ECLI:NL:RBLIM:2023:7667

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
03/308666-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen van een persoon tussen de 12 en 16 jaar

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarig meisje. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een meisje dat op het moment van de feiten 12 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 januari 2022 in Heerlen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat zich als benadeelde partij heeft gevoegd in het proces. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-materiaal. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van penetratie en heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft deze verdediging verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 5.000,00 toegewezen aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, maar ook met de ernst van het gepleegde feit en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/308666-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2002,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. van der Toorn, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 juni 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: ‘ [slachtoffer] ’) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is op de terechtzitting gehoord en heeft zich daarbij laten bijstaan door mr. F.E.L. Teerling. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met een meisje onder de zestien door het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij stelt zich op het standpunt dat er sprake is van betrouwbare slachtofferverklaringen van [slachtoffer] die – ter verificatie van haar verhaal – ondersteund worden door voldoende steunbewijs.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] is zowel de totstandkoming als de inhoud van haar verklaringen van belang. Wat betreft de totstandkoming van de eerste verklaring van [slachtoffer] valt op dat zij kort na het voorval haar verhaal heeft verteld. Niet is gebleken dat zij daarin door anderen of door andere factoren is beïnvloed. Met betrekking tot de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer] concludeert de officier van justitie dat zij consistent en voldoende gedetailleerd heeft verklaard. In de kern heeft [slachtoffer] steeds weer, tegen verschillende personen, een gelijkluidend verhaal verteld.
De officier van justitie voert aan dat de verklaring van [slachtoffer] , dat verdachte met zijn piemel in haar vagina is geweest, steun vindt in het feit dat diep vaginaal DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen. De officier van justitie acht de verklaring van de verdachte hierover, dat er geen penetratie heeft plaatsgevonden en dat zijn voorvocht wellicht in de vagina van het slachtoffer terecht is gekomen, onaannemelijk. Daarnaast heeft de officier ten aanzien van het steunbewijs gewezen op de chatgesprekken via snapchat en op de waarneming van de moeder van het slachtoffer over de gemoedstoestand van haar dochter kort na het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat het slachtoffer tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd waardoor deze onbetrouwbaar en ongeloofwaardig moeten worden geacht en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Daarnaast voert de raadsman aan dat er op generlei wijze sprake is geweest van seksueel binnendringen. De door de verdachte niet betwiste verrichtte seksuele handelingen bevatten geen ontuchtig karakter waardoor vrijspraak dient te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Juridisch kader
Aan de verdachte is een zedendelict ten laste gelegd. Veel zedenzaken kenmerken zich door de situatie dat er slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de beweerdelijke ontuchtige handelingen: de persoon die hiervan stelt slachtoffer te zijn geweest en de persoon die het feit zou hebben gepleegd. Dit is ook het geval in deze zaak.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering en de jurisprudentie van de Hoge Raad daarover, kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging als geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342, tweede lid, Sv het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Niet vereist is evenwel dat het bedoelde steunbewijs betrekking heeft op de tenlastegelegde gedragingen. De door het slachtoffer gestelde feiten en omstandigheden kunnen ook voldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal als dat geen betrekking heeft op de tenlastegelegde gedragingen. Er mag echter geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaring van het slachtoffer en dat overige bewijsmateriaal. Het vereiste van voldoende steun wordt wel omschreven als een eis van inhoudelijk verband die er vooral toe strekt dat de rechter in het concrete geval feiten en omstandigheden benoemt die op relevante wijze in verband staan met de inhoud van de verklaring van het slachtoffer.
Het bewijsminimum mag niet worden verward met een oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, hetgeen hiervan volledig los staat. De betrouwbaarheid zegt enkel iets over het waarheidsgehalte van die verklaring, terwijl om tot een bewezenverklaring te kunnen komen ook ander bewijs voorhanden dient te zijn.
3.3.2.
