ECLI:NL:RBLIM:2024:10288

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
C/03/317540 / HA ZA 23-207
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake benoeming deskundige in civiele procedure over vochtproblematiek

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser] tegen [gedaagde], heeft de Rechtbank Limburg op 4 december 2024 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil over vochtproblematiek in een woning, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat het noodzakelijk is om een deskundige te benoemen om de oorzaak en omvang van de problemen vast te stellen. In eerdere vonnissen is al aangegeven dat de rechtbank voornemens was een deskundige te benoemen, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun voorkeuren voor de deskundige kenbaar te maken. Zowel [eiser] als [gedaagde] hebben aangegeven de voorkeur te geven aan één deskundige, met specifieke eisen aan de expertise van deze deskundige.

De rechtbank heeft ing. J.J.C. Bollen van Mercator projectmanagement benoemd tot deskundige, na bevestiging van zijn beschikbaarheid en bereidheid om de vragen te beantwoorden. De rechtbank heeft de deskundige een voorschot van € 5.754,76 (inclusief btw) toegewezen voor zijn werkzaamheden. Partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en moeten hun procesdossier aan de deskundige verstrekken. De rechtbank heeft ook de procedure voor het indienen van opmerkingen en verzoeken door partijen aan de deskundige uiteengezet. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/317540 / HA ZA 23-207
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.L.M.A.A. de Vor,
tegen
[gedaagde],
wonende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B. van Meurs.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024,
- de akte van [eiser] van 7 augustus 2024,
- de akte van [gedaagde] van 7 augustus 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 10 juli 2024 is overwogen dat de rechtbank voornemens is een deskundige te benoemen. Tevens zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Vervolgens is de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht aan de zijde van beide partijen.
Inschakelen deskundige en de te benoemen deskundige
2.2.
[eiser] heeft bij akte aangegeven de voorkeur te geven aan één deskundige. [eiser] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank omtrent de keuze van een deskundige, met dien verstande dat de te benoemen deskundige over zowel bouwkundige expertise dient te beschikken, alsook een expert dient te zijn op het gebied van gevel- en vochttechniek en vochtbestrijding. Daarbij acht [eiser] tevens van belang dat het onderzoek op zo kort mogelijke termijn plaatsvindt, gelet op het gegeven dat het vochtprobleem de afgelopen maand(en) aanzienlijk is toegenomen.
2.3.
[gedaagde] heeft bij akte van 7 augustus 2024 naar voren gebracht dat ook zij de voorkeur heeft voor één deskundige, onder de voorwaarde dat deze deskundige genoeg kennis van geveltechniek en vochttechniek heeft om alle vragen te kunnen beantwoorden. [gedaagde] heeft daarbij aangegeven dat het totaalbedrag van het onderzoek niet meer dan € 5.000 exclusief btw zou dienen te bedragen (maximaal 30 uur tegen een gemaximeerd uurtarief van € 150,00 en een kostenvergoeding / post onvoorzien van € 500,00). [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen een eventuele benoeming van [naam 1] als deskundige.
2.4.
De rechtbank acht het, nu partijen verdeeld zijn over de oorzaak en omvang van de problematiek, gelet op de stellingen van partijen, nodig een deskundigenbericht in te winnen. Naar het oordeel van de rechtbank kan met de benoeming van één deskundige worden volstaan.
2.5.
Gelet op de standpunten over en weer heeft de rechtbank contact opgenomen met ing. J.J.C. Bollen van Mercator projectmanagement en hem onder meer gevraagd of hij zich in staat acht de bedoelde vragen te beantwoorden. Deze heeft daarop aangegeven in de onderhavige zaak bereid te zijn een eventuele benoeming te aanvaarden en hiertoe ook vrij te staan. Gelet daarop zal de rechtbank ing. J.J.C. Bollen van Mercator projectmanagement tot deskundige benoemen. Met inachtneming van de opmerking van de zijde van [eiser] merkt de rechtbank op dat het de deskundige uiteraard vrij staat aanvullend destructief en/of specialistisch onderzoek te doen, indien hij dat van belang acht.
De vraagstelling
2.6.
[eiser] kan zich in beginsel vinden in de vragen zoals deze door de rechtbank zijn geformuleerd, met dien verstande dat hij de rechtbank verzoekt aandacht te hebben voor het volgende.
