ECLI:NL:RBLIM:2023:7486

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10170474 \ CV EXPL 22-4617
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verbintenis uit andere bron dan overeenkomst; zaakwaarneming en vochtproblemen bij woningverkoop

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een vervangende schadevergoeding van gedaagde, een besloten vennootschap, wegens aanhoudende vochtproblemen in de woning die zij van Wonen Zuid hebben gekocht. De procedure begon met een dagvaarding op 21 oktober 2022 en omvatte verschillende mondelinge behandelingen en deskundigenonderzoeken. De kern van het geschil draait om de vraag of gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden die zij in opdracht van Wonen Zuid heeft verricht om het vochtprobleem te verhelpen. Eisers stellen dat gedaagde niet heeft voldaan aan de garantie die op de werkzaamheden rustte, terwijl gedaagde betwist dat er sprake is van een tekortkoming.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opdracht van Wonen Zuid aan gedaagde niet verder reikte dan het uitvoeren van specifieke werkzaamheden, zoals het repareren van het voegwerk en het aanbrengen van een indekking. De deskundigenrapporten die door eisers zijn ingediend, bevestigen dat de werkzaamheden technisch goed zijn uitgevoerd, maar wijzen op esthetische tekortkomingen. De kantonrechter concludeert dat er geen toerekenbare tekortkoming van gedaagde is vastgesteld, waardoor de vorderingen van eisers worden afgewezen. Gedaagde wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers.

In reconventie vordert gedaagde een schadevergoeding van eisers, maar ook deze vorderingen worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De proceskosten in zowel conventie als reconventie worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10170474 \ CV EXPL 22-4617
Vonnis van de kantonrechter van 20 december 2023
in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

en
2.
[eiseres sub 2]
beiden wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.T.J.W. van Heumen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederende bij haar directeur [naam directeur] .
Partijen worden hierna [eisers] (eisers gezamenlijk) en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 21 oktober 2022;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
- de beslissing (bij brief) waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 januari 2023, waarbij partijen hun standpunten nader hebben toegelicht (de gemachtigde van [eisers] aan de hand van een pleitnota) en in overleg met partijen is afgesproken dat [eisers] stichting Wonen Zuid zou dagvaarden en na aanbrengen van die dagvaarding om rolvoeging zou verzoeken van die procedure met de onderhavige procedure;
- de akte aan de zijde van [eisers] over het vervolg van deze procedure;
- de rolvoeging van de onderhavige procedure met de procedure in de zaak van [eisers] tegen Wonen Zuid met zaaknummer 10382450;
- de beslissing (bij brief) waarbij een mondelinge behandeling is bepaald in beide zaken;
- de akte aan de zijde van [eisers] waarbij een aanvullende productie in het geding is gebracht;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 september 2023 in beide zaken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft met Wonen Zuid op 30 januari 2019 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het adres [adres] in [woonplaats] . Sinds 2006 tot aan de koop huurde [eisers] deze woning van Wonen Zuid. De woning is op 2 april 2019 notarieel geleverd aan [eisers] .
2.2.
Voorafgaand aan het ondertekenen van de koopovereenkomst werd op 5 december 2018 in opdracht van Wonen Zuid een bouwkundige keuring van de woning uitgevoerd. In het keuringsrapport werd opgemerkt dat op de begane grond in de keuken boven de vloer vochtplekken zichtbaar waren. Een mogelijke oorzaak hiervan was, volgens de deskundige, het ontbreken van indekking bij de aanzet van het gevelwerk in de zijgevel.
2.3.
Wonen Zuid heeft naar aanleiding van dit keuringsrapport aannemersbedrijf [gedaagde] ingeschakeld om advies te geven over de noodzakelijke werkzaamheden aan de zijgevel. Een onderaannemer van [gedaagde] , Zuid Gevelonderhoud, heeft de werkzaamheden begin januari 2019 uitgevoerd. De uitgevoerde werkzaamheden bestonden uit het repareren van het voegwerk van de zijgevelspits en het aanbrengen van een indekking tot het binnenblad.
2.4.
In artikel 24 van de koopovereenkomst is het volgende opgenomen: “
Verkoper heeft voor eigen rekening opdracht verstrekt aan aannemer [gedaagde] om het bestaande vochtprobleem in de zijgevel van de woning te verhelpen. Hierbij gaat het om het aanbrengen van een indekking tot het binnenblad en het repareren van het voegwerk. De verstrekte garantie op de uitgevoerde werkzaamheden gaat over naar koper. Naast deze garantie kan koper op geen enkele wijze aanspraak doen op enige extra vergoedingen of claims.
2.5.
