ECLI:NL:RBLIM:2024:10075

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
C/03/331952 / HA ZA 24-286
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende vordering tot verwijzing en/of voeging afgewezen

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis in incident gewezen in de zaak met zaaknummer C/03/331952 / HA ZA 24-286. In deze procedure vorderde de gedaagde in conventie, eiser in reconventie en eiser in het incident, dat de hoofdzaak zou worden gevoegd met een andere aanhangige zaak bij dezelfde rechtbank, met zaaknummer C/03/322437 / FA RK 23-3582. De eiseres in conventie, verweerster in reconventie en verweerster in het incident, heeft hiertegen verweer gevoerd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor het voegen van een dagvaardingsprocedure met een verzoekschriftprocedure. Artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betreft enkel dagvaardingsprocedures, terwijl de andere procedure met een verzoekschrift is ingeleid. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering tot voeging niet kan worden toegewezen, en de rechtbank heeft de incidentele vordering van de gedaagde in conventie afgewezen.

Daarnaast is de gedaagde in conventie veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 614,-. De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdzaak op de rol zal komen van 23 oktober 2024 voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van de eiseres in conventie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.R.M. de Bruijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/331952 / HA ZA 24-286
Vonnis in incident van 11 september 2024
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster in het incident],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.F. Cohen te Sittard,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie, eiser in het incident],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. E.I. Robert te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster in het incident] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie, eiser in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 4,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, tevens houdende de incidentele vordering tot verwijzing en/of voeging,
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie, eiser in het incident] vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank, afdeling Familie en Jeugd, aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/03/322437 / FA RK 23-3582 . [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster in het incident] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop. In het geval dat voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, kan op grond van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging van zaken worden gevorderd. Het doel dat daarmee gediend wordt is het voorkomen van tegenstrijdige en niet met elkaar overeenstemmende beslissingen. Met voeging kan ook de proceseconomie gediend zijn, in die zin dat onnodige dubbele procedures en de daaraan verbonden bezwaren, zoals onnodig dubbel werk, worden voorkomen.
2.3.
De incidentele vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie, eiser in het incident] betreft de voeging van een geding dat is ingeleid met een dagvaarding (de onderhavige procedure), met een geding dat is ingeleid met een verzoekschrift (de verzoekschriftprocedure met zaaknummer C/03/322437 / FA RK 23-3582). Artikel 222 lid 1 Rv ziet echter op dagvaardingsprocedures, dus zaken die worden ingeleid met een dagvaarding. Een soortgelijke regeling – waarnaar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie, eiser in het incident] ook verwijst – bestaat voor verzoekschriftprocedures in artikel 285 lid 2 Rv. Er bestaat echter geen wettelijke grondslag voor het voegen van een dagvaardingsprocedure met een verzoekschriftprocedure. Dit leidt ertoe dat de vordering in het incident zal worden afgewezen.
2.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie, eiser in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
2.5.
De rechtbank zal bepalen dat de hoofdzaak wordt verwezen naar de rol van 23 oktober 2024 voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster in het incident] .

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie, eiser in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster in het incident] tot op heden begroot op € 614,-,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 oktober 2024 voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verweerster in het incident] .
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op
11 september 2024.