ECLI:NL:RBLIM:2024:10224

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
04.050590.04
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van een jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde, geboren in 1985, die momenteel verblijft in een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen voor de duur van een jaar toegewezen. De rechtbank heeft hierbij de recente ontwikkelingen in de behandeling van de veroordeelde en de adviezen van deskundigen in overweging genomen. De veroordeelde heeft een geschiedenis van schizofrenie en verslavingsproblematiek, en zijn recidive risico is als hoog ingeschat buiten het tbs-kader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er een zorgconferentie zal plaatsvinden om te onderzoeken welke behandelplek het meest passend is voor de veroordeelde. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling beperkt tot een jaar, met de verwachting dat de uitkomsten van de zorgconferentie betrokken zullen worden bij de volgende verlengingsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04.050590.04 (TBS)
Datum uitspraak : 14 oktober 2024
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
in het kader van de terbeschikkingstelling van:
[veroordeelde 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans verblijvende in [verblijfplaats]
hierna te noemen [veroordeelde 1].
Raadsman is mr. A.J. Sprey, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
- de vordering van de officier van justitie van 4 juni 2024, ingekomen ter griffie van de rechtbank op diezelfde dag;
  • het verlengingsadvies van 2 mei 2024, opgemaakt door dhr. R.J.N. van Eijk, hoofd behandeling, dr. M. Braakman, psychiater en cultureel antropoloog, [naam], plaatsvervangend hoofd, allen verbonden aan de inrichting waar [veroordeelde 1] verblijft;
  • de omtrent [veroordeelde 1] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode van
  • de pro justitia rapportage van psychiater H. Kondakci van 18 maart 2024;
  • de pro justitia rapportage van klinisch psycholoog dr. W.F. van Kordelaar van
  • de aanvullende pro justitia rapportage van psychiater H. Kondakci van
  • de aanvullende pro justitia rapportage van klinisch psycholoog dr. W.F. van Kordelaar van 20 september 2024;
  • het vonnis van de (toenmalige) rechtbank Roermond van 28 december 2004 waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg van 17 juli 2023 waarbij de terbeschikkingstelling met een jaar is verlengd.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal verlengen voor de duur van een jaar.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Roermond van 28 december 2004 is [veroordeelde 1] ter beschikking gesteld. De terbeschikkingstelling met dwangverpleging is toegepast ter zake van
poging tot doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste.
Het hiervoor genoemde delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 6 juli 2005.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 17 juli 2023 met een jaar verlengd.
De rechtbank heeft ter zitting van 18 juli 2024 de behandeling van de vordering aangehouden teneinde een aanvullende rapportage te laten opmaken door de externe deskundigen, omdat het proefverlof van [veroordeelde 1] recentelijk was ingetrokken en zodat deskundige R.J.N. van Eijk bij de zitting aanwezig zou kunnen zijn.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 30 september 2024. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [veroordeelde 1], zijn raadsman en, als deskundige, R.J.N. van Eijk, hoofdbehandelaar van [veroordeelde 1] bij [FPC].

