ECLI:NL:RBLIM:2024:10293

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juli 2024
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
C/03/333147 / JE RK 24-1246
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • C. Nobis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren kind in het kader van de jeugdzorg

Op 21 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, heeft verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die op dat moment in het ziekenhuis verbleef. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, vertoonde zorgwekkend gedrag en weigerde mee te werken aan een opname in een moeder-kind huis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen waren over de psychische gesteldheid van de moeder, wat de veiligheid van de minderjarige in gevaar bracht. De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek en artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid voor de betrokken partijen om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling. De beschikking is mondeling gegeven door de kinderrechter en schriftelijk vastgelegd door de griffier.

Uitspraak

Rechtbank LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Roermond
Zaaknummer: C/03/333147 / JE RK 24-1246
Datum uitspraak: 21 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Limburg
gevestigd in Eindhoven,
hierna te noemen de raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van 21 juli 2024 om 17.16 uur en;
- het schriftelijk verzoek met bijlage(n) van de raad van 22 juli 2024, ingekomen bij de griffie op 22 juli 2024.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in het ziekenhuis in Maastricht.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 juli 2024 het destijds nog ongeboren kind [naam ongeboren kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 10 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De raad verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij een aanbieder van zorg (ziekenhuis) dan wel in een voorziening van pleegzorg (pleeggezin) voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de raad zeer grote zorgen te hebben over moeders psychische gemoedstoestand. Ze maakt een zeer achterdochtige, onsamenhangende en warrige indruk én gezien haar voorgeschiedenis met psychotische decompensatie. Deze zorg heeft de raad gedurende het gehele onderzoek al gehad, hetgeen de reden is geweest voor het verzoeken van de voorlopige ondertoezichtstelling zodat er een goed plan gemaakt zou kunnen worden voor een veilige start van de baby waarbij er forse inzet is geweest om de baby en moeder samen te kunnen houden, echter onder veilige omstandigheden.
Nu de moeder alsnog weigert mee te werken aan een opname in een moeder-kind huis én de moeder-kind huizen hebben aangegeven een opname te risicovol te vinden, ziet de raad zich genoodzaakt, om de veiligheid van dit kwetsbare baby’tje te waarborgen, om een spoedverzoek te doen tot een machtiging uithuisplaatsing in een ziekenhuis (als daar een medische indicatie voor is) en vervolgens in een pleeggezin. De raad acht een plaatsing bij een aanbieder van zorg (ziekenhuis) op dit moment noodzakelijk nu (en zolang) de behandelend artsen van oordeel zijn dat het medisch noodzakelijk is dat [minderjarige] nog in een ziekenhuis moet verblijven en de raad acht aansluitend een plaatsing in een gezinsvervangende omgeving (pleeggezin) noodzakelijk.
3.3.
Het ernstig vermoeden van de raad dat de minderjarige zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd is onverminderd aanwezig. De zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige wordt door zijn ouder die het gezag uitoefent, niet of onvoldoende geaccepteerd.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige worden toegewezen zonder eerst de belanghebbenden te horen, indien sprake is van een situatie waarbij de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
4.2.
Op grond van de informatie, zoals weergegeven in het verzoek, komt de kinderrechter tot het oordeel dat aan de criteria voor een uithuisplaatsing is voldaan en dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst omdat een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder is op dit moment niet in zijn belang is.
Het verhoor van de belanghebbende(n) kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] .
4.3.
De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij een aanbieder van zorg (ziekenhuis) dan wel in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) zal daarom worden verleend voor de duur van twee weken. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4.4.
De raad, de moeder en de GI worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna vermelde mondelinge behandeling.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2024 te [geboorteplaats] bij een aanbieder van zorg (ziekenhuis) dan wel in een voorziening van pleegzorg (pleeggezin), met ingang van [geboortedatum] 2024 tot 4 augustus 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat de raad, de moeder en de GI zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Limburg,
locatie Roermond, in het gerechtsgebouw aan de Willem II Singel 67 te 6041 HR Roermond, op
26 juli 2024om
16.15 uur;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. C. Nobis, kinderrechter, op 21 juli 2024 en schriftelijk vastgelegd in aanwezigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters als griffier op
22 juli 2024
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.