Bewijsmiddelen
De onderstaande bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Getuige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009,is als slachtoffer gehoord en verklaarde onder meer als volgt [2] :
Ergens in december voegde een jongen me toe op snapchat. Hij wist dat ik heel kwetsbaar was. Toen zei ik dat ik het vervelend vond dat mijn moeder weinig geld heeft en toen zei hij dat als ik seks met hem zou hebben dat ik dan 10.000 euro zou krijgen. Ik dacht dat het wel een goede oplossing zou zijn dus ik zei: Ja kan wel. In januari had ik hem weer geappt en ik zei dat we wel konden afspreken. Ik stapte dus in zijn auto en we gingen naar een afgelegen plek. Hij parkeerde de auto en toen hadden we seks gehad. Ik denk dat het op 29 januari 2022 was. Het was in Heerlen. Hij deed zijn piemel in mijn vagina. Ik weet nog dat toen we er bijna waren dat hij toen met zijn hand tussen mijn benen ging. Daarna zei hij tegen mij: "ga maar op je rug liggen" en toen is de seks gebeurd. Hij vroeg of ik zijn piemel in mijn mond wou doen. Maar ik zei nee. Toen vroeg hij of ik hem wou aftrekken. Dat deed ik. Daarna zei hij dat ik op mijn rug moest gaan liggen en toen deed hij zijn mond bij mijn vagina. Hij ging met zijn tong heen en weer. Ik voelde zijn tong in mijn vagina. Daarna deed hij zijn piemel in mijn vagina. Ik zag dat hij zijn piemel er in deed. Hij bewoog er mee op en neer. Het deed vooral heel erg pijn in mijn vagina. Hij stopte en toen had hij zich nog afgetrokken met zijn hand. Toen kwam hij klaar op mijn buik. Hij zou voor mij spullen kopen zodat hij seks met mij had. Hij zei dat via snapchat. U toont mij screenshots van een gesprek tussen mij en [verdachte] waarin ik onder andere zeg: “Dus als je me bedreigt ofzo en doe ik aangifte en kan je je stage vergeten bij [naam 1] (…) Dus als ik het niet meer veilig vind ga je eraan”. Ik bedoel daarmee dat ik eigenlijk geen seks met hem wou, maar het deed voor spullen.
Op 31 januari 2022 werd
forensisch medisch onderzoekverricht bij het slachtoffer. Verbalisant [verbalisant] relateert hierover als volgt [3] :
Op maandag 31 januari 2022, omstreeks 23.50 uur, werd het forensisch medisch
onderzoek gestart. Het betreft een onderzoeksruimte van het Centrum Seksueel Geweld Limburg, gevestigd in het Maastricht MUC+ te Maastricht. Door Dr. [naam 2] werden bemonsteringen afgenomen bij het slachtoffer, die door mij werden gewaarmerkt en vermeld in de onderzoeksrapportage uit de
betreffende onderzoekset Zeden (SIN: ZAAE1164NL).
Op dinsdag 1 februari 2022 werd van het slachtoffer wangslijmvlies afgenomen (SIN: WAAU1165NL). [4]
Door The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) is forensisch DNA-onderzoek verricht, waarbij scheiding plaatsvindt in een spermafractie en een fractie van overige cellen. Op 29 april 2022 heeft het TMFI een
deskundigenrapportage [5] – met kenmerk TMFI2022.6624 – uitgebracht. De bemonsteringen zijn microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van spermakoppen en in alle bemonsteringen is een gering aantal spermakoppen waargenomen. Het TMFI heeft op basis van het onderzoek geconcludeerd:
  • dat in de bemonstering (SIN:ZAAE1164NL#01S), afgenomen op de buitenste schaamlippen van het slachtoffer, een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man, waarbij slachtoffer [slachtoffer] en ‘onbekende man A’ mogelijke donoren van het celmateriaal zijn;
  • dat in de bemonstering (SIN:ZAAE1164NL#02S), afgenomen op de binnenste schaamlippen van het slachtoffer, een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man, waarbij slachtoffer [slachtoffer] en ‘onbekende man A’ mogelijke donoren van het celmateriaal zijn;
  • dat in de bemonstering (SIN:ZAAE1164NL#04S), afgenomen diep vaginaal bij het slachtoffer, een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man, waarbij slachtoffer [slachtoffer] en ‘onbekende man A’ mogelijke donoren van het celmateriaal zijn.
Op woensdag 5 oktober 2022 werd van de verdachte wangslijmvlies afgenomen (SIN: WAAV2433NL). [6]
Op 20 oktober 2022 heeft het TMFI aanvullend gerapporteerd en geconcludeerd [7] :
Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] matcht met het DNA-profiel van onbekende man A uit rapport TMFI2022.6624 van 29 april 2022.
3.3.3.
Bewijsoverweging
Betrouwbaarheid verklaringen slachtoffer
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar zijn aan te merken en daarmee bruikbaar zijn als bewijsmiddel. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Op 21 maart 2022 en op 12 april 2022 is [slachtoffer] als getuige bij de politie gehoord. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] in deze verhoren consistent en gedetailleerd heeft verklaard en dat haar verklaringen daarmee betrouwbaar zijn. De rechtbank onderkent dat er een verschil is tussen het eerste en het tweede verhoor – door [slachtoffer] in het tweede verhoor overigens zelf uitdrukkelijk benoemd – namelijk betreffende de wijze waarop zij contact heeft gelegd met verdachte en de manier waarop de afspraak om elkaar te ontmoeten tot stand is gekomen. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] , nu ze in de kern consistent heeft verklaard dat zij seks heeft gehad met verdachte naar aanleiding van een afspraak tussen hen beiden en dat hij met zijn piemel in haar vagina is geweest en op en neer heeft bewogen.
Het betrouwbaarheidsverweer van de verdediging faalt dan ook en de rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer] van 21 maart 2022 als bewijsmiddel bezigen.
Steunbewijs
De vraag dient zich vervolgens aan of deze verklaringen van [slachtoffer] voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde verklaringen voldoende steun vinden in andere gebezigde bewijsmiddelen. Uit de deskundigenrapportages van het TMFI concludeert de rechtbank dat het sperma dat diep vaginaal bij [slachtoffer] is aangetroffen afkomstig is van de verdachte. Gelet hierop acht de rechtbank het alternatieve scenario van de verdachte – inhoudende dat er wel is geprobeerd om met de piemel in de vagina te komen, maar dat verdachte op voorhand al merkte dat dit niet ging passen – niet aannemelijk. Verdachte heeft daarbij nog verklaard dat hij veel voorvocht produceert en dat dat diep vaginaal bij het slachtoffer moet zijn binnengedrongen bij het trachten te penetreren. Die verklaring ontbeert echter onderbouwing, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 29 januari 2022 in de gemeente Heerlen, met [slachtoffer] , geboren op[geboortedatum 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis in het bijzonder rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, diens blanco strafblad en de overige persoonlijke omstandigheden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Naast de bepleite vrijspraak, heeft de raadsman in het bijzonder verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman voert aan dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van korte duur en een korte taakstraf op zijn plaats zouden zijn. Mocht de rechtbank beslissen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, verzoekt de raadsman om te bepalen dat deze gevangenisstraf in een Justitiële Jeugdinrichting moet worden ondergaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Toen de verdachte 19 jaar was heeft hij seks gehad met [slachtoffer] , met wie hij in contact kwam via Snapchat. [slachtoffer] was toen 12. Verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten dat [slachtoffer] 12 was en dat als hij dat had geweten niet met haar afgesproken zou hebben om seks te hebben. Dat verdachte niet wist dat [slachtoffer] 12 was, doet aan de strafbaarheid van zijn handelen echter niet af. De verdachte had voorzichtiger en oplettender moeten zijn en niet alleen moeten letten op zijn eigen lusten. Want dat hij dat gedaan heeft, staat voor de rechtbank wel vast.
Het was voor hem duidelijk dat [slachtoffer] eigenlijk alleen met hem wilde afspreken, omdat de verdachte [slachtoffer] geld en/of goederen beloofde. Van wederzijdse liefde was geen sprake. De in het dossier opgenomen Snapchatberichten laten daarover ook geen misverstand bestaan. Zo zegt verdachte dat [slachtoffer] totdat hij haar het geld geeft en weer afzet, van hem is en ook dat zij zijn slet is. [slachtoffer] geeft daarbij te kennen dat ze alles tegen haar zin doet. Toch remde de verdachte dat niet af. Kennelijk wilde hij, letterlijk, koste wat kost seks met haar.
Het is zorgelijk dat de verdachte, terwijl hij nog zo jong is, over vrouwen denkt als sletten, dat hij denkt dat hij hen als willoos instrument kan inhuren en seks met hen kan hebben, ook als dat tegen de zin van de vrouw in kwestie is. Naast dat dit zorgelijk is, ziet de rechtbank hierin ook een bevestiging van de juistheid van het strafbaar stellen van dit soort gedrag door de wetgever. De wetgever heeft namelijk dit soort feiten strafbaar gesteld, om jongeren als [slachtoffer] te beschermen. Jongeren bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase en zijn vaak onvoldoende in staat om hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Dat [slachtoffer] dit ook niet heeft overzien, blijkt wel uit haar slachtofferverklaring en de toelichting bij de schadevergoedingsvordering. Het gedrag van de verdachte, diens ontuchtige handelingen, hebben een grote impact op haar gehad; de psychische gevolgen draagt zij nog altijd met zich.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, en naar het reclasseringsadvies van 8 juni 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte op geen enkel leefgebied problemen heeft, waardoor de reclassering geen noodzaak ziet voor toepassing van het zogeheten Adolescentenstrafrecht, voor interventies of toezicht. Dat geen interventies of toezicht nodig zijn, ziet de rechtbank, ondanks de zorg die zij hierboven uitspreekt, ook bevestigd in de opstelling van de verdachte ter zitting.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling ook rekening gehouden met het zogeheten 'taakstrafverbod' dat in deze zaak geldt. Uit artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht volgt immers dat alleen het opleggen van een taakstraf voor dit feit niet passend wordt geacht. De wet verplicht de rechtbank om in elk geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een vrijheidsbenemende maatregel op te leggen.
De rechtbank ziet – net als de officier van justitie en de raadsman – geen meerwaarde in het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verdachte weliswaar op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , maar houdt anderzijds rekening met in vergelijkbare zaken opgelegde straffen.
Alles afwegende veroordeelt de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 240 uren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces.
De vordering strekt tot vergoeding van € 10.000,00, bestaande uit immateriële schade. De benadeelde partij heeft tevens verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 5.000,00 voor toewijzing vatbaar is en vordert om dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft – naast de bepleite vrijspraak – verzocht om de vordering van de benadeelde partij te matigen tot een bedrag dat recht doet aan de feiten en omstandigheden van deze zaak. De verdediging acht een bedrag van € 500,00 toewijsbaar.
De rechtbank overweegt als volgt. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, is voldoende komen vast te staan dat met het door verdachte gepleegde zedendelict een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank stelt de immateriële schade, naar billijkheid, vast op een bedrag van € 5.000,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 januari 2022, tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht opleggen. De rechtbank legt aldus aan de verdachte de verplichting op om, ten behoeve van de benadeelde partij, aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 29 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van 60 dagen.
Ten slotte zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten, door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 29 januari 2022 tot aan de dag der volledige voldoening;
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 29 januari 2022 tot aan de dag der volledige voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. W. Loof en mr. dr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A.J.A.P. Merk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juli 2023.
Buiten staat
mr. dr. M.E. Notermans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 januari 2022 in de gemeente Heerlen, in elk geval in de provincie Limburg, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2379-2022015907, gesloten d.d. 17 november 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 114.
2.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer van 21 maart 2022, p. 17 – 29;
3.Proces-verbaal forensisch medisch onderzoek van 21 februari 2022, p. 62 – 63;
4.Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal van 1 februari 2022, p. 81 – 82;
5.Deskundigenrapportage TMFI van 29 april 2022, p. 88 – 90;
6.Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal van 5 oktober 2022, p. 91 – 92;
7.Deskundigenrapportage TMFI van 20 oktober 2022, p. 100 – 101;