3.Het standpunt van de inrichting

In voornoemd verlengingsadvies van de inrichting van 2 mei 2024 is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Er is bij [veroordeelde 1] sprake van schizofrenie, die vermoedelijk een erfelijke component in zich draagt (van moederszijde) in de zin van vermeende gedachteninbrenging en grootheids- en betrekkingswanen, waarnaast ook negatieve symptomen als onsamenhangende spraak en vlak affect imponeren. Er kan gesproken worden van een goede instelling op anti psychotische medicatie waardoor de psychose is verbleekt. Ook is [veroordeelde 1] gediagnosticeerd met stoornissen in middelengebruik en is bij hem sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel.
Sinds 1 mei 2023 verbleef [veroordeelde 1] bij [kliniek 1] in het kader van proefverlof. De kliniek wilde middels deze overplaatsing meer aandacht geven aan de cognitieve beperkingen van hem, waar de expertise van [kliniek 1] ligt.
Als gevolg van herhaaldelijke terugval in middelengebruik, het ontbreken van openheid daarover (ook na waarschuwing vanuit de reclassering) en vermoedens van frauderen met de UC is [veroordeelde 1] voor een time-out naar de kliniek geplaatst.
Een concreet doel was aanvankelijk om [veroordeelde 1] op korte termijn met een proefverlofkader over te plaatsen naar de TRAP, om vanuit daartoe te werken naar een voorwaardelijke beëindiging. De huidige time-outplaatsing maakt dat zijn appartement binnen de TRAP vergeven is aan een andere patiënt en dat er opnieuw kritisch gekeken moet worden naar het huidige behandelbeleid als gevolg van het aanhoudende middelengebruik, de beperkte openheid en de complicaties die opgetreden zijn bij zijn antipsychoticum. De inzet van methylfenidaat dient daarbij kritisch te worden overwogen bij blijvende onbetrouwbaarheid en afwezigheid van de ADHD-diagnose. Bepalende factoren zijn de mate waarin het [veroordeelde 1] lukt zich aan gemaakte afspraken te houden, abstinent te blijven van middelen, mate van openheid, medicatietrouw te blijven, de geformuleerde terugvalpreventie strategieën toe te passen, fysieke incidenten te voorkomen en met hulp een externe dagbesteding te realiseren.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar.
Deskundige Van Eijk heeft ter zitting van 30 september 2024 het volgende – zakelijk weergegeven - naar voren gebracht:
De aanvullende rapportages van de psychiater en psycholoog zijn duidelijk. Na de time-out plaatsing is [veroordeelde 1] uiteindelijk vanwege het aanhoudende middelengebruik definitief teruggeplaatst in de kliniek en is zijn proefverlof beëindigd. Eigenlijk is hij terug bij af, waardoor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs of een proefverlof niet meer aan de orde is. Er is onderzocht waar [veroordeelde 1] nu nog terecht kan en in overleg met hemzelf is hij aangemeld bij [kliniek 2]. [kliniek 2] staat open voor een gesprek op voorwaarde dat hij het gebruik van de ADHD-medicatie (methylfenidaat) afbouwt. [veroordeelde 1] gebruikt namelijk deze medicatie, terwijl bij hem geen ADHD is gediagnostiseerd en deze medicatie bij verkeerd gebruik een verslavende werking heeft. Het vinden van een geschikte vervolgplek is lastig vanwege zijn middelengebruik. Bij veel andere instellingen wordt [veroordeelde 1] afgewezen. Zo zegt [kliniek 1] dat zij hem niet meer terug kunnen nemen. Er zijn andere FPK-instellingen benaderd, maar daarvan is nog niets vernomen. Er zijn geen instellingen waar het gecontroleerd gebruik van harddrugs wordt gedoogd. De instellingen met een longcare-afdeling hebben lange wachtlijsten en zitten momenteel zelfs in de positie dat zij patiënten kunnen uitkiezen. Deze instellingen hebben bovendien al moeite met het gebruik van cannabis, laat staan harddrugs. Buiten de forensische setting zou er naar een zorgmachtiging moeten worden gekeken, maar ook daar zal iedere instelling zeggen dat (hard)drugsgebruik niet wordt getolereerd. Daarbij komt dat een zorgmachtiging maar voor 6 maanden kan worden afgegeven.
Door het drugsgebruik van [veroordeelde 1] wordt het recidive gevaar ook hoger. Hoewel dat (nog) niet is aangevraagd, lijkt het zinvol een zorgconferentie te organiseren. De deskundige heeft de hoop uitgesproken dat [veroordeelde 1] bij [kliniek 2] of anders bij [kliniek 3] terecht kan.
Gelet op de tijd die gemoeid zal zijn met het vinden van een goede vervolgplek, sluit de deskundige zich aan bij de adviezen van de externe gedragsdeskundigen om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.

4.Het standpunt van de externe gedragsdeskundigen

Psychiater H. Kondakci heeft in zijn meest recente rapportage van 21 september 2024 onder meer het navolgende aangegeven – zakelijk weergegeven – :
Bij [veroordeelde 1] is sprake van schizofrenie, ernstige verslavingsproblematiek en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tevens is sprake van (testpsychologisch geobjectiveerd) cognitief verval.
In de huidige omstandigheden (verblijf in een FPC) wordt het recidive risico als laag ingeschat. Gelet op de beperkingen en kwetsbaarheden van [veroordeelde 1], zijn structurele tekorten en de negatieve ontwikkelingen van het afgelopen halfjaar, is de verwachting dat het recidive risico zal oplopen naar hoog, buiten de zorg en zonder het tbs-kader.
Vooralsnog is verblijf in een voldoende beveiligde forensisch-psychiatrische kliniek (zoals een FPC of FPK) geïndiceerd om de stabiliteit en veiligheid te waarborgen. Toezicht, controle, intensieve zorg en structuur zijn daarbij sleutelbegrippen. Verder dient er aandacht te zijn voor medicatietrouw, langdurige abstinentie van drugs en het oppakken van een passende en gestructureerde dag- en vrijetijdsbesteding die de draagkracht van [veroordeelde 1] niet overstijgt. Ook dient er toezicht te zijn op zijn sociale contacten om te voorkomen dat hij weer negatief beïnvloed wordt en afglijdt in criminele aspiraties en antisociaal gedrag.
Hoewel [veroordeelde 1] tot een halfjaar geleden redelijk meewerkte, hij zich liet aanspreken en
aansturen op zijn gedrag en het gebruik van drugs incidenteel was, is daar in het afgelopen
halfjaar duidelijk (in negatieve zin) verandering in gekomen. Hij heeft veelvuldig drugs gebruikt, heeft misbruik van zijn medicatie (methylfenidaat) gemaakt, liet aanpassingen in de medicatie onvoldoende toe en kwam zelfs hierover ernstig in conflict met zijn behandelaar. Het veelvuldig gebruik van middelen bleek niet te stoppen te zijn, ook niet met sancties zoals een time-out in de kliniek en tijdelijk intrekken van de vrijheden. Gecombineerd met het gebruik was er ook sprake van opstandig en antisociaal gedrag. Onderhavig onderzoek wijst verder op toename van paranoïde en achterdocht. [veroordeelde 1] is en blijft een psychose gevoelige en ernstig verslaafde man die de afgelopen jaren op cognitief vlak flink heeft ingeboet. Het is gaandeweg ook steeds duidelijker geworden dat hij beperkter en kwetsbaarder is dan werd aangenomen. Zelfs verblijf in een vrij hoog zorg- en toezicht niveau kennende setting voor begeleid wonen ([kliniek 1], op het terrein van [FPC]) bleek te hoog gegrepen te zijn. Hoewel hij inmiddels al meerdere maanden in de kliniek verblijft, bleek aldaar (op een pre-resocialisatie afdeling) de ingezette negatieve spiraal niet doorbroken te kunnen worden en is het zelfs gekomen tot escalatie. De verwachting is dat het tbs-kader nog geruime tijd geïndiceerd zal blijven, nu alle verloven zijn ingetrokken en bezien dient te worden op welke wijze er invulling kan worden gegeven aan het verdere vervolg.
Het advies is daarom de tbs-maatregel niet met één maar met twee jaar te verlengen.
Klinisch psycholoog dr. W.F. Kordelaar heeft in zijn meest recente rapportage van
20 september 2024 onder meer het volgende aangegeven – zakelijk weergegeven – :
In de rapporten uit 2021 en maart 2024 werd afgezien van een specifieke diagnose en classificatie van de persoonlijkheid, omdat de vroegkinderlijke verstoringen het eigenlijk niet goed mogelijk maken om het persoonlijkheidsfunctioneren te beoordelen in het licht van een normale ontwikkeling. Dat is bij nader inzien een al te academisch standpunt, omdat blijkt dat [veroordeelde 1] als het hem tegen zit patroonmatig en tegen beter weten in egocentrische keuzes maakt en die verheimelijkt. Dit gedrag komt sterker naar voren als het hem tegenzit en hij gefrustreerd raakt. Deze reactievormen zijn te benoemen als antisociaal. Voor de diagnostische classificatie betekent dit dat daar een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis aan wordt toegevoegd, zoals ook de kliniek classificeert.
[veroordeelde 1] is aangemeld voor de Transforensische (woon)voorziening van
[kliniek 2] in Heerlen. Dit is een aanmelding met een inmiddels bekend risico van hernieuwd gebruik van middelen en de bijbehorende ruis van handeltjes en deals uitmondend in een situatie die niet meer houdbaar is. Het roept de vraag op of niet dient te worden onderzocht of [veroordeelde 1] als alternatief kan worden geplaatst in een longcare-afdeling van de tbs, zoals die bij de [kliniek 4].
In [veroordeelde 1] zijn geval is sprake van een heel lastige paradox waarbij het aannemelijk is dat hij bevredigend en niet-gevaarzettend zou kunnen functioneren in een situatie met een gedoogd, gekend, gematigd en gecontroleerd gebruik, maar dat een dergelijk gebruik in een forensische setting niet acceptabel is en in een reguliere setting bovendien niet voldoende controleerbaar is.
Het bovenstaande leidt tot het advies om de maatregel met twee jaar te verlengen met behoud van de verpleging. Voor wat betreft de wens van [veroordeelde 1] om de verlenging te beperken tot één jaar kan gezegd worden dat daar vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen contra-indicaties voor zijn.

