ECLI:NL:RBLIM:2024:1127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10781248 \ CV EXPL 23-4761
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Weller Wonen en een huurder over een aanzienlijke huurachterstand. De eiser, Weller, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 3.730,43, die was ontstaan tot en met oktober 2023. De huurder had een betalingsregeling getroffen, maar deze was niet nagekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2024 heeft de huurder erkend dat er een huurachterstand was, maar voerde aan dat zij door een misverstand met een medewerker van het Centrum voor Maatschappelijk Werk en Welzijn niet in staat was om aan de betalingsregeling te voldoen.

De kantonrechter oordeelde dat de huurder toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, aangezien de huurachterstand meer dan vijf maanden bedroeg. De rechter verwees naar artikel 6:265 lid 1 BW, dat bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij het recht geeft om de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van drie maanden of meer een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde.

De rechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de huurder om binnen veertien dagen het gehuurde te ontruimen. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de huurtermijnen vanaf 1 november 2023, alsook tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Weller. De kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10781248 \ CV EXPL 23-4761
Vonnis van 6 maart 2024 - bij vervroeging
in de zaak van
STICHTING WELLER WONEN,
te Heerlen,
eisende partij,
hierna te noemen: Weller,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om een grote huurachterstand en de vordering tot ontruiming van de woning.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van Weller van 30 januari 2024 met een productie
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 februari 2024.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] huurt van Weller de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna ook: het gehuurde), tegen een huurprijs van thans € 726,83 per maand. Volgens de bepalingen van de huurovereenkomst moet de huur per vooruitbetaling worden voldaan.
3.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze bedroeg ten tijde van de dagvaarding (tot en met de maand oktober 2023) € 3.730,43.
3.3.
Weller heeft [gedaagde] een zogenoemde veertiendagenbrief doen toekomen op 5 oktober 2023. In die brief heeft Weller [gedaagde] gewezen op de huurachterstand en heeft zij haar de buitengerechtelijk incassokosten ad € 602,63 inclusief btw in het vooruitzicht gesteld.
3.4.
Partijen zijn in mei 2023 een betalingsregeling overeengekomen, maar [gedaagde] is die niet nagekomen.
3.5.
Na dagvaarding heeft [gedaagde] de huurtermijnen tot en met februari 2024 tijdig voldaan. De huurachterstand bedroeg daardoor ten tijde van de mondelinge behandeling nog steeds € 3.730,43.

4.Het geschil

4.1.
Weller vordert - samengevat - ontbinding en ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde woning en betaling van de huurachterstand en van huur dan wel een gebruikersvergoeding tot aan de ontruiming, alles met rente en kosten.
4.2.
Weller legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de huurovereenkomst. Zij is vanaf 1 oktober 2023 in verzuim. Ter terechtzitting heeft Weller zich bereid verklaard om (opnieuw) het gesprek met [gedaagde] aan te gaan om over een afbetalingsregeling te praten, maar zij wil toch graag een ontruimingsvonnis als stok achter de deur. Weller heeft toegezegd het vonnis niet te executeren als [gedaagde] zich aan de nog af te spreken betalingsregeling houdt.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij erkent de bestaande huurachterstand en erkent dat zij de al getroffen betalingsregeling niet is nagekomen. Dat had echter als oorzaak dat haar contactpersoon bij CMWW (kantonrechter: Centrum voor Maatschappelijk Werk en Welzijnswerk in Brunssum) haar had bericht dat de incasso drie maanden kwam stil te liggen, wat zou betekenen dat dat ook voor de afbetalingsregeling gold. Weller zette de incassomaatregelen echter toch door. [gedaagde] biedt aan om een salarisnabetaling die zij binnenkort zal ontvangen direct aan Weller te betalen en voor het dan resterende deel van de huurachterstand een nieuwe betalingsregeling te treffen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden ruim vijf maanden bedroeg en dat deze op het moment van de mondelinge behandeling nog niet was afgenomen. Dit betekent dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter is tekortgekomen in de nakoming van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (HR ECLI:NL:HR:2018:1810).
5.2.
Het is vaste rechtspraak dat een huurachterstand van drie maanden of meer een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. [gedaagde] heeft niets aangevoerd op grond waarvan zou kunnen of moeten worden geoordeeld dat de ontbinding niet zou zijn gerechtvaardigd. Dat [gedaagde] door een mededeling van een medewerker van het CMWW wellicht op het verkeerde been is gezet en zich daardoor niet langer aan de afbetalingsregeling heeft gehouden, maakt dat niet anders. De kantonrechter zal de huurovereenkomst daarom ontbinden en [gedaagde] veroordelen het gehuurde te ontruimen. Daarbij zal een ontruimingstermijn van veertien dagen gehanteerd moeten worden. De kantonrechter gaat ervan uit dat Weller, zoals zij bij de mondelinge behandeling heeft toegezegd, het vonnis niet zal executeren zolang [gedaagde] zich aan de nog overeen te komen afbetalingsregeling houdt.
5.3.
De kantonrechter zal [gedaagde] tevens veroordelen tot betaling van de huurachterstand en de huurtermijnen vanaf 1 november 2023 dan wel een gebruiksvergoeding tot het bedrag van de maandelijkse huur.
5.4.
Weller maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Weller heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. In die aanmaning is het tarief vermeld dat past bij de toen bestaande achterstand en dat is het bedrag dat Weller thans vordert. Dit bedrag zal worden toegewezen.
5.5.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Weller als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
Totaal
1.158,85

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Weller te stellen,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] voorts om aan Weller tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen € 4.333,06 ten titel van huur en incassokosten,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] voorts om aan Weller tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen € 726,83 per maand zijnde huur c.q. gebruikersvergoeding voor iedere maand die vanaf 1 november 2023 tot het tijdstip van de ontruiming mocht verstrijken of zijn ingegaan, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Weller tot dit vonnis vastgesteld op € 1.158,85,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.