ECLI:NL:RBLIM:2023:7490

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10599324 CV EXPL 23-2890
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en herstel van gebreken in woonruimte; proceskostenveroordeling na intrekking van vordering

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, en [gedaagde]. De procedure betreft een vordering van [eiseres] tot herstel van gebreken aan de woonruimte die zij huurt van [gedaagde]. De Huurcommissie had eerder de huurprijs met 40% verlaagd vanwege schimmelproblemen. [gedaagde] voerde aan dat hij herhaaldelijk heeft geprobeerd de gebreken te herstellen, maar dat [eiseres] dit belemmert, en vroeg om afwijzing van de vordering.

Tijdens de mondelinge behandeling kwamen partijen overeen dat [eiseres] de aannemer van [gedaagde] toegang zou verlenen tot de woning om de gebreken te verhelpen. Later heeft [eiseres] laten weten dat de gebreken zijn verholpen en dat zij de procedure intrekt. De kantonrechter oordeelde dat er geen inhoudelijke vordering meer overbleef, maar dat [gedaagde] nog wel recht had op proceskostenvergoeding, aangezien [eiseres] de vordering had ingetrokken.

De kantonrechter heeft [eiseres] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], vastgesteld op € 160,00, en ook in de kosten van het incident, vastgesteld op € 80,00. De uitspraak benadrukt het beginsel dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten wordt veroordeeld, en dat schuldeisersverzuim kan leiden tot een afwijzing van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10599324 CV EXPL 23-2890
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiseres], rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar bewindvoerder
[naam bewindvoerder], van de
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR SOCIALE KREDIETVERLENING EN SCHULDHULPVERLENINGh.o.d.n.
KREDIETBANK LIMBURG,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L.N. Hermans,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.G. van Ek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening
- de conclusie van antwoord tevens antwoord in incident
- de aanvullende stukken ten behoeve van de mondelinge behandeling van [eiseres]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 september 2023 tevens inhoudende mondelinge uitspraak in het incident ex artikel 223 Rv
- de akte van [eiseres] tevens inhoudende een intrekking van de procedure
- de akte van [gedaagde] inhoudende dat een nieuwe mondelinge behandeling niet nodig is
- het bericht van [gedaagde] inhoudende dat [gedaagde] vonnis wenst.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding heeft [eiseres] gevorderd om gebreken aan de woonruimte, die [eiseres] krachtens een huurovereenkomst van [gedaagde] huurt, te herstellen. Wegens die gebreken (schimmel) heeft de Huurcommissie de huurprijs met 40% verlaagd. [gedaagde] heeft zich bij antwoord beroepen op schuldeisersverzuim in de zin dat [gedaagde] herhaaldelijk heeft getracht tot herstel over te gaan, maar dat [eiseres] juist herstel belemmert. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, kosten rechtens (de kantonrechter lees: met een verzoek tot veroordeling in de proceskosten).
2.2.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen onder meer overeengekomen dat [eiseres] de aannemer van [gedaagde] toegang zal verschaffen tot de woning om de door de Huurcommissie vastgestelde gebreken te herstellen, en dat partijen de kantonrechter vervolgens erover zullen berichten of een nieuwe mondelinge behandeling is gewenst (of dat de procedure wordt ingetrokken of vonnis kan worden gewezen). De kantonrechter heeft de zaak in afwachting van dat bericht aangehouden.
2.3.
[eiseres] heeft daarna bij akte laten weten dat de gebreken zijn verholpen en dat zij daarom de procedure intrekt (de kantonrechter: bij gebrek aan belang). Door de intrekking van de vordering resteert er geen inhoudelijke vordering meer waarover de kantonrechter een beslissing dient te nemen. Aangezien [gedaagde] vervolgens heeft aangegeven niet in te stemmen met doorhaling op de rol, terwijl er ook geen tegeneis voorligt, begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] nog een proceskostenveroordeling vraagt, zoals al verzocht.
2.4.
