ECLI:NL:RBLIM:2024:119

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
10869540 CV EXPL 24-220
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontruiming in kort geding door huurder na verstekvonnis

In deze zaak vorderde de huurder in kort geding de schorsing van de ontruiming van het gehuurde, waartoe hij bij verstekvonnis was veroordeeld. De huurder had verzet ingesteld tegen het verstekvonnis, waarin de kantonrechter de huurovereenkomst had ontbonden en de huurder had veroordeeld tot ontruiming en betaling van huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in het verstekvonnis niet gemotiveerd was, wat een belangenafweging in het voordeel van de huurder zou kunnen rechtvaardigen. Echter, de kantonrechter concludeerde dat het belang van de verhuurder bij ontruiming zwaarder woog dan het belang van de huurder bij behoud van het gehuurde. De huurder had onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van een noodtoestand die de ontruiming onaanvaardbaar zou maken. De kantonrechter wees de vorderingen van de huurder af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 10 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10869540 \ CV EXPL 24-220
Vonnis in kort geding van 10 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.E. Cuppen,
tegen
STICHTING WONEN WITTEM,
handelend onder de naam
WONEN WITTEM,
te Gulpen-Wittem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Wonen Wittem,
gemachtigde: J-M.H.C. Haenen

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 8 januari 2024 met producties 1 tot en met 5;
- de pleitnota van Wonen Wittem met producties 1 en 2;
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen en aanvulling daarop van de gemachtigde van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wonen Wittem verhuurt aan [eiser] de woonruimte staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde) tegen een huurprijs van thans € 480,41 per maand. De huurprijs moet telkens bij vooruitbetaling worden voldaan op uiterlijk de eerste dag van de maand. De algemene huurvoorwaarden maken onderdeel uit van de huurovereenkomst.
2.2.
Bij onder zaaknummer 10789193 CV EXPL 23-4884 gewezen verstekvonnis van 29 november 2023 (hierna: het verstekvonnis) heeft de kantonrechter – samengevat – de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Eveneens is [eiser] veroordeeld tot betaling aan Wonen Wittem van € 3.837,81, te vermeerderen met wettelijke rente over € 3.340,49, en € 480,41 per maand voor elke ingegane maand met ingang van 1 december 2023 tot en met de maand waarin [eiser] het gehuurde heeft ontruimd.
2.3.
Op 7 december 2023 heeft de deurwaarder een afschrift van het verstekvonnis in een gesloten envelop achtergelaten aan de woonplaats van [eiser]
2.4.
Op 14 december 2023 is de ontruiming van het gehuurde aan [eiser] in persoon aangezegd voor 11 januari 2024 om 11:00 uur.
2.5.
[eiser] heeft op 5 januari 2024 een verzetdagvaarding uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de ontruiming in het verstekvonnis zal schorsen tot het moment dat er een onherroepelijk vonnis is over de ontbinding van de huurovereenkomst van het gehuurde;
zal bepalen dat Wonen Wittem na betekening van dit vonnis gedurende de niet onherroepelijkheid van het vonnis niet mag overgaan tot ontruiming van het gehuurde;
Wonen Wittem zal veroordelen in de proceskosten, waarbij zij de daadwerkelijke proceskosten moet voldoen aan [eiser] althans de proceskosten inclusief de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien niet voldaan binnen drie dagen na betekening van dit vonnis.
Indien de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, vordert [eiser] matiging van de proceskosten.
3.2.
Naar de kantonrechter begrijpt legt [eiser] aan zijn vorderingen de stellingen ten grondslag dat er omstandigheden zijn die meebrengen dat zijn belang bij behoud van het gehuurde zolang niet in de verzetprocedure is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Wonen Wittem bij ontruiming van het gehuurde en dat het verstekvonnis op een juridische of feitelijke misslag berust.
3.3.
Wonen Wittem voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vordering. De kantonrechter oordeelt dat uit de stellingen van [eiser] genoegzaam is gebleken dat het gaat om een spoedeisende zaak waarin, gelet op het belang van [eiser] , een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. Voorts vloeit de spoedeisendheid voort uit de aard van de vordering.
4.2.