5.Het standpunt van de officier van justitie

Ter zitting van 30 september 2024 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat zij heeft verzocht de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen voor de duur van twee jaar in plaats van een jaar. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het traject van [veroordeelde 1] helaas niet zo goed verloopt en dat hij weer terug bij af is. Een zorgmachtiging is nog niet aan de orde en een voorwaardelijke beëindiging evenmin. Gelet op de adviezen verwacht zij niet dat er over een jaar al een geschikte plek voor [veroordeelde 1] is gevonden, doch dit zal juist de nodige tijd vergen.

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

Ter zitting van 30 september 2024 heeft [veroordeelde 1] aangevoerd dat hij niet goed kon omgaan met de teleurstelling door het uitstel van zijn plaatsing bij TRAP en daardoor weer terug is gevallen in het gebruik van drugs. Hij gebruikt af en toe synthetische drugs om te kunnen slapen en om spanningen te verlagen, maar hij wordt niet agressief van synthetische drugs. Hij moet nu weer van voor af aan beginnen en heeft daarom nog geen verlof. Een behandelingsplek heeft geen meerwaarde meer voor hem, want hij heeft al 20 jaar behandeling gehad. Hij kan nu terug de maatschappij in of naar een longcare-afdeling. Hij ziet geen andere opties meer. Hij is bereid de ADHD-medicatie (methylfenidaat) af te bouwen, indien dat zou betekenen dat hij dan bij [kliniek 2] terecht kan.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat [veroordeelde 1] begrijpt dat een verlenging van de tbs aan de orde is gezien de huidige situatie. Wel verzoekt de raadsman de rechtbank om de tbs met een duur van één jaar te verlengen in plaats van twee jaar. Het is spijtig dat het zo is gelopen, want aan het begin van dit jaar zag het er nog goed uit voor [veroordeelde 1] en hij is daar zelf het slachtoffer van. Over een jaar zal een voorwaardelijke beëindiging waarschijnlijk nog niet aan de orde zijn, maar er kan in de komende periode middels een zorgconferentie
out of the boxworden gekeken wat passend is voor [veroordeelde 1]. Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de raadsman aangevoerd dat er meer gevallen zijn waarin er nog geen sprake was van zicht op een voorwaardelijke beëindiging, maar waarbij de rechtbank toch mild was in haar oordeel over de duur van een tbs-verlenging vanwege het vooruitzicht van een zorgconferentie. Al met al zou [veroordeelde 1] gebaat zijn bij een nieuw toetsmoment over een jaar.

7.De beoordeling

De rechtbank constateert dat zij niet heeft voldaan aan de in artikel 6:6:13, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde verplichting dat zij binnen een termijn van twee maanden na de dag waarop de vordering is ingediend, de zaak heeft onderzocht. De rechtbank is echter van oordeel dat dit geen gevolgen behoeft te hebben, omdat de rechtbank ter zitting van 18 juli 2024 mede op verzoek van de verdediging de behandeling van de vordering heeft aangehouden gelet op de recente ontwikkelingen. Deskundige Van Eijk kon ook niet op die zitting aanwezig zijn. Bovendien was het wenselijk dat er een aanvullende rapportage door psychiater Kondakci en psycholoog Van Kordelaar zou worden opgemaakt.
Uit het verlengingsadvies van de inrichting en de rapportages van de externe deskundigen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er bij [veroordeelde 1] sprake is van schizofrenie, waarbij, de psychose is verbleekt door een goede instelling op anti psychotische medicatie. Ook is [veroordeelde 1] gediagnosticeerd met stoornissen in middelengebruik en is bij hem sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel.
Gelet op de beperkingen en kwetsbaarheden van [veroordeelde 1], zijn structurele tekorten en de negatieve ontwikkelingen van het afgelopen halfjaar wordt het recidive risico als hoog ingeschat buiten de zorg en zonder het tbs-kader.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank stelt vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. De komende periode zal middels een zorgconferentie worden onderzocht welke plek het meest passend is voor [veroordeelde 1] die het behandelplafond heeft bereikt. Deze zorgconferentie vormt voor de rechtbank een reden om de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot een jaar. Zij acht het wenselijk dat er op een kortere termijn dan na het verstrijken van een periode van twee jaren, de uitkomsten van de zorgconferentie zullen worden betrokken bij de volgende verlengingsprocedure. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs toewijzen met een termijn van een jaar.
De rechtbank benadrukt dat aan deze verlenging met één jaar niet de verwachting mag worden ontleend dat na afloop van dit jaar de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zal (kunnen) worden beëindigd of de terbeschikkingstelling opnieuw slechts met één jaar zal worden verlengd.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [veroordeelde 1] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met een jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. G.H. Hermanides en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2024.