ECLI:NL:RBLIM:2024:10100

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
C/03/322308 / HA ZA 23-422
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na beëindiging aannemingsovereenkomst voor dakrenovatie

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], vervangende schadevergoeding van gedaagde, een dakdekkersbedrijf, na een geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de renovatie van hun dak. De overeenkomst werd op 17 april 2022 gesloten, maar gedaagde heeft de werkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd en heeft op 15 februari 2023 de werkzaamheden gestaakt. Eisers stellen dat gedaagde in verzuim verkeert en hebben hem in gebreke gesteld. Gedaagde betwist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming en stelt dat eisers hem hebben aangeboden om te stoppen met de werkzaamheden, wat hij zou hebben aanvaard. De rechtbank oordeelt dat er geen ondubbelzinnig aanbod tot stoppen is gedaan door eisers en dat gedaagde toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank wijst de vordering van eisers tot vervangende schadevergoeding toe, maar wijst de vordering tot schadevergoeding voor herstel van gebreken af, omdat gedaagde niet in gebreke is gesteld voor deze gebreken. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 24.526,88, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/322308 / HA ZA 23-422
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseressen] ,
advocaat: mr. T. Kroes,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. Y.L.S. Schipper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 8 juli 2024
- de akte overlegging nadere producties, tevens akte wijziging/vermeerdering van eis met de producties 9 tot en met 13 van [eiseressen]
- de akte uitlating en overlegging producties, met productie 7 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseressen] zijn eigenaar van de woning aan de [adres] [woonplaats] .
2.2.
[gedaagde] voert een onderneming in dakdekken en het bouwen van dakconstructies.
2.3.
[eiseressen] en [gedaagde] hebben op 17 april 2022 een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het renoveren van het dak van de woning van [eiseressen] op basis van een op 5 april 2022 door [gedaagde] verstrekte offerte [1] . De totale aanneemsom bedroeg € 112.585 excl. btw (€ 136.227,85 incl. btw). De algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van [gedaagde] zijn van toepassing.
2.4.
[eiseressen] hebben naar aanleiding van facturen van 13 april 2022 en
15 september 2022 [2] twee deelbetalingen van ieder € 61.302,53 incl. btw voldaan.
2.5.
[gedaagde] heeft werkzaamheden uitgevoerd in de periode april 2022 tot en met
15 februari 2023.
2.6.
Op 14 februari 2023 is een medewerker van [gedaagde] (namelijk [naam medewerker] ) van een steiger gevallen.
2.7.
Van 13 tot en met 15 februari 2023 hebben [eiser sub 1] (eiser sub 1) en [gedaagde] (voor zover thans van belang) via Whatsappberichten het volgende over en weer gecommuniceerd [3] :
13 februari 2023
“[ [eiser sub 1] 09:23:24] Kun je me verder vertellen wat de planning is? Wie komen er wanneer werken? Ik ga er vanuit dat het dak in de komende weken klaar wordt gemaakt en dat zal [naam 1] in zijn uppie niet lukken...
(...)
[ [gedaagde] 10:57:51] Ik doe mijn best om er meer mensen te krijgen
[eiser sub 1] 13:53:32] Snap ik. Ik kan evt een vriend van mij vragen om het af te maken voor jou. Is dat een optie want [naam 1] is er ook niet meer na deze week...
[ [gedaagde] :59:35] Nee [eiser sub 1] wordt gewoon afgemaakt.
(...)”
14 februari 2023
“[ [eiser sub 1] 14:00:30] En je kunt [naam 1] hier niet alleen laten werken, en zo’n hulpje met alle respect, dat schiet niet op. Ik ben er helemaal klaar mee...
[ [gedaagde] 14:11:46] Ik ook [eiser sub 1] . Ik heb je gezegd dat er meer mensen komen. En dat we het afmaken zoals hoort. Dit alles is in gang gezet en zal na vlug worden opgestart. Als je wil dat we stoppen doen we dit natuurlijk. Dan laten we alles staan van materiaal en laten het verder erbij. En wordt het afgesloten. Het was al lang klaar geweest als het bij jullie niet zo tegen zat. Ik moet het nu er ook maar tussen duwen. Ondanks dat heb ik er zsm meer mensen op. Dus nog even en we zijn van elkaar af zoals je eerder schreef.
[ [gedaagde] 14:17:37] As maandag of diensdag wordt opgeschaald met 2 tot 3 man.
[ [gedaagde] 14:17:41] Dus dan gaat het snel
[ [eiser sub 1] 14:24:39] Beste [naam 2] , vanaf het begin is het gedoe geweest! Je hebt ons aantoonbaar belogen en bedrogen. Dus ga me niet vertellen dat het probleem bij ons ligt. (...) Er zijn 2 opties. Of je maakt het dak zoals afgesproken met een fatsoenlijk team en op een veilige manier of we zetten er een punt achter en dan zet ik de jurist (waar het dossier al maanden ligt) aan de gang. Aan jou de keuze!
