4.10.De kantonrechter acht het voorshands voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen (en wel in juni 2023, en met ingang van juni 2023, omdat toen de benodigde onderhandelingen waren afgerond en het pand in gebruik is gegeven, dit met een vastomlijnde huurvrije periode tot september 2023). Daartoe wordt overwogen als volgt.
4.10.1.Iluminaire erkent dat partijen al in juni 2023 de bedoeling hadden om een huurovereenkomst aan te gaan. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft zich verbonden het gebruik van het pand te verschaffen vanaf juni 2023. Iluminaire heeft het pand vanaf juni 2023 daadwerkelijk in gebruik gekregen en er van begin af aan feitelijk gebruik van gemaakt.
4.10.2.Iluminaire heeft in die periode de nodige investeringen verricht en al die investeringen zagen op het gereedmaken van het pand om te gaan gebruiken als kantoor en showroom. Zo heeft Iluminaire laminaat laten leggen, een keukenblok geplaatst en een aquarium laten plaatsen. Dit bevestigt dat een duurzame relatie werd beoogd. Voor zover Iluminaire bedoeld heeft te stellen dat zij het pand van juni 2023 tot september 2023 gratis ter beschikking had gekregen om te beoordelen of het pand haar beviel, is die stelling niet toegelicht en ook onaannemelijk. Bovendien is hiermee ook niet verklaard waarom zij ook na september 2023 in het pand is gebleven en/of in 2023 nimmer kenbaar heeft gemaakt het pand niet langer te willen (gebruiken of) huren. De bedoeling van partijen was dat er vanaf september 2023 huur zou worden betaald.
4.10.3.Volgens [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn partijen tevoren een huurprijs van € 4.537,50 per maand overeengekomen. Dit is niet (gemotiveerd) betwist. Gesteld noch gebleken is dat partijen na juni 2023 nog hebben onderhandeld over het een of ander, waarmee al aannemelijk is dat de onderhandelingen in juni 2023 sluitend zijn geweest. Het is ook aannemelijk dat, zoals [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] stelt, van tevoren is onderhandeld en volledige wilsovereenstemming is bereikt en dat daarom Iluminaire het pand van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] vooraf mocht betrekken en investeringen mocht plegen. Het ligt ook niet voor de hand dat Iluminaire het pand zou betrekken en investeringen zou doen, zonder voorafgaande overeenstemming over in ieder geval de essentialia, de huurprijs en dergelijke. In november 2023 is een, door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] van zijn kant reeds ondertekende, huurovereenkomst overhandigd (de kantonrechter begrijpt: twee exemplaren). Het feit dat dit eerst ruim na de onderhandelingen is gebeurd, en zelfs na september 2023, duidt erop dat het nog slechts om een formalisering van reeds gemaakte afspraken ging; de verstandhouding tussen partijen was in die periode ook goed. Iluminaire stelt thans dat zij zich niet volledig kan verenigen met de inhoud ervan en dat dit in een gesprek, dat zou hebben plaatsgevonden in december 2023 met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 5] , aan de orde zou zijn gesteld, een en ander conform de handgeschreven op- en aanmerkingen van [naam directeur] op de schriftelijke huurovereenkomst zoals die in de procedure is ingebracht. (Hierop zou zijn geen reactie zijn gevolgd, waarop partijen - volgens Iluminaire - ook na december 2023 nog altijd in de onderhandelingsfase verkeerden). [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] betwist evenwel bekend te zijn met dit gesprek en die op- en aanmerkingen, en Iluminaire heeft haar stelling ook niet verder toegelicht of onderbouwd. Het is hoe dan ook niet aannemelijk dat Iluminaire tot december 2023 zou hebben gewacht indien zij zich onoverkomelijk niet kon verenigen met de kern van de overeenkomst. Het had in dat geval immers voor de hand gelegen dat zij direct (en veeleer ook schriftelijk) had gereageerd (en wel naar een andere vennoot; Iluminaire betwist immers niet dat de contacten doorgaans met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 3] verliepen en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 5] geruime tijd ziek thuis zat).