[eisers] heeft op enig moment zelf contact opgenomen met [gedaagde] omdat hij ontevreden was over de metselwerkzaamheden die door Zuid Gevelonderhoud waren uitgevoerd. [gedaagde] en Zuid Gevelonderhoud waren het met [eisers] eens dat het metselwerk niet netjes was uitgevoerd en dat dit onder de verstrekte garantie vernieuwd zou worden. Het herstellen van het metselwerk was gepland op 9 april 2019 maar werd door [eisers] uitgesteld omdat hij een second opinion wilde inwinnen, bij de heer [naam 1] van Bouwburo Zuid.
2.6.
Op 5 augustus 2019 is gestart met het vervangen van het metselwerk. [eisers] heeft daarbij, in overleg met de heer [naam 1] van Bouwburo Zuid, verzocht om de eerder geplaatste indekking te verwijderen, de spouw geheel te reinigen en ventilatieroosters in de gevel aan te brengen. Deze werkzaamheden zijn, zonder extra kosten voor [eisers] , door Zuid Gevelonderhoud uitgevoerd.
2.7.
In september 2019 heeft [eisers] bij Wonen Zuid gemeld dat het voegwerk vlekken vertoonde en een afwijkende kleur had van de rest van de gevel en dat hij nog steeds niet tevreden was over de uitgevoerde werkzaamheden.
2.8.
Op 3 juli 2020 werd, op initiatief van [eisers] , een eerste deskundigenonderzoek uitgevoerd door Vochtweringen Nederland. Het onderzoek vond plaats in het bijzijn van [eisers] en de heer [naam directeur] , directeur van [gedaagde] .
Vochtweringen Nederland stelde als volgt vast (productie 7 bij dagvaarding):
- er was geen duurzame impregneer op de gevel aangebracht;
- er was een cementsluier ontstaan aan de geveloppervlakte na uitvoering voegwerk.
2.9.
Op 21 januari 2021 is op verzoek van [eisers] een tweede deskundigenonderzoek uitgevoerd. Dit keer door Eff Eff Bouwpathologie. Namens [gedaagde] waren de heer [naam directeur] en de heer [naam 2] aanwezig bij dit onderzoek.
Eff Eff Bouwpathologie stelde als volgt vast (productie 8 bij dagvaarding):
- het voegwerk is niet functioneel uitgevoerd en er is sprake van tintverschil;
- er is sprake van een lichte cementsluier over de topgevel en de lagere delen van de zijgevel;
- de ventilatieroosters aan de onderzijde in de spouwmuren zijn onjuist toegepast doordat verzuimd is om in evenredigheid ook aan de bovenzijde van de gevels openingen aan te brengen;
- de indekking is – in overleg – niet geplaatst.
2.10.
Per brief van 21 september 2021 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] gesommeerd om binnen zeven dagen na datum schrijven over te gaan tot het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden zoals genoemde in het deskundigenrapport van Eff Eff Bouwpathologie. Grauwbouw heeft geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
2.11.
Per brief van 26 september 2021 heeft de gemachtigde van [eisers] van [gedaagde] een vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:87 BW gevorderd van € 9.735,24 inclusief btw en [gedaagde] gesommeerd om dit bedrag binnen één week na datum brief te voldoen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.735,24 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente van 22 september 2021 of vanaf een door de kantonrechter te bepalen datum tot aan de dag van volledige betaling, de buitengerechtelijke incassokosten van € 861,76, de expertisekosten van € 1.708,52 en de proces- en nakosten.
In reconventie
3.2.
[gedaagde] vordert bij vonnis, [eisers] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.900,00 exclusief btw als vergoeding voor de uren van de medewerkers en de kosten voor het inwinnen van juridisch advies. Tevens vordert [gedaagde] , op straffe van een boete, [eisers] te verbieden op enigerlei wijze contact met [gedaagde] op te nemen.
In conventie en reconventie
3.3.
Partijen voeren over en weer verweer en concluderen beiden tot afwijzing van elkaars vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang in deze
procedure, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
[eisers] verwijt [gedaagde] dat nog steeds sprake is van een vochtprobleem terwijl de opdracht van Wonen Zuid aan [gedaagde] was dat ‘het vochtprobleem’ zou worden verholpen. Hierdoor is sprake van een toerekenbare tekortkoming en heeft [eisers] recht op een vervangende schadevergoeding ter hoogte van het door Eff Eff Bouwpathologie geraamde en geïndexeerde herstelbedrag, aldus [eisers] .
4.2.