[ [gedaagde] 14:30:29] Beste [eiser sub 1] . Van dag 1 zit je overal tussen. (...) Jouw continu gedreig is niet bevorderlijk.
Zoals al eerder gezegd maken we het werk af en zal er komende week worden opgeschaald. Zelf in de carnavals vakantie dus. Zodat we spoedig uit elkaar kunnen gaan. En we dit drama achter ons kunnen laten.
(...)
[ [gedaagde] 14:38:02] Voor nu laten we het hierbij. En maken we het project af.
(…)”
15 februari 2023
“[ [gedaagde] 07:49:26] Beste [eiser sub 1] . Na de obstakels van gisteren nemen wij je aanbod aan om te stoppen. [naam 1]
werkt vandaag nog en morgen zullen we onze steigers afbreken. En afzeilen. Materiaal enz zal natuurlijk
aanwezig blijven. We zullen na de carnaval een berekening maken van de kosten en deze verrekenen met de gedane betaling. Ik ga ervan uit dat dit zonder verder gedreig of andere rare situatie gaat. En [naam 1] gewoon zijn werk vandaag en morgen kan doen zonder hinder. Jammer dat het zover heeft moeten komen. Gr [naam 2] .
[ [eiser sub 1] 08:02:23] Ik ga hier niet mee akkoord, laat dat duidelijk zijn. Stop je nu met het werk dan kom je de afspraken zoals in offerte gemaakt niet na en stel ik je in gebreke. Als je met een concreet financieel voorstel komt kunnen we verder spreken. Tot die tijd verwacht ik dat er op een fatsoenlijke manier hier verder wordt gewerkt. Groet [eiser sub 1]
[ [gedaagde] 08:06:10] Beste [eiser sub 1] . Je gaf zelf aan dat we konden stoppen dit voorstel nemen we nu aan. Je hebt dit zelfs met onze monteurs besproken. En je hebt het in de geappt geschreven. De situatie is nu voor ons onwerkbaar geworden door de vele strubbelingen. Ik werk natuurlijk een voorstel uit zoals gezegd werken we vandaag nog verder en morgen wordt alles afgebroken. (...)
[ [eiser sub 1] 08:09:35] Mijn antwoord is helder. Jij kiest hiervoor niet ik. Ik ga hiermee dus niet akkoord. Eerst goed voorstel, dan evt akkoord dan stoppen. Stop je eerder dan stel ik in gebreke. Je mag deze week met een voorstel komen dan zijn we er misschien snel uit.
[ [gedaagde] 08:13:20] Mijn antwoord ook. Ik zal komende week met een voorstel komen. Zodat we er snel uit kunnen komen.
[ [eiser sub 1] 08:18:37] Ik wil uiterlijk woensdag de 22ste een voorstel.
(...)
[ [eiser sub 1] 09:39:28] Nogmaals voor alle duidelijkheid, zolang wij geen akkoord hebben over een voorstel mbt stoppen verwacht ik dat de werkzaam heden op een veilige en goede manier worden afgemaakt zoals afgesproken in de offerte. Zodra je hier stopt en er geen voorstel is dan stel ik je in gebreke. Als je vandaag of morgen met een voorstel komt dan kunnen we dit mogelijk snel afhandelen.
[ [gedaagde] 10:01:25] Je hebt mijn voorstel komende week. Zoals eerder aangegeven. Zodat we het snel kunnen afhandelen.
[ [gedaagde] 10:03:07] Daarbij is komende week carnavals vakantie.
[ [eiser sub 1] 10:03:09] Ten overvloede, als morgen steigers worden weggehaald zonder akkoord over voorstel dan stel ik je in gebreke.
[ [gedaagde] 10:03:38] Ik was denk ik duidelijk. En jij ook.
(...)
[ [eiser sub 1] 16:10:26] Ik begrijp dat je gestopt bent bij ons?
[ [gedaagde] 16:17:32] Ik ben nog niet gestopt nee. Ik stop pas nadat ik komende week jouw het voorstel heb gedaan. Zodat we het snel kunnen afhandelen zoals je aangaf. Aangezien we komende week vakantie hebben.
[ [eiser sub 1] 16:18:38] Je bent gestopt, duidelijk!”
2.8.
Op 15 en 16 februari 2023 heeft [gedaagde] de (rol)steigers en het gereedschap van de bouwlocatie verwijderd. Vanaf 16 februari 2023 zijn er geen werknemers van [gedaagde] meer op de bouwlocatie geweest.
2.9.
Bij Whatsapp-bericht van 16 februari 2023 heeft [gedaagde] aan [eiseressen] laten weten met een “voorstel ter afwikkeling” te zullen komen.
2.10.
Bij brief van 24 februari 2023 [4] hebben [eiseressen] [gedaagde] – kort gezegd – laten weten dat hij op 15 februari 2023 heeft aangegeven de werkzaamheden niet langer af te maken en met een financieel voorstel te komen voor oplossing van het geschil, maar dat hij tot dan toe geen voorstel heeft toegestuurd. In deze brief is verder vermeld:
“Namens cliënt stel ik u hierbij in gebreke en sommeer ik u om binnen zeven dagen na heden uw werkzaamheden te hervatten. Indien u niet (tijdig) aan het voorgaande voldoet, laat cliënt de werkzaamheden door een derde afronden. De kosten hiervoor komen voor uw rekening.”
2.11.
[gedaagde] heeft hierop bij e-mail van dezelfde datum aan [eiseressen] laten weten dat hij de brief heeft doorgestuurd naar zijn advocaat en dat zij namens hem inhoudelijk zal reageren [5] . Ook na herinnering van [eiseressen] van 7 maart 2023 aan [gedaagde] blijft een inhoudelijke reactie van [gedaagde] uit.
2.12.
Bij e-mailbericht van 24 maart 2023 [6] heeft [eiseressen] – kort gezegd – aan [gedaagde] laten weten dat hij sinds 15 februari 2023 in verzuim is en op 24 februari 2023 in gebreke is gesteld, waarbij hem nog eenmaal de gelegenheid is gegeven om de overeenkomst na te komen, maar dat [eiseressen] tot op heden geen reactie van [gedaagde] hebben ontvangen. De brief vervolgt:
“(...) Derhalve zal cliënt het herstel door een derde laten uitvoeren. Uw cliënt krijgt niet nogmaals de kans zelf de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Nu cliënt expliciet op grond van artikel 6:87 BW een vervangende schadevergoeding vordert, in plaats van nakoming van de overeenkomst, dient voorgaande te worden opgevat als omzettingsverklaring en zal cliënt de kosten van herstel op u verhalen. (...)”.
2.13.
In opdracht van [eiseressen] heeft [naam 3] van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) onderzoek verricht naar de werkzaamheden. [gedaagde] was niet bij de opname op 19 april 2023 aanwezig, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd door [naam bedrijf 1] . De bevindingen van [naam bedrijf 1] zijn neergelegd in een rapport van 6 juli 2023. [7] [naam bedrijf 1] heeft – kort gezegd – de volgende gebreken vastgesteld:
  • onjuiste aansluiting beschot op kilgoten bij aansluiting op hoofddak voorzijde;
  • vochtschade aan beschot en constructiehout als gevolg van mankerende afdekking/afzeilen;
  • onjuiste uitvoering dak beëindiging hoek linksachter;
  • te gering aantal hemelwaterafvoeren dan wel aantal niet volgens tekening;
  • dakgoten niet op afschot uitgelijnd;
  • aansluiting op buurpand niet op hoogte;
  • op aantal plaatsen geen dakbeschot aanwezig;
  • onterechte zaagsnede in kilkeper;
  • kieren en stuiknaden in dakbeschot van vleugel achterzijde;
  • gat in dakbeschot van vleugel achterzijde;
  • geen tape op naden isolatiemateriaal vleugel achterzijde, zijde binnenplaats.
Verder heeft [naam bedrijf 1] vastgesteld dat de stand van het werk (de geleverde materialen en arbeid) niet in overeenstemming is met het reeds betaalde deel (90%) van de aanneemsom. Daarbij geldt dat een aantal van de geconstateerde gebreken de waarde van het geleverde werk negatief beïnvloeden. [naam bedrijf 1] heeft de kosten voor het afmaken van het werk begroot op € 30.863,82 en de kosten voor herstel van gebreken (inclusief ‘algemene’ posten) op € 8.050,25, alles inclusief btw.
2.14.
Bij e-mailbericht van 13 juli 2023 [8] hebben [eiseressen] het rapport van [naam bedrijf 1] aan [gedaagde] gestuurd. In het e-mailbericht staat verder – kort gezegd – dat uit het rapport blijkt dat de werkzaamheden (voor een gedeelte) ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat een aanzienlijk deel nog moet worden afgerond. De kosten voor herstel van de uitgevoerde werkzaamheden en het afronden van de opdracht zijn vastgesteld op € 38.914,07. Het bericht vervolgt:
“Aangezien cliënt 10% van het oorspronkelijke bedrag, zijnde € 13.622,785 nog niet heeft voldaan, zal dit gedeelte worden verrekend met het voornoemde bedrag. Hierdoor resteert een bedrag ad € 25.291,29. Dit laatstgenoemde bedrag vordert cliënt op grond van 6:87 als vervangende schadevergoeding. (...)”.
[gedaagde] is gesommeerd binnen 14 dagen € 25.291,29 over te maken. Hierop is geen reactie of betaling van [gedaagde] ontvangen.
2.15.
Het is partijen niet gelukt een minnelijke regeling overeen te komen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vorderen – na wijziging/vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt om aan [eiseressen] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een totaalbedrag ter grootte van € 32.577,13, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum verzuim dan wel vanaf de datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
[gedaagde] veroordeelt om aan [eiseressen] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 1.100,77, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding, alsmede [gedaagde] veroordeelt in de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiseressen] is gebaseerd op twee gronden, namelijk (i) het staken
van het werk en (ii) gebreken in het wel verrichte werk. De rechtbank zal deze twee gronden achtereenvolgens behandelen.
Beëindiging aannemingsovereenkomst door opzegging ex art. 7:764 BW?
4.2.
[eiseressen] stellen – kort gezegd – dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgekomen in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, door het werk niet af te maken. Na in gebreke te zijn gesteld, verkeert [gedaagde] vanaf 3 maart 2023 in verzuim, waardoor [gedaagde] gehouden is de schade die daardoor is ontstaan te vergoeden. [eiseressen] betwisten het verweer van [gedaagde] dat sprake is van een aanbod tot stoppen dat hij heeft aanvaard. Er was hoogstens sprake van een uitnodiging om het gesprek aan te gaan. Er is geen sprake van beëindiging met wederzijds goedvinden. Het bericht waarin wordt gezegd “er zijn twee opties” was niet bedoeld als aanbod. In de latere berichten is dit meermaals heel helder verwoord. Het is uit emotie ontstaan, omdat [eiseressen] geschrokken waren van de val van [naam medewerker] van de steiger van 2 tot 3 meter hoog. Er moest veilig gewerkt worden. Op het moment dat [gedaagde] aangaf te gaan stoppen, hebben [eiseressen] laten weten dat dit niet zomaar kon. [gedaagde] heeft in eerste instantie (14.38u) geappt het “er voor nu bij te laten, we maken het project af”. Ook appte hij dat hij met extra mensen zou komen, waaruit blijkt dat ook hij verder wilde met de werkzaamheden. Toen hij een dag later appte te willen stoppen, kwam dat uit de lucht vallen. Er is niet eerder over stoppen gesproken, niet met [gedaagde] en niet met zijn monteurs. Dat was ook niet in belang van [eiseressen] maakten zich zorgen over de voortgang van het werk, aldus hun verklaring ter zitting. Zij hebben geconstateerd dat [gedaagde] was gestopt en hebben hem toen gevraagd wat hij wilde. [eiseressen] wilden graag dat [gedaagde] zou doorgaan met de werkzaamheden.
4.3.
[gedaagde] heeft – kort gezegd – aangevoerd dat [eiseressen] hem een aanbod hebben gedaan om te stoppen met de werkzaamheden. Door aanvaarding van dit aanbod is de aannemingsovereenkomst volgens [gedaagde] uitgevoerd en kan geen sprake meer zijn van een toerekenbare tekortkoming voor wat betreft de nog resterende werkzaamheden. Ter zitting is zijdens [gedaagde] nader aangevoerd dat de beëindiging van de aannemingsovereenkomst kan worden gekwalificeerd als opzegging in de zin van art. 7:764 BW. Vanaf 13 februari 2023 hebben [eiseressen] laten blijken dat ze niet wilden dat [gedaagde] de nog resterende werkzaamheden zou afmaken. Het respectloze gedrag en de aanhoudende beschuldigingen van [eiseressen] hebben ertoe geleid dat [gedaagde] op 15 februari 2023 heeft besloten om te stoppen met de werkzaamheden, conform de wens van [eiseressen] Door deze opzegging is de aannemingsovereenkomst in zijn geheel op 15 februari 2023 beëindigd. Er dient te worden afgerekend in de zin van art. 7:764 lid 2 BW. [gedaagde] heeft ter zitting verder nog verklaard dat [eiseressen] een aantal keren tegen hem en monteurs heeft gezegd dat hij een vriend had die het zou willen afmaken en dat als [gedaagde] zou willen, hij kon stoppen met de werkzaamheden.
4.4.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn verweer. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat in de Whatsappberichten (zie rov. 2.7) geen
ondubbelzinnig aanbod door [eiseressen] is gedaan om te stoppen met de werkzaamheden. Uit de reactie van [gedaagde] (“Jouw continu gedreig is niet bevorderlijk.”) blijkt dat ook hij het ‘twee opties-bericht’ van [eiseressen] van 14 februari 2023 kennelijk opvatte als dreigement en druk zetten, in plaats van een daadwerkelijk aanbod. Evenmin kunnen deze berichten worden aangemerkt als een opzegging in de zin van 7:764 BW. Dit volgt niet alleen uit de toon en context van het ‘twee opties-bericht’ van [eiseressen] , maar ook uit de overige gedragingen en verklaringen van [eiseressen] . Uit de Whatsappberichten van [eiseressen] vanaf 13 februari 2023 blijkt – anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd – dat zij wilden dat [gedaagde] de werkzaamheden zo spoedig mogelijk en op een goede manier zou afmaken. Bovendien hebben [eiseressen] na de mededeling van [gedaagde] dat hij wilde stoppen direct aangegeven dat dit niet de bedoeling was.
Kortom, hoewel er wel mee werd gedreigd, kan uit de feiten en omstandigheden niet worden afgeleid dat [eiseressen] een concreet aanbod aan [gedaagde] hebben gedaan om te stoppen met de werkzaamheden. Evenmin is gebleken dat [eiseressen] wilden dat [gedaagde] zou stoppen. Hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd omtrent respectloos gedrag en aanhoudende beschuldigingen is niet nader gemotiveerd, zodat de rechtbank hieraan verder voorbijgaat. Of [eiseressen] al dan niet met monteurs zouden hebben gesproken over het laten afmaken van het werk door een vriend en dat [gedaagde] in dat geval zou kunnen stoppen, doet niet ter zake, nu dat geen aanbod van [eiseressen] aan [gedaagde] betreft over het daadwerkelijk stoppen van werkzaamheden, laat staan een opzegging in de zin van artikel 7:764 BW. De rechtbank gaat hieraan om die reden voorbij.
4.5.
Uit het vooroverwogene volgt dat er geen aanbod door [eiseressen] is gedaan op grond waarvan [gedaagde] kon stoppen met de werkzaamheden. Evenmin is uit feiten en omstandigheden gebleken dat [eiseressen] de aannemingsovereenkomst hebben opgezegd en/of dat de beëindiging van de aannemingsovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een opzegging ex art. 7:764 BW. Hieruit volgt dat [gedaagde] door het werk te staken toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van zijn verbintenis uit de aannemingsovereenkomst.
Verzuim en omzettingsverklaring
4.6.
[eiseressen] hebben – kort gezegd – gesteld dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgekomen in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Na in gebreke te zijn gesteld, verkeert [gedaagde] vanaf 3 maart 2023 in verzuim, waardoor [gedaagde] is gehouden de schade die door de toerekenbare tekortkoming is ontstaan aan [eiseressen] te vergoeden. [eiseressen] hebben in dat verband een omzettingsverklaring ex artikel 6:87 BW uitgebracht.
4.7.
[gedaagde] stelt dat hij niet in verzuim kan verkeren, omdat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Hij heeft immers het door [eiseressen] gedane aanbod om te stoppen met de werkzaamheden aanvaard, waarmee de aannemingsovereenkomst is uitgevoerd. Bij het ontbreken van verzuim kan van vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:87 BW geen sprake zijn, aldus [gedaagde] .
4.8.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn verweer. Zoals hiervoor (rov. 4.5) reeds overwogen verwerpt de rechtbank het standpunt van [gedaagde] dat hij slechts een aanbod tot stoppen van [eiseressen] heeft aanvaard en is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] door te stoppen met het werk wel degelijk is tekortgekomen in de nakoming van zijn verbintenis uit de overeenkomst. Nu [gedaagde] niet betwist dat hij door [eiseressen] bij brief van 24 februari 2023 in gebreke is gesteld en dat hij niet binnen de gestelde termijn van zeven dagen (welke termijn evenmin is betwist) het werk heeft hervat, moet de conclusie luiden dat [gedaagde] met betrekking tot het staken van het werk met ingang van 4 maart 2023 in verzuim verkeerde.
4.9.
Aangezien [gedaagde] in verzuim verkeerde konden [eiseressen] bij e-mailbericht van 24 maart 2023 rechtsgeldig de omzettingsverklaring (ex art. 6:87 lid 1 BW) uitbrengen, zodat de verbintenis (nakoming van de aannemingsovereenkomst) is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
Gebreken
4.10.
De tweede grondslag voor de vordering tot schadevergoeding van [eiseressen] betreft de stelling dat het wel verrichte werk gebreken bevat. [eiseressen] hebben ter onderbouwing van die stelling een deskundigenrapport overgelegd van [naam bedrijf 1] , waarin wordt vermeld dat het werk deels niet deugdelijk is uitgevoerd (zie rov. 2.13). De kosten voor herstel van de geconstateerde gebreken worden door de deskundige geraamd op € 8.050,25. [eiseressen] vorderen vergoeding van deze kosten.
4.11.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] luidt dat hij met betrekking tot de door [eiseressen] gestelde gebreken geen ingebrekestelling heeft ontvangen, zodat hij met betrekking tot die gebreken (waarvan hij overigens ook het bestaan betwist) niet in verzuim is. Dit betekent dat de vordering tot vergoeding van vervangende schadevergoeding niet kan worden toegewezen, aldus [gedaagde] .
4.12.
Dit verweer slaagt. Niet in geschil is dat [eiseressen] [gedaagde] bij brief van 24 februari 2023 (slechts) in gebreke hebben gesteld ten aanzien van het afmaken van het werk. Naar het oordeel van de rechtbank moet ook de daarop volgende omzettingsverklaring van 24 maart 2023 op deze wijze worden begrepen. Weliswaar is in die verklaring geschreven dat [eiseressen] het ‘herstel’ door een derde zal laten uitvoeren, maar gelet op de inhoud en strekking van het voorgaande deel van het desbetreffende e-mailbericht, waarin wordt gesproken over afronding van het werk (en waarin onder meer wordt verwezen naar de ingebrekestelling van 24 februari 2023), alsmede gelet op het feit dat het onderwerp ‘gebreken’ in verband met de ingebrekestelling en beëindiging van de samenwerking in het geheel niet aan de orde was geweest, kan deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan dat bedoeld is dat [eiseressen] het werk door een derde zouden laten afronden. Zoals door [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling terecht is aangevoerd, waren tot op dat moment geen concrete gebreken genoemd waarvoor [gedaagde] aansprakelijk zou worden gesteld. Eerst na het verschijnen van het deskundigenrapport spreken [eiseressen] [gedaagde] (bij brief van 13 juli 2023) aan op de door de deskundige geconstateerde gebreken, maar – ook dat is niet in geschil tussen partijen – die brief bevat geen ingebrekestelling en is bovendien verzonden na de omzettingsverklaring.
4.13.
[eiseressen] heeft in dit verband aangevoerd dat een partij die bij een overeenkomst op een onderdeel in verzuim is geraakt, voor het geheel in verzuim is. Een nadere ingebrekestelling voor nadien optredende (of opgemerkte) tekortkomingen in de nakoming is dus niet nodig, aldus [eiseressen] De rechtbank volgt deze stelling niet, nu daarvoor in algemene zin geen rechtsgrond bestaat, terwijl evenmin feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit volgt dat dit in het onderhavige geval wel zou moeten worden aangenomen.
4.14.
Subsidiair hebben [eiseressen] aangevoerd dat een ingebrekestelling niet nodig was, nu uit de uitlatingen van [gedaagde] volgde dat hij geen herstel meer zou verrichten. De rechtbank begrijpt dat [eiseressen] daarmee een beroep doen op artikel 6:83 sub c BW. Ook deze stelling gaat niet op. Zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd zijn de door [eiser sub 1] thans gestelde gebreken niet tussen partijen besproken, althans, dit blijkt niet uit het procesdossier. Van een mededeling of gedragingen van [gedaagde] waaruit [eiseressen] hadden moeten afleiden dat deze niet tot herstel zou overgaan, is derhalve niet gebleken. Evenmin volgt dit uit de mededeling van [gedaagde] dat hij het werk niet zou afronden. Zonder nadere feiten of omstandigheden, die ontbreken, kan aan de mededeling dat het werk niet zal worden afgerond immers niet zonder meer de betekenis worden gehecht dat [gedaagde] ook niet bereid zou zijn tot herstel van eventuele gebreken.
4.15.
Voor zover [eiseressen] hebben bedoeld dat de omzettingsverklaring, uitgebracht op grond van verzuim op één onderdeel van de overeenkomst, de gehele overeenkomst raakt, overweegt de rechtbank als volgt. In beginsel is juist dat, ook als sprake is van een tekortkoming en verzuim met betrekking tot één verbintenis uit een overeenkomst, de omzetting in de zin van artikel 6:87 BW meerdere verbintenissen kan betreffen (bijvoorbeeld zowel hoofd- als nevenverplichtingen). Dit is echter niet zonder meer het geval. De omzetting heeft niet per definitie betrekking op de gehele verbintenis (alle door de schuldenaar te verrichten prestaties); zij kan ook een deel ervan betreffen. [9] Het komt daarbij dus aan op uitleg van de omzettingsverklaring. In het voorgaande (rov. 4.12) heeft de rechtbank reeds overwogen dat de omzettingsverklaring niet anders kan worden uitgelegd dan dat bedoeld is dat [eiseressen] het werk door een derde zouden laten
afronden; op de (nadien geconstateerde)
gebrekenziet de omzettingsverklaring niet. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat [gedaagde] had moeten of kunnen begrijpen dat de omzettingsverklaring ook zag op herstel van eventuele gebreken zijn niet gesteld of gebleken. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat, hoewel dit in beginsel mogelijk was geweest, de omzettingsverklaring in dit geval niet tevens het herstel van gebreken omvat. Gelet daarop gaat het beroep van [eiseressen] op de omzettingsverklaring, ter ondervanging van het ontbreken van verzuim ten aanzien van het herstel van gebreken, niet op.
4.16.
Op grond van het voorgaande zal de gevorderde schadevergoeding van € 8.050,25 met betrekking tot het herstel van gebreken worden afgewezen.
Vervangende schadevergoeding inzake afronding van het werk
4.17.
De rechtbank komt thans toe aan de beoordeling van de gevorderde (vervangende) schadevergoeding inzake afronding van het werk. De rechtbank stelt voorop dat de vordering van [eiseressen] een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding in de zin van art. 6:87 betreft. Die vordering heeft geen betrekking op gevolgschade (zoals bijvoorbeeld vertragingsschade of stagnatieschade), maar op de kosten die [eiseressen] stellen te (hebben) moeten maken voor het alsnog laten verrichten van de werkzaamheden die [gedaagde] op zich had genomen maar volgens [eiseressen] niet heeft verricht. Het schadevergoedingsrecht streeft ernaar de schuldeiser ( [eiseressen] ) in de positie te plaatsen waarin hij zou zijn geweest indien de overeenkomst zou zijn nagekomen.
4.18.
