ECLI:NL:RBLIM:2023:7321

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10696191 \ CV EXPL 23-3869
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremie en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen CZ Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. CZ vorderde betaling van een bedrag van € 284,37, bestaande uit een hoofdsom van € 241,50, wettelijke rente van € 2,87 en buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. De gedaagde had geen inhoudelijk verweer gevoerd en had ook geen conclusie van dupliek ingediend, ondanks dat zij daartoe was uitgenodigd. De kantonrechter oordeelde dat er geen juridische grondslag was voor de gedaagde om het mandaat van de kantonrechter te eisen. CZ had haar vordering voldoende onderbouwd en de gedaagde had deze niet weersproken, waardoor de vordering voor toewijzing in aanmerking kwam. De kantonrechter heeft de wettelijke rente over het openstaande bedrag toegewezen, evenals de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, aangezien deze in overeenstemming waren met de geldende regelgeving. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van CZ op € 417,86 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10696191 \ CV EXPL 23-3869
Vonnis van de kantonrechter van 13 december 2023
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder genoemd CZ en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 11 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
CZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 284,37, te vermeerderen met rente en proceskosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert CZ (samengevat) het volgende aan.
CZ heeft op grond van een met [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst € 241,50 bij [gedaagde] in rekening gebracht, die zij niet heeft betaald. CZ berekent de wettelijke rente over dit bedrag tot 23 augustus 2023 op € 2,87. Voorts stelt CZ dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 40,00 voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
2.3.
[gedaagde] voert het volgende verweer.
Zij wil het mandaat van de kantonrechter zien.
2.4.
CZ heeft bij repliek haar vordering nader uitgewerkt en het verweer van [gedaagde] als volgt besproken.
Aangezien [gedaagde] geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, kan CZ geen aanvullende reactie geven. Zij handhaaft haar vordering.
2.5.
[gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen.

3.De beoordeling

3.1.
Er bestaat geen juridische grondslag voor de rechter om op verzoek van een partij zijn mandaat te tonen. CZ heeft haar vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd, en [gedaagde] heeft deze ook niet weersproken, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.2.
De wettelijke rente - waaronder een bedrag van € 2,87 aan wettelijke rente berekend tot 23 augustus 2023 (= datum van dagvaarding) - over het totale openstaande bedrag wordt ook toegewezen, omdat CZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en deze ook niet door [gedaagde] wordt weersproken.
3.3.
CZ maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van CZ de veertiendagenbrief aan [gedaagde] verzonden heeft en [gedaagde] de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.4.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 284,37, bestaande uit:
- € 241,50 aan hoofdsom
- € 2,87 aan vervallen wettelijke rente
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 241,50 vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.5.
[gedaagde] zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van CZ worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,86
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 417,86

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 284,37, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 241,50 vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van CZ gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 417,86,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC