ECLI:NL:RBLIM:2024:10083

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
C/03/324044 / HA ZA 23-484
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over een hond na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, staat de eigendom van een hond centraal, die tijdens de relatie van de partijen is aangeschaft. De relatie tussen eiser en gedaagde is in juli 2023 beëindigd. De hond, een boerenfox terriër, werd op 27 november 2021 gezamenlijk opgehaald bij een fokker, waarbij de kosten van € 500,00 contant zijn betaald. Na de beëindiging van de relatie zijn er afspraken gemaakt over de zorg voor de hond, maar in september 2023 heeft gedaagde de hond opgehaald bij de vader van eiser en deze niet meer teruggebracht. Eiser vordert in conventie dat de rechtbank hem als eigenaar van de hond erkent en gedaagde verplicht om de hond aan hem af te staan. Gedaagde betwist de eigendom van eiser en stelt dat zij ook eigenaar is, omdat zij samen met eiser de hond heeft aangeschaft en de kosten voor de hond grotendeels heeft gedragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser voldoende heeft gesteld om zijn eigendom te onderbouwen, maar dat hij de bewijslast draagt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering. In reconventie heeft gedaagde ook een vordering ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat zij alleen eigenaar is van de hond. De vordering van gedaagde wordt afgewezen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en zal op 18 december 2024 opnieuw op de rol komen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/324044 / HA ZA 23-484
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.A. Wijnands,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.G.M. Nass.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 6;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 8 en 9;
- de akte overlegging producties van mr. Nass met producties 7 tot en met 10;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Deze relatie is in juli 2023 beëindigd.
2.2.
Op 27 november 2021 zijn partijen samen naar [plaats] geweest om [naam] (een boerenfox terriër) op te halen bij een fokker, [naam fokker] (hierna: [naam fokker] ). Het met [naam fokker] overeengekomen bedrag van € 500,00 is contant betaald.
2.3.
Na beëindiging van de relatie hebben partijen afspraken gemaakt over de zorg voor [naam] , waarbij [gedaagde] , [eiser] en de vader van [eiser] een rol speelden.
2.4.
In september 2023 heeft [gedaagde] [naam] opgehaald bij de vader van [eiser] en haar niet meer teruggebracht naar [eiser] of zijn vader. [naam] verblijft vanaf dat moment uitsluitend bij [gedaagde] .
2.5.
Op 27 september 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] geprobeerd om een regeling te treffen tussen partijen over het verblijf van [naam] . [gedaagde] heeft niet gereageerd op dit bericht.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [eiser] eigenaar is van hond [naam] ;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan haar hond [naam] aan [eiser] afstaat door middel van feitelijke bezitsverschaffing;
III. [gedaagde] veroordeelt tot het verbeuren van een dwangsom van € 100,00 per dag, dan wel een deel van een dag, dan wel tot een bedrag zoals u meent dat dit in goede justitie dient te worden bepaald, voor elke dag dat [gedaagde] niet voldoet aan haar verplichting zoals hierboven genoemd onder punt 2;
IV. de proceskosten tussen partijen compenseert, gelet op het feit dat zij ex-partners zijn.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij eigenaar is van [naam] . [eiser] was van plan om samen met zijn vader een boerenfox terriër te kopen. [eiser] heeft zelf op Marktplaats gezocht naar een hond en contact gelegd met [naam fokker] . [eiser] heeft [naam] verkregen op basis van een geldige titel, namelijk een aankoopfactuur, waarna er feitelijke bezitsverschaffing heeft plaatsgevonden aan hem. [eiser] heeft de aankoopprijs van € 500,00 zelf contant betaald. [naam fokker] was bij de overdracht beschikkingsbevoegd ten aanzien van [naam] . Bovendien heeft [eiser] tijdens de relatie van partijen steeds de kosten van de dierenarts en het voer voor [naam] voldaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . Wel dienen de proceskosten gecompenseerd te worden, zoals [eiser] ook gevorderd heeft.
3.4.
[gedaagde] betwist dat [eiser] eigenaar is van [naam] . [gedaagde] heeft via Marktplaats de advertentie van [naam] gevonden. Vervolgens heeft zij telefonisch contact opgenomen met [naam fokker] en is de koop op basis van aanbod en aanvaarding tot stand gekomen. Partijen hebben [naam] samen opgehaald en hebben samen de aankoopprijs van € 500,00 contant betaald, ieder voor de helft. [gedaagde] betwist de aankoopfactuur die door [eiser] is overlegd. Volgens haar is die achteraf opgesteld. Tijdens de relatie van partijen heeft [gedaagde] de kosten voor [naam] grotendeels betaald. Gedurende de afgelopen maanden dat [naam] uitsluitend bij [gedaagde] verblijft, heeft zij alle kosten met betrekking tot [naam] betaald.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] eigenaar is van de hond [naam] ;
II. de proceskosten tussen partijen compenseert, gelet op het feit dat zij ex-partners zijn.
3.7.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] eigenaar is van [naam] . De koopovereenkomst is tot stand gekomen tussen [gedaagde] en [naam fokker] via Marktplaats. Partijen hebben beiden de helft van de aankoopprijs van [naam] , in totaal € 500,00, betaald. Vervolgens is [naam] aan [gedaagde] geleverd, waarmee eigendomsoverdracht aan haar heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft alle eigenaarshandelingen ten aanzien van [naam] verricht en heeft de daaraan verbonden kosten betaald. Bovendien heeft [gedaagde] [naam] sinds september 2023 in haar bezit. In artikel 3:109 BW is bepaald dat wie een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden en wordt dus vermoed bezitter te zijn (artikel 3:107 BW). Artikel 3:119 BW bepaalt dat de bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn. Hoewel [naam] geen zaak is, zijn de regels over zaken in het Burgerlijk Wetboek wel van toepassing. [gedaagde] wordt om deze reden vermoed eigenaar te zijn van [naam] , aldus [gedaagde] .
3.8.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot afwijzing van de vordering van [gedaagde] , onder compensatie van kosten.
3.9.
[eiser] betwist dat [gedaagde] eigenaar is van [naam] en verwijst naar zijn stellingen in conventie. Ten aanzien van het rechtsvermoeden voert [eiser] aan dat het bezit van [naam] door [gedaagde] enkel voortkomt uit de praktische afspraken die partijen na het einde van hun relatie met elkaar gemaakt hebben en niet uit enig eigendomsrecht. Bovendien voert [eiser] aan het rechtsvermoeden eenvoudig te kunnen weerleggen met de getuigenverklaringen die hij heeft overlegd.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Ter beoordeling staat of [eiser] eigenaar is van [naam] .
4.2.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat hij eigenaar is van [naam] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] daarvan rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [eiser] de bewijslast van die stelling. [eiser] zal in dit bewijs dan ook worden opgedragen.
4.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in reconventie
4.4.
Ter beoordeling staat of [gedaagde] eigenaar is van [naam] .
4.5.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] onvoldoende concreet heeft gesteld dat zij alleen eigenaar is van [naam] . Weliswaar vloeit dit voort uit haar vordering in reconventie, maar hetgeen zij daaraan ten grondslag heeft gelegd, duidt veeleer op mede-eigendom. [gedaagde] heeft immers ter zitting verklaard dat partijen samen op Marktplaats hebben gezocht naar een boerenfox terriër, dat zij samen telefonisch contact hebben gelegd met [naam fokker] , dat zij samen naar [plaats] zijn gereden om [naam] op te halen en dat zij samen, ieder voor de helft, de aankoopprijs hebben betaald. Volgens [gedaagde] hebben partijen gedurende hun relatie ook samen voor [naam] gezorgd. Deze feiten en omstandigheden, zeker in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiser] daarvan, onderbouwen de stelling dat [gedaagde] alleen eigenaar is van [naam] onvoldoende. [gedaagde] heeft aldus niet aan haar stelplicht voldaan. De vordering van [gedaagde] zal in het eindvonnis daarom worden afgewezen.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt [eiser] op om te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat hij eigenaar is van [naam] ,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 18 december 2024voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
februari 2025tot en met
juni 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. V. Steijvers, in het gerechtsgebouw te Maastricht, Sint Annadal 1,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Steijvers en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.