[eiseressen] hebben – daartoe in gelegenheid gesteld – na de mondelinge behandeling bij akte stukken (producties 9 tot en met 13) in het geding gebracht die verband houden met het afmaken van de werkzaamheden aan het dak door [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ). Ter toelichting daarop hebben [eiseressen] gesteld dat de door [naam bedrijf 2] uitgevoerde werkzaamheden enkel zien op het afmaken van het werk; [naam bedrijf 2] heeft geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De daadwerkelijke kosten om het werk af te maken bedroegen – in afwijking van de begroting door [naam bedrijf 1] van € 30.863,82 inclusief btw – € 36.448,12 inclusief btw.
4.19.
[gedaagde] heeft bij akte in reactie op de door [eiseressen] overgelegde producties – voor zover thans van belang – aangevoerd dat de offerte van [naam bedrijf 2] veel te hoog is en dat dit voor rekening en risico dient te komen van [eiseressen] , nu zij ervoor hebben gekozen om een bevriend timmerklusbedrijf in te schakelen in plaats van een professioneel dakdekkersbedrijf. [gedaagde] gaat ervan uit dat [naam bedrijf 2] , een eenmanszaak, wordt gevoerd door de bewuste vriend van [eiseressen] , die ook in de Whatsappberichten werd bedoeld, de heer [naam 4] . Daarbij geldt bovendien, aldus [gedaagde] , dat [naam bedrijf 2] geen dakdekkersbedrijf is, maar een timmerklusbedrijf. Het spreekt volgens [gedaagde] voor zich dat een timmerklusbedrijf dat normaal gesproken tuinhuisjes bouwt en dan plotseling een dak moet gaan leggen op een oude boerderijwoning die schots en scheef is, niet alleen veel meer uren kwijt zal zijn omdat ze niet beschikt over de benodigde ervaring, maar ook dat de inkoop duurder zal zijn. Professionele dakdekkersbedrijven die voortdurend inkopen, krijgen andere inkoopprijzen dan een timmerbedrijf dat vrijwel nooit inkopen doet, aldus [gedaagde] . [gedaagde] verwijst in dat verband op enkele posten die hoger zijn dan de begroting in het rapport van [naam bedrijf 1] .
Daarnaast betwist [gedaagde] dat de door [naam bedrijf 2] opgevoerde bedragen alleen zouden zien op het afronden van de werkzaamheden en niet ook op het herstellen van de beweerdelijke gebreken. [gedaagde] wijst er in dat verband op dat productie 11 niet gedateerd, niet ondertekend en onduidelijk is, terwijl zowel op productie 11 als op productie 10 het logo van [naam bedrijf 2] ontbreekt.
De offerte is veel hoger dan het bedrag dat [naam bedrijf 1] in het rapport vermeldt. De bedragen van [naam bedrijf 1] kloppen volgens [gedaagde] echter ook niet: [naam bedrijf 1] heeft – kort samengevat – geen rekening gehouden met wijzigingen in de opdracht na de oorspronkelijke offerte, met meerwerk (dat deels wel en deels niet is gefactureerd), met extra werkzaamheden die moesten worden verricht voor bijvoorbeeld isolatie en met de omstandigheid dat het dak (zoals berekend door [naam bedrijf 1] ) groter was dan in de offerte tot uitgangspunt is genomen. [gedaagde] heeft aangevoerd alsnog een factuur van € 15.000,00 exclusief btw ter zake niet gefactureerd meerwerk aan [eiseressen] te zullen sturen.
4.20.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit het rapport van [naam bedrijf 1] blijkt dat [gedaagde] door [naam bedrijf 1] is uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de opname ter plekke, waarop [gedaagde] niet heeft gereageerd (p. 7). Verder stelt de rechtbank vast dat [gedaagde] bij e-mailbericht van 13 juli 2023 (zie rov. 2.14) het rapport van [naam bedrijf 1] toegestuurd heeft gekregen en dat [eiseressen] op grond daarvan hem hebben gesommeerd een bedrag te betalen. Hierop heeft [gedaagde] niet gereageerd. De rechtbank stelt ook vast dat [gedaagde] bij conclusie van antwoord (sub 29-39) enkel verweer heeft gevoerd met betrekking tot de door [naam bedrijf 1] geconstateerde
gebreken, maar niet wat betreft de door [naam bedrijf 1] opgesomde en begrote werkzaamheden ter zake het
afmakenvan het werk. Ook in de pleitnota is zijdens [gedaagde] enkel ingegaan op de gebreken, niet op de af te maken werkzaamheden. Pas na vragen van de rechter heeft [gedaagde] nader verklaard over de volgens [naam bedrijf 1] nog te verrichten werkzaamheden. In reactie daarop hebben [eiseressen] verklaard allerlei verweren te horen die op zitting voor het eerst naar voren worden gebracht, wat te laat is. Bovendien zijn die verweren niet onderbouwd en als er al meerwerk zou zijn, blijkt dat nergens uit en is dat niet geaccordeerd, aldus [eiseressen] ter zitting. De rechtbank volgt [eiseressen] hierin. Het lag op de weg van [gedaagde] om in een eerder stadium nader in te gaan op de door [naam bedrijf 1] gerapporteerde werkzaamheden ter zake het afmaken van het werk. In zoverre gaat de rechtbank voorbij aan hetgeen [gedaagde] dienaangaande, niet onderbouwd, ter zitting heeft verklaard. [gedaagde] heeft verder bij akte bloot aangevoerd dat [naam bedrijf 1] geen rekening heeft gehouden met wijzigingen in de oorspronkelijke offerte en dat sprake was van meerwerk, maar dit verweer is dusdanig algemeen van aard en niet nader geconcretiseerd met feiten en omstandigheden dat de rechtbank hieraan, bezien in het licht van het hiervoor geschetste, voorbijgaat.
