Uitspraak
WONEN WITTEM,
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde de huurder in kort geding de schorsing van de ontruiming van het gehuurde, waartoe hij bij verstekvonnis was veroordeeld. De huurder had verzet ingesteld tegen het verstekvonnis, waarin de kantonrechter de huurovereenkomst had ontbonden en de huurder had veroordeeld tot ontruiming en betaling van huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in het verstekvonnis niet gemotiveerd was, wat een belangenafweging in het voordeel van de huurder zou kunnen rechtvaardigen. Echter, de kantonrechter concludeerde dat het belang van de verhuurder bij ontruiming zwaarder woog dan het belang van de huurder bij behoud van het gehuurde. De huurder had onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van een noodtoestand die de ontruiming onaanvaardbaar zou maken. De kantonrechter wees de vorderingen van de huurder af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 10 januari 2024.