ECLI:NL:RBLIM:2023:7498

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
ROE 23/1291
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.E.J. van Sprakel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening huurtoeslag wegens ontbreken spoedeisend belang

Op 22 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Belastingdienst Toeslagen. Het verzoeker betreft een voorlopige voorziening in het kader van een geschil over huurtoeslag voor het jaar 2018. De Belastingdienst had eerder bepaald dat verzoeker geen recht had op huurtoeslag, omdat er geen sprake zou zijn van onderhuur en het verzoek te laat was ingediend. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij in een financieel benarde situatie verkeert.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker geen objectieve en verifieerbare stukken heeft overgelegd die een acute financiële noodsituatie aantonen. De rechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verzoeker na afloop van de bodemzaak mogelijk alsnog het bedrag kan terugkrijgen, indien het besluit in beroep wordt vernietigd. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de argumenten van verzoeker niet voldoende zijn om aan te nemen dat het bestreden besluit in beroep geen stand zal houden.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. van Sprakel, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 1291

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2023

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , verzoeker

en

de Belastingdienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. A. Huizinga en A.W. van der Meer).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers verzoek om verweerders besluit van 23 november 2022, waarbij is bepaald dat eiser over het jaar 2018 geen recht heeft op huurtoeslag, te herzien afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 21 juni 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verzoeker gelegenheid te geven nadere (huur)gegevens aan verweerder over te leggen.
Op 9 oktober 2023 heeft verweerder de rechtbank bericht dat verzoeker nadere gegevens heeft overgelegd, maar dat deze geen aanleiding geven het bestreden besluit te wijzigen. De rechtbank heeft verzoeker gelegenheid gegeven voor een schriftelijke reactie op de brief van 9 oktober 2023. Op 26 oktober is de reactie van verzoeker bij de rechtbank binnengekomen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder een nadere zitting.

Overwegingen

1. Bij het besluit van 23 november 2022 heeft verweerder verzoekers verzoek om hem per 1 maart 2018 huurtoeslag toe te kennen afgewezen omdat er geen sprake is van onderhuur als bedoeld in de wet en omdat het verzoek te laat is ingediend.
2. Bij brief van 27 december 2022 heeft verzoeker verweerder verzocht om het besluit van 23 november 2022 te herzien. Bij het primaire besluit heeft verweerder dit herzieningsverzoek afgewezen.
3. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, nu eiser geen huurcontract met betrekking tot de huur van zijn woning te [plaats] kan overleggen en de eigenaar daar geen medewerking aan wil verlenen, wettelijk geen sprake is van onderhuur en eiser geen recht heeft op huurtoeslag. Volgens verweerder is het herzieningsverzoek van eiser daarom terecht afgewezen.
5. Verzoeker is het daar niet mee eens en heeft daarom tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij is van mening dat hij wel recht heeft op huurtoeslag en schrijft dat hij in een zeer heftige en gecompliceerde situatie verkeert en het slachtoffer is van heel veel onrecht en onmacht. Door de afwijzing van zijn herzieningsverzoek verkeert hij in extreem moeilijke omstandigheden. Verzoeker heeft desgevraagd door de rechtbank in de brief van 21 juni 2023 uitgelegd waarom hij vindt dat hij spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Hij heeft veel schulden omdat hij een laag inkomen heeft en geen toeslagen ontvangt. Door zijn zeer slechte gezondheidstoestand (eiser heeft in dit verband een verslag van een revalidatie-arts van 11 april 2022 overgelegd) heeft hij hoge zorgkosten die hij niet kan betalen. Ter motivering van het spoedeisend belang vermeldt eiser ook het feit dat zijn echtgenote (nog) niet beschikt over een verblijfsvergunning (er loopt een procedure over gezinshereniging) en dat dit hem in grote financiële problemen brengt.
6. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, als is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat als tegen een besluit beroep bij de bestuurster is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker, ook bij zijn brief van 21 juni 2023, geen (objectieve en verifieerbare) stukken heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat in zijn geval thans sprake is van een acute (financiële) noodsituatie die tot het treffen van een voorlopige voorziening noopt. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom in financiële zin geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
9. De voorzieningenrechter is ook van oordeel dat wat verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om te oordelen dat verweerder hem ten onrechte geen huurtoeslag over het jaar 2018 heeft toegekend. De rechtbank merkt daarbij op dat zij verzoeker na de zitting van 16 augustus 2023 nog gelegenheid heeft gegeven verweerder nadere gegevens te overhandigen. Verweerder heeft deze terecht onvoldoende geacht om alsnog tot toekenning van huurtoeslag over te gaan. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat het bestreden besluit in beroep geen stand zal houden.
10. Gelet op het voorgaande is er kennelijk geen spoedeisend belang om ten aanzien van het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen en wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. van Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 december 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.