ECLI:NL:RBLIM:2023:7405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
ROE 21/2429
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag door gemeente Leudal wegens te late indiening en geen toepassing hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 november 2023 uitspraak gedaan over het beroep van Stichting Zwembad 't Ligteveld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal, dat de subsidieaanvraag van de stichting voor het jaar 2021 had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag te laat was ingediend en dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen. De stichting had eerder ook een te late aanvraag ingediend voor het jaar 2019, maar de rechtbank stelde vast dat dit geen ondubbelzinnige toezegging voor toekomstige aanvragen betekende. De rechtbank concludeerde dat de gemeente voldoende had gemotiveerd waarom de Covid-19 problematiek niet leidde tot toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de subsidieaanvraag in stand bleef. De stichting kreeg geen griffierecht terug en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2429

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

Stichting Zwembad 't Ligteveld, uit Neer, eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.M. Handring),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal, verweerder

(gemachtigde: E. Barentsen).

Zitting

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiseres, tegen het besluit van verweerder van 27 juli 2021. Met dat besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres van subsidie op grond van de Algemene subsidieverordening van de gemeente Leudal (hierna: de Subsidieverordening) afgewezen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
3. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing

Beslissing

4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de subsidieaanvraag in stand blijft en verweerder dus geen subsidie aan eiseres hoeft te verlenen voor het jaar 2021. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Motivering van de uitspraak

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder met het bestreden besluit bij de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres voor het jaar 2021 is kunnen blijven. Verweerder heeft de subsidieaanvraag van eiseres afgewezen omdat deze te laat is ingediend. Verweerder heeft in het kader van de hardheidsclausule financiële stukken opgevraagd bij eiseres. Nu daaruit bleek dat eiseres over reserves beschikt, heeft verweerder geen aanleiding gezien om toch subsidie toe te kennen. De rechtbank beoordeelt dit besluit aan de hand van de beroepsgronden die door eiseres naar voren zijn gebracht.
6. Door eiseres is naar voren gebracht dat in de primaire beslissing op de aanvraag niets is gezegd over de te late indiening van de aanvraag en dat de beslissing op het bezwaar daardoor een verrassingsbeslissing was. Deze beroepsgrond is feitelijk onjuist en door de gemachtigde van eiseres ter zitting ingetrokken.
7. Tijdens de zitting heeft eiseres er op gewezen dat zij ten aanzien van het jaar 2019 ook te laat een subsidieaanvraag heeft ingediend. Ook toen heeft verweerder financiële stukken opgevraagd, waaruit bleek dat eiseres over reserves beschikte. Verweerder heeft toen echter wel de gevraagde subsidie verleend. Eiseres wijst verder op een motie van verweerder uit 2015 waarin staat dat tot dat er een definitief besluit is omtrent de ontwikkeling van Maasveld, rekening moet worden gehouden met jaarlijks € 40.000,- subsidie voor eiseres. Daarmee is het vertrouwen gewekt dat eiseres ondanks een te late aanvraag toch subsidie zou krijgen.
7.1.
Voor zover eiseres hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, volgt de rechtbank haar daarin niet. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel dient er allereerst sprake te zijn van een ondubbelzinnige toezegging van het bestuursorgaan. In onderhavig geval is dit niet aan de orde. Verweerder heeft de aanvraag voor 2019 op zijn eigen merites beoordeeld en heeft er toen voor gekozen om de hardheidsclausule toe te passen. Dat is geen toezegging inzake toekomstige subsidieaanvragen. Te meer niet, nu eiseres er juist in de betreffende subsidiebeschikking op is gewezen dat zij de subsidieaanvraag tijdig moet indienen en dat een te laten indiening grond kan zijn voor weigering van de subsidie. Dat in de door eiseres aangehaalde motie staat dat er jaarlijks rekening moet worden gehouden met de subsidie betekent niet dat de voorwaarden uit de Subsidieverordening niet meer van toepassing zijn. Ook dat is dus geen ondubbelzinnige toezegging tot het verlenen van subsidie, ook in het geval de aanvraag te laat wordt gedaan.
7.2.
Voor zover eiseres een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel komt de rechtbank tot het oordeel dat in dit geval geen sprake is van gelijke gevallen. Het gaat hier namelijk om aanvragen van verschillende jaren, verschillende hoogtes van reserves en andere ontwikkelingen. Het belangrijkste verschil voor de rechtbank is dat eiseres met de subsidiebeschikking over 2019 is gewaarschuwd voor de mogelijke consequenties van het te laat indienen van een subsidieaanvraag. Eiseres was er bij de voorliggende aanvraag dus van op de hoogte dat een harde deadline van toepassing is.
8. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom een verwijzing naar de in 2019 spelende Covid-19 problematiek niet tot toepassing van de hardheidsclausule heeft geleid. Eiseres heeft niet laten blijken of concreet onderbouwd dat het voor haar niet mogelijk was om op basis van een voorlopige begroting (tijdig) een subsidieaanvraag in te dienen, of op zijn minst daarover in overleg te treden met verweerder. De enkele verwijzing naar de onzekere situatie van destijds is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023 .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 19 december 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.