ECLI:NL:RBLIM:2024:1234

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
10295026 / CV EXPL 23-284
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake eigendomsoverdracht van een hond en de voorwaarden daarvan

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over de eigendom van een hond, een Nova Scotia Duck Tolling Retriever. De partijen hebben in december 2016 afspraken gemaakt over de overdracht van de hond, waarbij eiser de hond onder zijn hoede zou nemen. Eiser vordert de teruggave van de hond en de overschrijving van de eigendom, terwijl gedaagde in voorwaardelijke reconventie ontbinding van de overeenkomst vordert. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst bestaat en dat de partijen het oneens zijn over de voorwaarden waaronder de eigendom zou overgaan.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de eigendom van de hond pas op eiser zou overgaan nadat aan bepaalde voorwaarden was voldaan, namelijk dat de hond vier nestjes zou werpen. Eiser heeft echter niet voldaan aan zijn informatieplicht over de loopsheid van de hond, wat een schending van de afspraken betekent. Gedaagde heeft de hond in januari 2022 teruggenomen, omdat eiser de voorwaarden niet had nageleefd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde zich terecht op zijn eigendomsvoorbehoud kon beroepen en dat de vordering van eiser moet worden afgewezen. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing van de kantonrechter is dat de vorderingen van eiser worden afgewezen en dat hij de proceskosten moet vergoeden aan gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 13 maart 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10295026 / CV EXPL 23-284
Vonnis van de kantonrechter van 13 maart 2024
in de zaak van:
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eiser,
gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. H.J.A. Jansen,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam]
Te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M.J.A. Gaber.
Eiser wordt hierna [eiser] genoemd en gedaagde [gedaagde] .

1.1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 januari 2023, met 4 producties,
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met 9 producties,
  • de conclusie van repliek, tevens antwoord in voorwaardelijke reconventie,
  • de conclusie van dupliek, tevens repliek in voorwaardelijke reconventie,
  • de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling in conventie

