In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser in conventie] en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] over een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] huurt sinds 1 maart 2016 de bedrijfsruimte van [eiser in conventie], maar heeft vanaf juni 2021 de huur niet meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 23.250,00. [eiser in conventie] heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd, evenals betaling van de achterstallige huur en proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand van meer dan drie maanden ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voerde aan dat er gebreken aan het gehuurde waren, zoals lekkages, die een gerechtvaardigde opschorting van de huur rechtvaardigden. De rechter oordeelde echter dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet de juiste juridische stappen had ondernomen om huurprijsvermindering of herstel van gebreken te vorderen. De vorderingen van [eiser in conventie] werden toegewezen, met een ontruimingstermijn van veertien dagen.
In reconventie vorderde [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] schadevergoeding van [eiser in conventie] wegens waterschade en gederfde omzet, maar deze vorderingen werden afgewezen. De rechter oordeelde dat het causale verband tussen de lekkage en de gestelde schade onvoldoende was aangetoond. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser in conventie].