Uitgangspunt in een executiegeschil is, dat een uitgesproken veroordeling waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingesteld rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag. Wanneer de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak niet is gemotiveerd, moet worden aangenomen dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. Dit volgt uit Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.
4.3.
In dit geval is sprake van een verstekvonnis waartegen verzet is aangetekend. In het verstekvonnis van 29 november 2023 is de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad niet gemotiveerd.
4.4.
Het belang van Wonen Wittem om tot ontruiming over te gaan bestaat uit het feit dat zij als eigenaar weer volledig over haar eigendom wil beschikken en dat er geen huurder in het gehuurde verblijft die huurachterstand laat ontstaan. Hiertegenover staat het belang van [eiser] dat een ontruiming (hangende de verzetprocedure) voor hem leidt tot dakloosheid met als gevolg verlies van alle inkomsten en dat hij niet kan worden toegelaten tot de Wsnp. Dit is echter naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om van een noodtoestand, een situatie aan de zijde van [eiser] waarin tenuitvoerlegging tijdelijk niet aanvaardbaar is, te kunnen spreken. Het verlies van woonruimte is inherent aan een ontruiming en levert, hoe ingrijpend ook, geen noodtoestand op. Dat de ontruiming plaats zal vinden op 11 januari 2024, tijdens de winter en in een periode van vorst, maakt het voorgaande niet anders nu [eiser] bijvoorbeeld ook in een andere gemeente terecht kan voor noodopvang.
4.5.
Dat de huurachterstand is ontstaan in een periode waarin [eiser] ziek was, dan wel leed aan een depressie, maakt niet dat de belangenafweging in zijn voordeel zal uitvallen. Niet alleen heeft [eiser] op geen enkele wijze deze stelling onderbouwd (bijvoorbeeld met medische stukken, verklaringen van hulpverleners of derden), bovendien heeft [eiser] , ondanks de door hem niet weersproken inspanningen door Wonen Wittem, het contact met Wonen Wittem zelf maandenlang afgehouden en zijn reeds getroffen betalingsregelingen niet door hem nagekomen. Dat dit niet heeft geleid tot een oplossing van het geschil en het voorkomen van ontruiming, komt dan ook voor rekening en risico van [eiser] .
4.6.
Dat [eiser] thans stelt een deel van de huurachterstand inmiddels te hebben ingelopen en dat zijn financiële situatie op (korte) termijn verandert of kan veranderen, maakt eveneens niet dat de belangenafweging in zijn voordeel zal uitvallen. [eiser] heeft ook die stellingen namelijk niet onderbouwd met bewijsstukken. Het blijft zo onduidelijk op welke wijze [eiser] alsnog een inkomen denkt te verwerven waarmee hij zowel de lopende huur kan voldoen, alsook kan inlopen op de ontstane achterstand vermeerderd met kosten.
Het is juist dat [eiser] onregelmatig bedragen heeft gestort, doch blijkt ook uit productie 2 van Wonen Wittem dat de lopende huur met regelmaat, in ieder geval in november en december 2023 en januari 2024, wordt gestorneerd. De huurachterstand bedraagt nog immer bijna vijf maanden. [eiser] heeft dit niet weersproken.
4.7.
Niet is gebleken dat het verstekvonnis op een juridische of feitelijke misslag berust. [eiser] voert daartoe – samengevat - aan dat het verstekvonnis niet klopt voor wat betreft de huurachterstand. De huurachterstand op het moment van dagvaarden was € 3.340,49 en in het verstekvonnis is € 3.837,81 toegewezen. Het verschil tussen beide bedragen, € 497,32, is evenwel niet verschuldigd. De kantonrechter stelt echter op basis van de aan het verstekvonnis ten grondslag liggende dagvaarding vast dat het toegewezen bedrag ad € 3.837,81 bestaat uit € 3.340,49 aan huurachterstand en € 497,32 aan buitengerechtelijke incassokosten. Van een juridische of feitelijk misslag is dan ook geen sprake.
4.8.
Slotsom is dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.9.
[eiser] is in deze procedure de in het ongelijk gestelde partij. Hoofdregel is dan dat hij dient te worden veroordeeld in de proceskosten. Dat volgt uit artikel 237 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De door [eiser] aangevoerde omstandigheid dat een proceskostenveroordeling zorgt voor een toename van zijn schulden levert geen grond op om van voornoemde hoofdregel af te wijken. [eiser] zal dus worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Wonen Wittem worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 793,00 (vast tarief kort geding kanton gemiddeld) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Wonen Wittem tot op heden begroot op € 793,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
CL