Op grond van artikel 237 Rv wordt de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld in de kosten veroordeeld. In beginsel dient [eiseres] , als de partij die ervoor heeft gekozen om in rechte een vordering in te stellen en deze vervolgens heeft ingetrokken, te worden veroordeeld in de aan de zijde van [gedaagde] gevallen kosten. De kantonrechter ziet zich voor de vraag of er aanleiding is om van dat beginsel af te wijken. Dat partijen op de mondelinge behandeling, met tussenkomst van de kantonrechter, een regeling hebben bereikt, waarmee [gedaagde] uiteindelijk feitelijk heeft voldaan aan hetgeen door [eiseres] is gevorderd, maakt hier in ieder geval niet dat [gedaagde] de in het ongelijk gestelde partij zou zijn. De kantonrechter maakt hiervoor (toch) een korte inhoudelijke uitstap.
2.5.
Gelet op het verhandelde is niet in geschil dat de oorzaak van de schimmel was gelegen in een lekkage in het appartement boven de woning van [eiseres] (dat destijds gehuurd werd door de zus van [eiseres] ) en dat [gedaagde] , nadat hij middels een ontruimingsprocedure de toegang had gekregen tot dit bovengelegen appartement, de oorzaak heeft laten wegnemen. Vanaf dat moment diende nog het plafond in het trappenhuis, dat (oude) vochtplekken vertoonde, (opnieuw) te worden behandeld. Partijen hebben hierover gecorrespondeerd.
2.6.
De kantonrechter stelt voorop dat van schuldeisersverzuim sprake is wanneer nakoming van een verbintenis verhinderd wordt doordat de schuldeiser de daartoe noodzakelijk medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van de zijde van de schuldeiser opkomt, tenzij de oorzaak van de verhindering niet aan de schuldeiser kan worden toegerekend (artikel 6:58 BW). [gedaagde] stelt in dit verband dat de aannemer reeds vier keer een bezoek heeft gebracht aan de woning van [eiseres] , maar dat hem telkens geen toegang werd verschaft. [gedaagde] verwijst hiervoor naar stukken van de aannemer die als producties zijn ingebracht. [eiseres] heeft dit als zodanig niet (gemotiveerd) weersproken. Zij stelt slechts dat zij aanwezig was en dat zij haar hadden kunnen bellen. De door [eiseres] nog ingebrachte producties zien op de periode tot medio 2022, en daarmee ruim vóór de periode waar het hier om gaat. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat [eiseres] (inderdaad) in schuldeisersverzuim verkeerde, terwijl [gedaagde] (wel degelijk) bereid was om de gebreken te herstellen. Het beroep op schuldeisersverzuim zou, ingeval van een inhoudelijke beoordeling, aldus doel hebben getroffen.
2.7.
De kantonrechter ziet aldus aanleiding om [eiseres] te veroordelen in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 160,00 (2 punten x € 80,00).
2.8.
Op de mondelinge behandeling is reeds afwijzend beslist op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (omdat er geen sprake is van connexiteit tussen de verzochte voorziening, het tegengaan van overlast van de bovenburen, en de hoofdzaak, het herstel van gebreken). De kantonrechter constateert dat daarbij (nog) geen beslissing is gegeven over de proceskosten, terwijl [gedaagde] in zijn conclusie in het incident daar wel om heeft verzocht. [eiseres] zal daarom alsnog als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld. De kantonrechter zal 1 punt toekennen voor de conclusie van antwoord in het incident (en geen punt voor de mondelinge behandeling omdat dit bij die gelegenheid niet of nauwelijks aan de orde is gekomen), met tarief onbepaald.
2.9.
Een uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring is door [gedaagde] niet verzocht.
afsluitend
2.10.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat partijen op de mondelinge behandeling eveneens zijn overeengekomen dat, indien de gebreken zoals die zijn vastgesteld door de Huurcommissie zijn verholpen - deze voorwaarde is aldus ingetreden - , [eiseres] vanaf
1 november 2023 weer de volledige huurprijs betaalt. De kantonrechter gaat er aldus vanuit dat [eiseres] inmiddels weer de volledige huurprijs betaalt. Van de kant van [gedaagde] kan worden verlangd dat hij de melding over de overlast oppakt, nu hij in ieder geval middels deze procedure ermee bekend is geworden. Dat het verzoek wegens het ontbreken van connexiteit is afgewezen (en daarmee niet inhoudelijk is beoordeeld), maakt dit niet anders.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verstaat dat de vorderingen van [eiseres] op [gedaagde] zijn ingetrokken,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 160,00,
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten in het incident, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 80,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
NIv