ECLI:NL:RBLIM:2024:1240

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
10700315 CV EXPL 23-3909
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonpunt en Novum Bewind en Budgetbeheer, vertegenwoordigd door een bewindvoerder. Woonpunt vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die een aanzienlijke huurachterstand had opgebouwd van € 7.345,67. De huurovereenkomst was op 16 mei 2022 aangegaan en de huurprijs bedroeg € 629,13 per maand. Ondanks aanmaningen tot betaling, waaronder een brief van 19 april 2023, bleef de huurachterstand bestaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2024 erkende Novum de huurachterstand, maar voerde verweer tegen de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsachterstand van meer dan 11 maanden een ernstige tekortkoming vormde, die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter weegt daarbij de omstandigheden van het geval, waaronder het belang van de huurder bij het voortduren van de overeenkomst, maar concludeert dat de huurachterstand niet te rechtvaardigen is.

De kantonrechter heeft de vordering van Woonpunt tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen. Daarnaast is Novum veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonpunt direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10700315 CV EXPL 23-3909
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
NOVUM BEWIND EN BUDGETBEHEER,
in hoedanigheid van bewindvoerder in het bewind van
[naam onderbewindgestelde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Novum ( [naam onderbewindgestelde] ),
gemachtigde: mr. J.G. van Ek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord van [naam onderbewindgestelde]
- het bericht van 5 januari 2024 met productie van Woonpunt
- de mondelinge behandeling van 18 januari 2024, waarvan zittingsaantekeningen zijn bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] huurt van Woonpunt de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De huurovereenkomst is aangegaan op 16 mei 2022. De huurprijs is thans € 629,13 per maand. [naam onderbewindgestelde] moet de huur bij vooruitbetaling, voor de eerste van de maand, betalen.
2.2.
[naam onderbewindgestelde] heeft inclusief de maand september 2023 een huurachterstand van € 7.345,67 laten ontstaan.
2.3.
Bij brief van 19 april 2023 heeft Woonpunt [naam onderbewindgestelde] aangemaand tot betaling van de betalingsachterstand van, op dat moment, € 4.406,44.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert - samengevat - ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van € 8.030,09 (waarvan € 7.345,67 aan achterstallige huur), met rente. Verder vordert Woonpunt de veroordeling van [naam onderbewindgestelde] tot betaling van een bedrag € 629,13 voor iedere ingegane maand vanaf 1 oktober 2023 tot het tijdstip van de ontruiming, met veroordeling van [naam onderbewindgestelde] in de proceskosten.
3.2. (
Inmiddels) Novum voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De dagvaarding van 4 september 2023 is uitgebracht jegens [naam onderbewindgestelde] in persoon. Na het uitbrengen van de dagvaarding zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld van (bij beslissing van 14 december 2023 van de kantonrechter:) laatstelijk [naam] handelend onder de naam Novum. De (professioneel) gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] heeft op de mondelinge behandeling verklaard (tevens) te zijn verschenen voor Novum. Novum is daarmee, in de hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] , in de procedure verschenen. Novum heeft daarom als formele procespartij te gelden. De naam van de gedaagde partij in de kop van het vonnis is hierop aangepast. De kantonrechter leest de vordering van Woonpunt hieronder zo, dat deze is gericht tegen Novum ( [naam onderbewindgestelde] ).
4.2.
Novum erkent de betalingsachterstand van € 7.345,67, zodat deze als vaststaand wordt aangenomen. Blijkens het actuele huuroverzicht is de huur over september 2023 inmiddels betaald, maar de huur over december 2023 (nog) niet. De vordering tot betaling van de huurachterstand van, nog altijd, € 7.345,67 ligt daarmee voor toewijzing gereed
(met dien verstande dat nog een, hier niet meegenomen, mutatie heeft plaatsgevonden van servicekosten ad € 47,85).
4.3.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De hoofdregel en de tenzij-bepaling brengen tezamen de materiële rechtsregel tot uitdrukking dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. Het is aan de schuldenaar om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die zien op toepassing van de tenzij-bepaling. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst.
4.3.1.
Uit het voorgaande volgt dat [naam onderbewindgestelde] is tekortgeschoten in de betalingsverplichtingen jegens Woonpunt. De aanzienlijke betalingsachterstand van ruim 11 maanden ten tijde van de dagvaarding rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. Het beroep op de tenzij-bepaling slaagt niet. Er is enkel het woonbelang van [naam onderbewindgestelde] aangevoerd en gewezen op het wegvallen van inkomsten eind 2022 als reden voor het ontstaan van de huurachterstand. Dit weegt niet op tegen de ernstige tekortkoming die de grote huurachterstand oplevert. De huurachterstand is redelijk kort na het aangaan van de huurovereenkomst ontstaan. Vanaf eind 2022 is over een lange periode vrijwel niets betaald. Voor dit laatste is geen toereikende verklaring gegeven, nu naar eigen zeggen al vanaf januari 2023 een uitkering (met weliswaar een beslaglegging, maar de kantonrechter begrijpt: rekening houdend met de beslagvrije voet) was toegekend. De kantonrechter begrijpt aan de hand van de stukken dat de gemeente al op enig moment voor
19 april 2023 contact had opgenomen met [naam onderbewindgestelde] om hem te helpen met zijn schuld, dit naar aanleiding van een melding van Woonpunt in het kader van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening. [naam onderbewindgestelde] heeft evenwel eerst medio september 2023 zijn betalingsgedrag verbeterd. De huurachterstand is ten tijde van de mondelinge behandeling niet, althans niet substantieel, ingelopen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst, en de ontruiming van het gehuurde, zal daarmee worden toegewezen.
4.4.
De kantonrechter ziet aanleiding om de gebruikelijke ontruimingstermijn van twee weken te hanteren. Voor de gevorderde korte termijn van drie dagen, of de door [naam onderbewindgestelde] verzochte langere termijn van twee maanden, is geen aanknopingspunten te vinden. Op de mondelinge behandeling heeft Woonpunt aangegeven vonnis te willen maar toegezegd voorlopig niet te executeren en in te stemmen met een betalingsregeling ter hoogte van € 50,00 per maand tot april 2024. Het is aan partijen om hieraan gevolg te geven.
4.5.
De vordering om Novum te veroordelen tot het betalen van € 629,13 per maand aan huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand vanaf 1 oktober 2023 tot het tijdstip van de ontruiming, is eveneens toewijsbaar (met dien verstande dat uit het actuele overzicht is op te maken dat de huur over de maanden oktober en november 2023 is betaald).
4.6.
Woonpunt vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [naam onderbewindgestelde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). Woonpunt heeft aan [naam onderbewindgestelde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 684,43 (dit is incl. btw) toegewezen, zoals is gevorderd.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde € 8.030,10 wordt toegewezen. De vordering om dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarden ligt eveneens voor toewijzing gereed. De kantonrechter gaat ervanuit gaat dat Woonpunt rekening houdt met betalingen die nog na de dagvaarding zijn gedaan.
4.8.
Novum is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Woonpunt worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
Totaal
1.321,85
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonpunt en [naam onderbewindgestelde] en veroordeelt Novum om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [naam onderbewindgestelde] bevinden en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter beschikking van Woonpunt te stellen,
5.2.
veroordeelt Novum om aan Woonpunt te betalen € 8.030,10, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 september 2023 tot aan de dag dat volledig is betaald,
5.3.
veroordeelt Novum om aan Woonpunt te betalen € 629,13 per maand met ingang van 1 oktober 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt,
5.4.
veroordeelt Novum in de proceskosten van € 1.321,85,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
NIv