In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpunt en een gedaagde huurder. Woonpunt vorderde ontruiming van de door de gedaagde gehuurde woonruimte, omdat deze zich niet als een goed huurder zou hebben gedragen. De gedaagde had schade aan de woning veroorzaakt door het verwijderen van stucwerk en had zich agressief gedragen tegenover medewerkers van Woonpunt. De procedure begon met een dagvaarding op 20 november 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 november 2023.
De kantonrechter oordeelde dat Woonpunt niet voldoende had aangetoond dat de schade aan de muren volledig aan de gedaagde te wijten was. Er was onduidelijkheid over de oorzaak van het afbrokkelen van het stucwerk, en de gedaagde had aangevoerd dat dit niet opzettelijk was gebeurd. Daarnaast was er slechts één incident van agressief gedrag van de gedaagde vastgesteld, dat plaatsvond op 6 september 2023, en de kantonrechter vond dit onvoldoende om de ontruiming te rechtvaardigen.
De begeleidingsovereenkomst, die onlosmakelijk verbonden was met de huurovereenkomst, was nog steeds van kracht, wat betekende dat de huurovereenkomst niet automatisch eindigde. De kantonrechter concludeerde dat, hoewel het gedrag van de gedaagde onacceptabel was, dit niet leidde tot een tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. Daarom werden de vorderingen van Woonpunt afgewezen, en werd Woonpunt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde.