ECLI:NL:RBLIM:2024:1131

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10845396 \ CV EXPL 23-5606
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurachterstand en incassokosten tussen Stichting Wonen Limburg en gedaagden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 6 maart 2024, is Stichting Wonen Limburg als eisende partij opgetreden tegen gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die beiden in persoon procedeerden. De procedure volgde op een dagvaarding en een mondelinge behandeling die op 26 februari 2024 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling heeft gedaagde sub 1 verklaard ook gedaagde sub 2 te vertegenwoordigen, die niet aanwezig was.

De gedaagden hebben de huurachterstand erkend, wat leidde tot de toewijzing van de hoofdvordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd en dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, waardoor ook de gevorderde incassokosten zijn toegewezen. De gedaagden zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 892,85.

In de beslissing heeft de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeeld om aan de eisende partij een bedrag van € 1.921,82 te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Tevens zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 892,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10845396 \ CV EXPL 23-5606
Vonnis van de kantonrechter van 6 maart 2024
in de zaak van:
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:

2 [gedaagde sub 2] ,beiden wonend [adres] , [woonplaats] ,

gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het antwoord van gedaagde partij;
- de op 26 februari 2024 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gedaagde sub 1 [gedaagde sub 1] , verschenen, die desgevraagd verklaarde ook de niet verschenen gedaagde sub 2, [gedaagde sub 2] , te vertegenwoordigen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] erkennen de huurachterstand. De hoofdvordering dient daarom te worden toegewezen. Bij gebreke van verweer en nu ook wordt voldaan aan het bepaalde in art. 6:96 BW, worden eveneens de gevorderde incassokosten toegewezen.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,85
  • griffierecht € 365,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € ‭892,85‬‬‬

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 1.921,82, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 892,85‬,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.