Ten aanzien van vraag 5 zoals geformuleerd door de rechtbank, heeft [eiser] naar voren gebracht dat deze vraag niet door de deskundige valt te beantwoorden,
“mede omdat dit geen onbestreden deel van de juridische discussie is waarover de deskundige geen oordeel dient te vellen.”Gelet hierop dient volgens [eiser] deze vraag te worden geschrapt.
Ten aanzien van vraag 13 zoals geformuleerd door de rechtbank, merkt [eiser] op dat bij akte van eiswijziging ten behoeve van de mondelinge behandeling [eiser] het plan van aanpak heeft aangevuld met een herstelplan van Bedi Vochttechniek (productie 20 en 21 van [eiser] ). [eiser] is van mening dat deze aanvulling tevens dient te worden meegenomen in de beoordeling die de deskundige op grond van vraag 13 dient uit te voeren.
Ten aanzien van vraag 14 zoals geformuleerd door de rechtbank, stelt [eiser] voor de laatste zin: “
Zijn er eventueel ook goedkopere opties voor herstel die een goed en blijvend alternatief vormen?”, te verwijderen, nu deze zin voor (onnodige) discussies kan zorgen. De herstelwijze zal recht moeten doen aan het belang van [eiser] bij een duurzaam herstel naar de eisen van goed en deugdelijk werk enerzijds en het belang van [gedaagde] van een herstelwijze waarmee redelijke kosten gemoeid zijn anderzijds. Gelet hierop stelt [eiser] voor om voornoemde passage te schrappen uit vraag 14 en eventueel het woord ‘redelijke’ toe te voegen aan de passage: “
Kunt u gespecificeerd opgave doen van deredelijkekosten, die gemoeid zijn met het herstel van de door u geconstateerde gebreken?
2.7.
[gedaagde] heeft ten aanzien van de vragen zoals deze door de rechtbank zijn geformuleerd, het volgende opgemerkt.
Ter aanvulling op vraag 1 zoals geformuleerd door de rechtbank, heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat niet valt uit te sluiten dat eventuele verfspatten een andere oorzaak hebben, nu sinds het herstelwerk van [gedaagde] vier jaar zijn verstreken. [gedaagde] verzoekt de rechtbank gelet hierop om de deskundige te laten beschrijven of de kleur van de verfspatten overeenkomt met de kleur van het gevelstucwerk en om een inschatting te laten maken van de leeftijd van de verfspatten.
Ter aanvulling op vraag 2 zoals geformuleerd door de rechtbank, verzoekt [gedaagde] de rechtbank om aan de deskundige te vragen de scheurvorming die hij constateert niet enkel te beschrijven, maar ook met foto’s te documenteren, waarbij de deskundige dan één of meer pijlen plaatst. Dit is voor het geval er gaandeweg nieuwe scheuren bijkomen bij gebrek aan afdoende dilatatievoegen. Verder verzoekt [gedaagde] aan de deskundige te vragen of deze kan vaststellen waar in het verleden dilatatievoegen zijn aangebracht en of ter hoogte van die voegen scheurvorming optreedt.
Ter aanvulling van vraag 4 zoals geformuleerd door de rechtbank, merkt [gedaagde] op dat het de deskundige wellicht niet duidelijk is wat met ‘afdoende’ wordt bedoeld. De voegen dienen dieper te zijn dan [eiser] wenst en daarnaast moeten er mogelijk meer voegen worden aangebracht dan thans het geval is. Verder verzoekt [gedaagde] de deskundige te vragen de reeds aangebrachte dilatatievoegen met foto’s te documenteren, waarbij de deskundige in de foto’s pijlen plaatst.
Ter aanvulling van vraag 6 zoals geformuleerd door de rechtbank, vraagt [gedaagde] de vraag toe te voegen:
“Kunt u de oorzaak hiervan beschrijven?”
Ter aanvulling van vraag 7 zoals geformuleerd door de rechtbank verzoekt [gedaagde] de rechtbank om aan de deskundige te vragen de vochtoverlast in de wanden die hij constateert niet enkel te beschrijven, maar ook met foto’s te documenteren, waarbij de deskundige dan één of meer pijlen plaatst. Voorts verzoekt [gedaagde] de deskundige te vragen om vast te stellen of de eerdere door [gedaagde] aangebrachte bitumineuze coating een één-component bitumineuze coating is zoals [eiser] stelt, of een twee-componenten bitumineuze coating zoals [gedaagde] meent.
Ter aanvulling op vraag 9 zoals geformuleerd door de rechtbank. [gedaagde] verzoekt de rechtbank om aan deze vraag twee deelvragen toe te voegen, namelijk:
“speelt het ontwerp van de tuin daarbij een rol? En kunt u vaststellen of water van de gevel wegloopt, of dat het daar naar toe loopt dan wel daar blijft staan?”
Ter aanvulling op vraag 10 zoals geformuleerd door de rechtbank verzoekt [gedaagde] de rechtbank om aan vraag 10 nog één deelvraag toe te voegen, namelijk:
“Wordt dit mede veroorzaakt door het ontwerp van de tuin (zie vraag 9)?
Ter aanvulling op vraag 11 zoals geformuleerd door de rechtbank verzoekt [gedaagde] de rechtbank om aan vraag 11 nog één deelvraag toe te voegen, namelijk:
“Bestaat ondanks herstel naderhand de kans dat zich opnieuw scheurvorming in de gevel voordoet zoals nu het geval is?”
Ter aanvulling op vraag 12 zoals geformuleerd door de rechtbank verzoekt [gedaagde] de rechtbank om aan vraag 12 nog één deelvraag toe te voegen, namelijk:
”Zo ja, zijn die gebreken uitsluitend het gevolg van het niet goed en deugdelijk uitvoeren van herstelwerkzaamheden door [gedaagde] of valt er ook nog een andere oorzaak aan te wijzen?”
Ter aanvulling op vraag 14 nr. 2 zoals geformuleerd door de rechtbank, verzoekt [gedaagde] deze vraag opnieuw te nummeren, als vraag 15.
2.8.
De rechtbank overweegt omtrent de aan de deskundige voor te leggen vragen als volgt.
2.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door haar geformuleerde vraag 5 te wijzigen op de wijze zoals door [eiser] naar voren gebracht, juist nu deze vraag een deel van de discussie betreft waarover duidelijkheid over de feiten door een deskundige dient te worden verschaft. Het is evident dat het juridisch oordeel aan de rechtbank is. De door [eiser] voorgestelde wijzigingen van vraag 13 en 14 zullen hierna worden meegenomen.
2.10.
De door [gedaagde] voorgestelde wijzigingen voor de vragen 1, 2, 4, 5 en 10 zullen worden meegenomen. De in vraag 3 voorgestelde wijziging zal niet worden meegenomen, nu de deskundige op grond van zijn deskundigheid bekend zal zijn welke dilatatievoegen in dit geval afdoende zullen zijn. De opmerking betreffende het documenteren van de reeds aangebrachte dilatatievoegen zal hierna worden meegenomen. Verder zal de rechtbank aan vraag 9 de deelvraag toevoegen of het ontwerp van de tuin daarbij een rol speelt. De tweede door [gedaagde] voorgestelde deelvraag voor vraag 9 zal worden gepasseerd, nu de rechtbank deze vraag niet van aanvullende waarde acht. De voorgestelde aanvulling op vraag 10 zal worden gepasseerd, nu deze deelvraag al aan vraag 9 is toegevoegd. De door [gedaagde] voorgestelde wijziging op vraag 11, te weten de vraag of ondanks herstel naderhand de kans op scheurvorming in de gevel zich opnieuw kan voordoen, zal niet worden meegenomen, aangezien scheurvorming in het algemeen los staat van de thans gestelde gebreken. De door [gedaagde] voorgestelde aanvulling op vraag 12 zal niet worden meegenomen, nu indien de gebreken niet het gevolg zijn van het niet goed en deugdelijk uitvoeren van de herstelwerkzaamheden door [gedaagde] , deze voor de beoordeling van deze zaak verder niet van belang zijn.
2.11.
De rechtbank bepaalt, met inachtneming van het voorgaande, dat de vraagstelling komt te luiden als weergegeven onder de beslissing.
Deskundigenbericht
2.12.
De rechtbank zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 5.754,76 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Zij hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op een bedrag van € 5.754,76 (inclusief btw). In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden betaald.