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben in december 2016 afgesproken dat een hond van [gedaagde] , de Nova Scotia Duck Tolling Retriever teef met de naam [naam hond] (hierna [naam hond] ), door [eiser] onder zijn hoede zou worden genomen. Over de exacte afspraken en de nakoming daarvan verschillen partijen van mening. [gedaagde] heeft [naam hond] in januari 2022 bij [eiser] opgehaald en [eiser] vordert in deze procedure op straffe van een dwangsom teruggave van [naam hond] en overschrijving van [naam hond] op zijn naam. In voorwaardelijke reconventie vordert [gedaagde] ontbinding dan wel vernietiging van de overeenkomst ten aanzien van [naam hond] .
De afspraken tussen partijen
2.2.
Partijen zijn het er over eens dat [gedaagde] de eigenaar was van [naam hond] en dat [eiser] de eigendom over [naam hond] zou verkrijgen nadat aan een aantal voorwaarden was voldaan. Er bestaat geen schriftelijke overeenkomst. [eiser] beroept zich op de afspraak tussen partijen dat de eigendom van [naam hond] op hem zou overgaan nadat zij twee nestjes had geworpen. [gedaagde] stelt dat partijen hebben afgesproken dat zij vier nestjes zou werpen. De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat [eiser] het aan [gedaagde] diende te melden als [naam hond] loops werd zodat [gedaagde] de voorbereidingen voor een dekking kon treffen. [gedaagde] zou dan de hond ophalen en na dekking terug brengen. Een week voor de bevalling zou [gedaagde] [naam hond] weer ophalen om haar totdat de pups naar hun nieuwe eigenaren waren gegaan bij zich te houden. [gedaagde] stelt verder dat ook onderdeel van de afspraak is dat [eiser] goed voor [naam hond] zorgt. Partijen zijn het erover eens dat zij hiermee afspraken dat [gedaagde] zich de eigendom over [naam hond] voorbehield totdat [eiser] zich aan zijn kant van de afspraken had gehouden. Dat betekent een overdracht van [naam hond] aan [eiser] onder opschortende voorwaarde.
2.3.
De vraag die partijen verdeeld houdt is welke exacte opschortende voorwaarden zij zijn overeengekomen. De stelplicht en de bewijslast rusten op [eiser] , omdat hij degene is die een beroep doet op een opschortende voorwaarde en aanvoert dat deze is vervuld. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling twee schriftelijke verklaringen (van zijn buurvrouw en een kennis) in het geding gebracht. De betreffende getuigen verklaren dat [gedaagde] na het tweede nestje in oktober 2020 heeft bevestigd dat het nu klaar was en dat de eigendom van [naam hond] op [eiser] zou over gaan. [gedaagde] heeft daarentegen gesteld dat hij altijd afspreekt dat een teefje 4 nestjes werpt en verwijst ter ondersteuning daarvan naar zijn standaard overeenkomst, naar het fokreglement van het betreffende ras (maximaal 4 nestjes) en naar app-berichten en uitlatingen van [eiser] . Zo schrijft [eiser] op 26 april 2021 aan [gedaagde] : “
Hoeveel tijd moet er tussen het laatste nest en de volgende dekking zitten” en op 2 mei 2021: “
[naam hond] heeft tot vrijdag bloed laten zien Sinds gisteren niks meer en is achter ook niet dik dus zal wel loos alarm zijn geweest Ik hou haar in de gaten okay”. Vervolgens op 14 juli 2021: “
NOG geen teken van loopsheid bij [naam hond] hou het in de gaten”. Uit deze berichten blijkt niet dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat [naam hond] na twee nestjes aan hem wordt overgedragen, integendeel hieruit blijkt dat hij [gedaagde] op de hoogte houdt van de loopsheid van [naam hond] zodat ze weer gedekt kan worden. Dat beeld wordt bevestigd door het app bericht van 3 juli 2022: “
hoor bij mij en ze is na 4 dekking klaar”. En het bericht van [eiser] op facebook waar hij schrijft, toen bleek dat [naam hond] in januari 2022 weer loops was, “
Dus kan er weer een nest komen afspraak is afspraak.”. De kantonrechter hecht meer waarde aan deze eigen berichten van [eiser] dan aan de schriftelijke verklaringen die daarmee duidelijk in tegenspraak zijn. De kantonrechter stelt dus vast dat partijen mondeling hebben afgesproken dat de eigendom van [naam hond] op [eiser] zou overgaan nadat zij vier nestjes had geworpen en dat [eiser] daartoe [gedaagde] tijdig op de hoogte diende te stellen van loopsheid bij [naam hond] en [naam hond] ter dekking aan [gedaagde] diende af te geven.
Zijn de afspraken nagekomen?
2.4.
De kantonrechter stelt vast dat de opschortende voorwaarde niet is vervuld. [naam hond] heeft geen vier nestjes geworpen in de tijd dat zij aan de zorgen van [eiser] was toevertrouwd en [eiser] heeft [gedaagde] niet geïnformeerd over de loopsheid van [naam hond] . De vraag is dan of [gedaagde] zich terecht op zijn eigendomsvoorbehoud kon beroepen en [naam hond] kon terugnemen in januari 2022. [eiser] heeft niet betwist dat hij de loopsheid in juli 2021 pas in november 2021 heeft gemeld (terwijl hij op 14 juli 2021 aan [gedaagde] had laten weten dat van loopsheid geen teken was) en dat hij de loopsheid in januari 2022 ook niet heeft gemeld. [gedaagde] had na het bericht van november aangegeven dat [naam hond] in januari waarschijnlijk weer loops zou worden. [eiser] heeft ook niet betwist dat [gedaagde] van zijn buurvrouw hoorde dat [naam hond] loops was en dat [gedaagde] daarom contact met hem heeft opgenomen. [eiser] stelt dat hij meende dat [naam hond] niet loops was maar mogelijk een infectie had en dat [gedaagde] daarop de hond heeft meegenomen naar de dierenarts. [gedaagde] was zelf van mening dat [naam hond] duidelijk loops was en dat bleek ook zo te zijn. [eiser] was onder de door partijen gemaakte afspraken gehouden om loopsheid aan [gedaagde] te melden. Dat wist hij en hij had zich eerder ook aan deze afspraak gehouden. Als hij in januari 2022 twijfelde over de loopsheid had hij daarover contact met [gedaagde] moeten opnemen. [eiser] heeft zich dus in juli 2021 en januari 2022 niet gehouden aan zijn afspraak.
2.5.
De volgende vraag is dan of dat betekent dat [gedaagde] zich kon beroepen op zijn eigendomsvoorbehoud en [naam hond] als zijn eigendom weer in zijn macht kon brengen. Dat kon hij doen; [eiser] had de afgesproken voorwaarden geschonden door de loopsheid van [naam hond] niet te melden. [eiser] wist dat dit van groot belang was voor [gedaagde] . [eiser] heeft niet gesteld dat [gedaagde] zich in redelijkheid niet op schending van de voorwaarden kon beroepen. Hij heeft daartoe wel stellingen ingenomen in zijn conclusie van dupliek in reconventie maar die stellingen kan de kantonrechter niet in de beoordeling betrekken. Zoals hierna zal worden vastgesteld komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de vordering in reconventie omdat de voorwaarde waaronder die is ingesteld niet is vervuld. Ook heeft [gedaagde] niet op die stellingen kunnen reageren, dan is het in strijd met de goede procesorde als de kantonrechter daar acht op slaat.
2.6.
De vordering van [eiser] moet worden afgewezen omdat die vordering alleen is gebaseerd op het vervuld zijn van de opschortende voorwaarde van het werpen van twee nestjes. Die voorwaarde was niet overeengekomen en de wel overeengekomen voorwaarde (de informatieplicht) is door [eiser] geschonden. [gedaagde] heeft zich dus terecht beroepen op zijn eigendomsvoorbehoud en dat brengt in beginsel de ontbinding van de onderliggende overeenkomst met zich mee. Hier is gesteld noch gebleken dat (delen van) die overeenkomst in stand moeten blijven. [eiser] heeft geen andere stellingen aangevoerd om zijn vordering te onderbouwen. Aan hetgeen [gedaagde] verder heeft aangevoerd over bijvoorbeeld de verzorging van [naam hond] , komt de kantonrechter niet toe omdat dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Reconventie
2.7.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. De eis werd ingesteld voor zover het inroepen van het eigendomsvoorbehoud niet de ontbinding van de overeenkomst met zich zou brengen. De kantonrechter komt niet toe aan beoordeling van deze eis. Hiervoor is al vastgesteld dat de voorwaarde waaronder de eigendom is overgedragen niet is vervuld, daardoor is de eigendom bij [gedaagde] gebleven en de onderliggende overeenkomst ontbonden.
De kosten
2.8.
Omdat [eiser] in het ongelijk is gesteld, wordt hij in de proceskosten veroordeeld. Aan de zijde van [gedaagde] worden deze begroot op € 156,- aan salaris gemachtigde (2 maal tarief € 78,-), daarbij komt nog een bedrag van € 39,- voor nakosten, plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing. Omdat aan beoordeling van de vordering in reconventie niet wordt toegekomen blijven deze kosten voor eigen rekening van partijen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 195,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.