Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
2 [gedaagde sub 2] ,beiden wonend [adres] , [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 129,85
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 6 maart 2024, is Stichting Wonen Limburg als eisende partij opgetreden tegen gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die beiden in persoon procedeerden. De procedure volgde op een dagvaarding en een mondelinge behandeling die op 26 februari 2024 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling heeft gedaagde sub 1 verklaard ook gedaagde sub 2 te vertegenwoordigen, die niet aanwezig was.
De gedaagden hebben de huurachterstand erkend, wat leidde tot de toewijzing van de hoofdvordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd en dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, waardoor ook de gevorderde incassokosten zijn toegewezen. De gedaagden zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 892,85.
In de beslissing heeft de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeeld om aan de eisende partij een bedrag van € 1.921,82 te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Tevens zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 892,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto in het openbaar.