2.13.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.14.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
Hoger beroep
2.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van dit vonnis toe te staan.
2.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Kan ten tijde van het onderzoek worden vastgesteld dat er verfspatten zijn op de buitengevels en het buitentegelwerk van de woning? Komt de kleur van de verfspatten overeen met de kleur van het gevelstucwerk en kunt u een inschatting maken van de leeftijd van de verfspatten?
Kan ten tijde van het onderzoek worden vastgesteld dat er sprake is van scheurvorming aan de buitenzijde van de woning? Zo ja, waar? Kunt u de scheurvorming die u constateert niet enkel beschrijven, maar ook met foto’s documenteren? Kunt u vaststellen op welke plekken in het verleden dilatatievoegen zijn aangebracht, en zo ja, deze met pijlen op de gedocumenteerde foto’s aangeven? Treedt er ter hoogte van die voegen scheurvorming op?
Indien er scheurvorming aan de buitenzijde van de woning optreedt, wat is daar de oorzaak van?
Is de scheurvorming het gevolg van niet afdoende dilatatievoegen? Zo ja, is zonder het aanbrengen van afdoende dilatatievoegen het gevorderde herstel niet mogelijk?
Is het werk met betrekking tot de voegen door [gedaagde] uitgevoerd zoals door de architect is aangegeven?
Kan ten tijde van het onderzoek worden vastgesteld dat het plafond van het overdekt terras afbrokkelt? Zo ja, waar en kunt u de oorzaak hiervan omschrijven?
Kan ten tijde van het onderzoek vochtoverlast worden vastgesteld in de wanden van de woning? Zo ja, geef een zo uitgebreid mogelijke toelichting op hetgeen wordt vastgesteld per wand. Zo ja, kunt u de vochtoverlast met foto’s documenteren en deze met pijlen aangeven? Kunt u vaststellen of de eerder door [gedaagde] aangebrachte bitumineuze coating een 1-component bitumineuze coating is of een 2-componenten bitumineuze coating betreft?
Zo ja, op welke wijze manifesteert deze vochtoverlast zich of heeft deze zich gemanifesteerd?
Zo ja, wat is de oorzaak van de geconstateerde vochtoverlast? Speelt het ontwerp van de tuin daarbij een rol?
Zo ja, kunt u vaststellen dat de vochtoverlast, gelet op de aard, de omvang en de uiterlijke kenmerken van de geconstateerde vochtoverlast, wordt veroorzaakt door tekortkomingen in de bouw, uitgevoerd door [gedaagde] ?
Kunt u aangeven op welke wijze de in vraag 1, 2, 6 en 7 bedoelde gebreken kunnen worden hersteld?
Kunt u aangeven of, indien het geval, de gebreken zoals bedoeld in vraag 1, 2 en 6 het gevolg zijn van het niet goed en deugdelijk uitvoeren van de herstelwerkzaamheden, waartoe [gedaagde] is veroordeeld bij vonnis in 2020?
Door [eiser] is een rapport overgelegd van [naam 2] waarin onder
‘4. Vervolgstappen’ (zie rov. 2.14. van het vonnis van 10 juli 2024) staat vermeld welke stappen genomen zullen moeten worden om het vochtprobleem op te lossen. Wat is uw mening hieromtrent? Wat is uw mening omtrent het herstelplan van Bedi Vochttechniek (productie 20 en 21 van [eiser] )?
14) Kunt u gespecificeerd opgave doen van de redelijke kosten, die gemoeid zijn met het herstel van de door u geconstateerde gebreken? Brengen deze herstelwerkzaamheden bijkomende kosten met zich, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van herstel van schilderwerk, beschadiging van andere onderdelen en dergelijke? Zo ja, hoe hoog zijn die kosten, inclusief btw?
14) Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens
u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
Ing. J.J.C. Bollen van Mercator projectmanagement,
Cannerweg 296, 6213 BL Maastricht,
telefoon: 06 46740896,
e-mailadres: jeroen@mercator-pm.nl,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 5.754,76 (inclusief btw),
3.5.
bepaalt dat [eiser] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eiser] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 april 2025,
3.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van [eiser] op een termijn van vier weken,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op
4 december 2024.
AP