € 115,62 en op 29 november 2022 een bedrag van € 115,90 zal worden geïncasseerd, dus in totaal € 694,00.
2.6.
Op 1 september 2022 (productie 7) heeft [gedaagde] aan de OU het volgende (elektronische) voorgelegd:
“(...) Ik was in de veronderstelling dat ik mij had aangemeld voor de cursus Inleiding Recht van de opleiding Rechtswetenschappen, maar nu blijkt dat er bij de aanmelding iets is misgegaan en dat ik ben aangemeld voor de cursus Privaatrecht. De cursus Inleiding Recht heb ik echter nodig voordat ik met de cursus Privaatrecht kan starten en de cursus Privaatrecht heeft geen dusdanig lange geldigheidsduur dat ik deze cursus aan het begin van het volgend schooljaar zou kunnen starten. Is het mogelijk om de cursus Privaatrecht te ruilen met de cursus Inleiding Recht zodat ik geen dubbele kosten hoef te maken? Indien dit niet mogelijk is, is het dan wel mogelijk om de geldigheidsduur van de cursus Privaatrecht te verlengen zodat ik deze cursus aan het begin van het volgend schooljaar alsnog kan starten zonder deze cursus opnieuw te moeten betalen? (...)”
2.7.
Bij (elektronisch) bericht van 8 september 2022 (productie 7) heeft de OU ( [naam] , werkzaam als [functie] bij de OU) aan [gedaagde] het volgende laten weten:
“(...) Ik vermoed dat er wat dingen onduidelijk zijn, die ik graag voor je wil ophelderen. Ik heb je zojuist gebeld, maar kreeg geen gehoor. Je kunt me terugbellen, of een studieadviesgesprek inplannen middels volgende link (...).
Wat betreft je vraag: de cursus Inleiding Privaatrecht en Inleiding recht: kern van het recht hebben wat betreft ingangseisen niets met elkaar te maken. Je kunt beide cursussen bestuderen, zonder er de eis wordt gesteld dat je één van de twee afgerond dient te hebben. Na afronding van de cursus Inleiding Privaatrecht, zou je dus de cursus Inleiding recht: kern van het recht kunnen gaan bestuderen. Echter licht ik graag e.e.a. telefonisch nogmaals toe. (...)”
2.8.
Bij brieven van resp. 12 en 27 september, 21 oktober, 9 november, 5 en 21 december 2022 (productie 4) heeft de OU aan [gedaagde] laten weten dat de door hem afgegeven machtiging niet heeft geresulteerd in een incasso. De OU heeft in die brieven een nieuwe uiterste betaaldatum gegeven.
2.9.
Bij brief van 11 april 2023 (productie 5 en 6) heeft de OU aan [gedaagde] - kort gezegd - laten weten dat is gebleken dat [gedaagde] ondanks herhaalde aanmaningen (te weten op 17 januari en 27 maart 2023, achter productie 5) nog steeds niet de betreffende facturen ter zake het totaalbedrag van € 694,00 heeft voldaan. Verder heeft de OU hem laten weten dat mocht hij niet binnen de gestelde termijn aan zijn betalingsverplichting voldoen, hij buitengerechtelijke kosten van € 125,96 verschuldigd is. Ten slotte heeft de OU aan [gedaagde] laten weten dat de OU zich vrij acht om zonder nadere aankondiging rechtsmaatregelen te treffen en dat alle daarmee gepaard gaande kosten geheel voor zijn rekening komen.
2.10.
[gedaagde] heeft niet betaald, waarna de OU de vordering ter incasso uit handen heeft gegeven aan Syncasso Gerechtsdeurwaarders.
2.11.
Syncasso Gerechtsdeurwaarders heeft [gedaagde] op 19 mei, 30 mei en 8 juni 2023 schriftelijk en/of telefonisch tot betaling gesommeerd.
2.12.