De vraag is of [gedaagde] een algemene opdracht van Wonen Zuid heeft aanvaard om ‘het vochtprobleem’ te verhelpen of dat deze opdracht beperkter was dan dat. De kantonrechter overweegt als volgt: Tussen partijen is niet vastgelegd wat de aard, de omvang en de oorzaak van het bestaande vochtprobleem was. Naar aanleiding van de opmerking in het keuringsrapport van 5 december 2018 over de vochtplekken in de zijgevel van de woning, heeft [gedaagde] op verzoek van Wonen Zuid een advies uitgebracht over de noodzakelijke werkzaamheden aan de zijgevel. Mede gelet op de verklaringen van [eisers] en van de heer [naam 3] van Wonen Zuid ter mondelinge behandeling van 14 september 2023 is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Wonen Zuid vervolgens aan [gedaagde] een algemene opdracht heeft gegeven om ‘het vochtprobleem’ te verhelpen. De opdracht van Wonen Zuid aan [gedaagde] strekte niet verder dan het uitvoeren van de door [gedaagde] aan Wonen Zuid geadviseerde werkzaamheden. Dat advies luidde: het uitkappen en opnieuw voegen van de zijgevelspits, het meter om meter uithalen van de onderkant van de gevel en vervolgens indekken tot het binnenblad en het impregneren van de gehele zijgevel. Op nadrukkelijk verzoek van [eisers] is de gevel niet geïmpregneerd.
[eisers] mocht dan ook enkel verwachten dat [gedaagde] deze geadviseerde werkzaamheden zou uitvoeren en niet meer dan dat. Ook de in artikel 24 van de koopovereenkomst genoemde garantie reikt niet verder dan de uitvoering van deze specifieke werkzaamheden.
4.3.
Gelet op het voorgaande kan een eventuele tekortkoming door [gedaagde] alleen op die specifieke werkzaamheden betrekking hebben. [eisers] heeft twee deskundigen de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden laten onderzoeken. De eerste deskundige, Vochtweringen Nederland, heeft enkel opgemerkt dat er geen impregneer op de gevel was aangebracht en dat een cementsluiter was ontstaan aan de geveloppervlakte na uitvoering van het voegwerk. De deskundige vermeldt in zijn rapport expliciet dat het voegwerk technisch goed is uitgevoerd en dat de oorzaak van het vochtprobleem volgens hem is gelegen in het ontbreken van duurzame impregneer op de gevel en het ontbreken van doorgaande ventilatie binnen in de woning (keuken). Technisch doet de cementsluier geen afbreuk aan de uitgevoerde werkzaamheden, dit is enkel een esthetisch probleem.
De tweede deskundige, Eff Eff Bouwpathologie, heeft geconstateerd dat er geen sprake is van schade aan de gevel zodat de functionaliteit van de gevel nog in orde is maar dat er (wederom) esthetisch gezien wel sprake is van kleurverschil en een (lichte) cementsluier.
4.4.
Hoewel deze rapporten op eenzijdig verzoek van [eisers] tot stand zijn gekomen, kan naar het oordeel van de kantonrechter toch acht worden geslagen op de inhoud daarvan. De heer [naam directeur] was immers bij de uitgevoerde onderzoeken aanwezig, heeft de nodige opmerkingen kunnen maken en heeft de inhoud van de rapporten niet betwist. Van de juistheid van de bevindingen in de rapporten kan derhalve in deze procedure worden uitgegaan.
4.5.
Uit de rapporten trekt de kantonrechter de conclusie dat het niet is komen vast te staan dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de aan haar door Wonen Zuid opgedragen werkzaamheden. Beide deskundigen concluderen immers dat er technisch gezien niets mis is met het voegwerk. Bovendien is op vraag van [eisers] zelf de eerder geplaatste indekking weer verwijderd en zijn er ventilatieroosters in de gevel aangebracht. Het voegwerk had – esthetisch gezien – wellicht beter gekund maar daar kan ook het door [eisers] weigeren van het impregneren van de gevel debet aan zijn.
4.6.
Nu niet is komen vast te staan dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] jegens [eisers] , kan ook geen sprake zijn van vervangende schadevergoeding zoals door [eisers] gevorderd. De kantonrechter zal deze vordering dan ook afwijzen. Hetzelfde geldt voor de nevenvorderingen (rente, buitengerechtelijke incassokosten en expertisekosten).
Proceskosten in conventie
4.7.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten in conventie, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op € 100,00 aan reis – en verblijfskosten.
In reconventie
4.8.
[gedaagde] heeft onvoldoende aanknopingspunten verschaft om aan te kunnen nemen dat zij schade heeft geleden dan wel kosten heeft gemaakt en heeft eveneens onvoldoende gesteld of bewezen dat en op welke grond die kosten dan voor rekening van [eisers] zouden moeten komen. Hetzelfde geldt voor het gevorderde verbod: [gedaagde] heeft niets gesteld waarom dit verbod zou moeten worden toegewezen. De kantonrechter zal beide vorderingen dan ook afwijzen wegens onvoldoende onderbouwd.
Proceskosten in reconventie
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten in reconventie, aan de zijde van [eisers] tot de datum van dit vonnis begroot op € 330,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijs de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 100,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisers] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 330,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
LC