4.21.
De rechtbank gaat verder voorbij aan het speculatieve en niet onderbouwde verweer van [gedaagde] dat [naam bedrijf 2] als timmerklussenbedrijf door gebrek aan ervaring meer manuren nodig heeft en inkoop van materialen duurder zal zijn. Hetzelfde geldt voor het verweer dat [naam bedrijf 2] de “bewuste vriend’ van [eiseressen] zou zijn en dat de bedragen niet alleen zien op het afronden van het werk maar ook op het herstel van beweerdelijke gebreken. Het lag op de weg van [gedaagde] als professioneel dakdekkersbedrijf om dit met feiten en omstandigheden te onderbouwen, hetgeen hij echter niet heeft gedaan.
4.22.
Nu door [gedaagde] niet (voldoende) is weersproken dat [eiseressen] ter zake het afmaken van de werkzaamheden een bedrag van in totaal € 36.448,12 incl. btw hebben betaald aan [naam bedrijf 2] en [gedaagde] overigens geen verweer heeft gevoerd tegen de omvang van deze vordering, ligt de door [eiseressen] gestelde schade ten gevolge van het niet afronden van het werk voor toewijzing gereed. De rechtbank begroot deze schade als volgt. [eiseressen] hebben in totaal € 122.605,06 (deelbetalingen aan [gedaagde] ) + € 36.448,12 (betalingen aan [naam bedrijf 2] ) = € 159.053,18 inclusief btw betaald voor de werkzaamheden aan het dak (exclusief herstel van gebreken). De oorspronkelijk met [gedaagde] overeengekomen aanneemsom bedroeg in totaal € 136.227,85. De schade van [eiseressen] bedraagt daarmee (€ 159.053,18 -/- € 136.227,85 =) € 22.825,33.
4.23.
[eiseressen] vorderen daarnaast vergoeding van de kosten van het door [naam bedrijf 1] uitgevoerde deskundigenonderzoek ter hoogte van € 1.701,55. Deze kosten, die zijn onderbouwd door overlegging van een factuur van [naam bedrijf 1] , zijn toewijsbaar als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van (artikel 6:96 lid 2 sub b BW).
4.24.
Resumerend zal de rechtbank de vordering van [eiseressen] toewijzen tot een bedrag van € 22.825,33 + € 1.701,55 = € 24.526,88.
4.25.
[gedaagde] is per 3 maart 2023 in verzuim, zodat de wettelijke rente over het bedrag van € 22.825,33 vanaf dat moment toewijsbaar is. De wettelijke rente over het bedrag van € 1.701,55 zal de rechtbank, nu daaromtrent niets is gesteld, toewijzen vanaf de dag van dagvaarding.
Overig
4.26.
Al hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, is rechtens niet relevant, zodat de
rechtbank daaraan verder voorbijgaat.
Buitenrechtelijke kosten
4.27.
[gedaagde] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de
buitengerechtelijke kosten. De rechtbank acht deze kosten toewijsbaar en zal het gevorderde bedrag van € 1.100,77 toewijzen.
Proceskosten
4.28.
De rechtbank zal [gedaagde] als in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseressen] begroot op:
  • kosten dagvaarding € 129,14
  • griffierecht € 1.301,00
  • salaris advocaat € 1.965,00 (2 ½ punt x € 786,00)
  • nakosten
de beslissing)
totaal € 3.573,14

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseressen] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een totaalbedrag ter grootte van € 24.526,88, waarvan € 22.825,33 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023, en € 1.701,55 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, voor beide bedragen tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseressen] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 1.100,77,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseressen] van € 3.573,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.
JC

Voetnoten

1.Productie 3 van [eiseressen] .
2.Productie 4 van [eiseressen] .
3.Productie 6 van [eiseressen] en productie 3 van [gedaagde] .
4.Productie 5 van [eiseressen] .
5.Achter productie 5 van [eiseressen] .
6.Achter productie 5 van [eiseressen] .
7.Productie 7 van [eiseressen] .
8.Achter productie 5 van [eiseressen] .
9.Vgl. Asser/Sieburgh 6-I 2024/403 en de conclusie van A-G Hartlief voor HR 4 december 2020, ECLI:NL:PHR:2020:648, randnummer 4.72.