[gedaagde] heeft tot op heden niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
De OU vordert dat de kantonrechter van de rechtbank Limburg bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan de OU tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen € 823,32, zijnde:
  • hoofdsom € 694,00
  • meegevorderde rente € 3,36
  • buitengerechtelijke (incasso)kosten
totaal € 823,32,
te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag groot € 694,00 vanaf heden (zijnde 1 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van de OU.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij heeft zich destijds aangemeld bij de OU voor de opleiding rechten, maar kreeg de stukken voor het tweede jaar. Daarop heeft hij vaker aangegeven dat er een fout was gemaakt, maar volgens de OU kon er niets meer aan worden gedaan. [gedaagde] heeft niet betaald, omdat hij de verkeerde stukken kreeg toegezonden. Hij wilde in het eerste jaar beginnen en niet in het tweede jaar, aldus [gedaagde] .

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [gedaagde] , na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, om hem moverende reden geen conclusie van dupliek heeft genomen. Gelet daarop neemt de kantonrechter als onweersproken en daarmee vaststaand aan dat (i) [gedaagde] zich bij de OU heeft aangemeld voor de cursus Inleiding Privaatrecht, (ii) de cursussen Inleiding Recht en Inleiding Privaatrecht los van elkaar gevolgd kunnen worden en er geen eis wordt gesteld dat één van de twee afgerond moet zijn voordat aan de andere kan worden begonnen (zie rov. 2.6. en 2.7.).
4.2.
Evenmin is weersproken dat de cursus Inleiding Privaatrecht op 1 september 2022 zou starten en dat het collegegeld hiervoor € 672,00 en de administratiekosten € 22,00 bedroegen. Blijkens de (onweersproken) bevestiging van de aanmelding zou betaling van voornoemd bedrag in zes termijnen via een eenmalige machtiging voor automatische incasso plaatsvinden. De kantonrechter neemt het voorgaande eveneens als vaststaand aan.
4.3.
Voor zover [gedaagde] met zijn verweer dat hij zich heeft aangemeld voor de “opleiding recht” heeft bedoeld te stellen dat hij zich heeft aangemeld voor de cursus “Inleiding Recht”, volgt de kantonrechter dit verweer niet, nu dit uit geen enkel feit of omstandigheid is gebleken. Dat [gedaagde] in het contact met de OU op 1 september 2022 (zie rov. 2.6.) aangaf te veronderstellen zich bij de cursus Inleiding Recht te hebben aangemeld en dat hij eerst die cursus moet afronden voordat hij de cursus Inleiding Privaatrecht kan doen, hetgeen volgens de OU echter niet het geval is (zie rov. 2.7.), biedt evenmin aanknopingspunten voor een dergelijke conclusie.
4.4.
Het is de kantonrechter niet duidelijk welk cursusmateriaal [gedaagde] bedoelt met zijn verweer dat hij “de stukken voor het tweede jaar” ontving. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld cursusmateriaal voor de cursus Inleiding Privaatrecht te hebben ontvangen, dan kan niet worden geconcludeerd dat er een “foutje” is gemaakt door de OU, nu het [gedaagde] zelf was die zich voor die cursus bij de OU heeft aangemeld.
4.5.
[gedaagde] heeft verder gesteld, hij “vaker” bij de OU heeft aangegeven dat er een “foutje” was gemaakt, waaraan volgens de OU niets meer gedaan zou kunnen worden, zonder dit met feiten en omstandigheden te onderbouwen, zodat de kantonrechter hieraan voorbijgaat.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat (i) [gedaagde] zich heeft aangemeld bij de OU voor de cursus Inleiding Privaatrecht, die € 694,00 kostte, (ii) de OU het cursusmateriaal voor die cursus naar [gedaagde] heeft gestuurd en (iii) [gedaagde] het voornoemde cursusmateriaal daadwerkelijk heeft ontvangen. Gelet hierop moet [gedaagde] zijn deel van de tussen hem en de OU tot stand gekomen overeenkomst nakomen, te weten betalen van het totaalbedrag van € 694,00. De kantonrechter zal [gedaagde] hiertoe veroordelen.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke (incasso)kosten liggen als onweersproken voor toewijzing gereed.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de OU begroot op:
  • kosten exploot € 130,49
  • griffierecht € 322,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 716,49

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de OU tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen
€ 823,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 694,00 vanaf de dag der dagvaarding (1 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van de OU begroot op € 716,49, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van de OU,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.
JC