4.10.4.Iluminaire wijst erop dat zij de overeenkomst niet heeft ondertekend en retour heeft gezonden, maar een schriftelijke vastlegging is geen vereiste voor de vraag of partijen een huurovereenkomst zijn aangegaan. Het enkele feit dat de overeenkomst niet is ondertekend, maakt dan ook niet dat geen sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen in de zin van de wet. Overigens wijst [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] er terecht op dat die op- en aanmerkingen geen enkele betrekking hebben op de huurprijs of anderszins de kern, maar veeleer zien op details. Hoe het ook zij, een en ander duidt erop dat de onderhandelingen (ook over de huurprijs) al in juni 2023 hadden plaatsgevonden en waren afgerond. De kantonrechter acht daarmee aannemelijk dat de afspraken zijn gemaakt zoals neergelegd in het schriftelijk stuk. Iluminaire had - hooguit - ruim een half jaar later een opmerking over de uitwerking, zoals de neerlegging van wellicht de eerder al mondelinge gemaakte afspraak dat er facturen worden verstrekt, en wel zoals [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] onbetwist stelt - louter - om boekhoudkundige redenen. In de huurovereenkomst zelf is uitdrukkelijk neergelegd dat de bedragen voor elke eerste van de maand dienen te zijn betaald, zoals te doen gebruikelijk bij de huur van bedrijfsruimte (en het verzuim treedt daarmee ook in zonder dat een factuur is ontvangen). Bij dit punt is geen op- of aanmerking geplaatst. Voor zover Iluminaire dan al een factuur zou hebben gemist, hetgeen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] betwist, maakt dit uiteraard niet dat geen huur hoeft te worden betaald. Hetgeen Iluminaire heeft aangevoerd omtrent de facturen, is dan ook verder van te weinig gewicht. Iluminaire betwist ook niet dat zij in de persoon van [naam directeur] door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 3] regelmatig is aangesproken op betaling.
4.10.5.In juni 2023 is weliswaar mondeling overeengekomen dat de eerste maanden alleen een vergoeding voor gas, water en licht zou worden betaald, maar dit moet worden gezien tegen de achtergrond van het feit dat het pand nog in orde werd gemaakt en moest worden ingericht. Dit maakt daarom niet dat sprake is van bruikleen in plaats van huur. De insteek was altijd al, en bleef, een huurovereenkomst. Opgemerkt kan nog worden dat er ook andere gegadigden waren die interesse hadden in het pand, en dat het hier gaat om een pand met een zekere waarde. Er is geen enkele plausibele verklaring aangedragen waarom een dergelijk pand anders ter beschikking zou zijn gesteld. De vergoeding stond in rechtstreeks verband met het ter beschikking stellen van het pand en had geen symbolisch karakter. De stelling van Iluminaire dat partijen zouden zijn overeengekomen dat Iluminaire een redelijke gebruiksvergoeding zou betalen tot het moment dat er definitief overeenstemming zou zijn bereikt over de te sluiten overeenkomst, is niet onderbouwd en ook niet plausibel. Deze stelling zou met zich meebrengen dat, zolang Iluminaire de ondertekening maar zou vooruitschuiven, zij geen huur zou hoeven te betalen.
4.10.6.Iluminaire stelt verder dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in de aanhef van de schriftelijke huurovereenkomst een keuze had dienen te maken voor het toepasselijk regime, maar dat laat onverlet dat Iluminaire een kantoorruimte met showroom huurde. Het is partijen volstrekt duidelijk welk pand gehuurd werd. Bovendien kan er ook altijd nog nadat een huurovereenkomst is gesloten discussie bestaan, en een procedure worden gevoerd, over het toepasselijk regime nu de aanhef hiervoor niet bepalend is. In dit geval acht de kantonrechter het niet nodig om hierop vooruit te lopen. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] stelt immers dat de overeenkomst hoe dan ook voor vijf jaren is aangegaan en dat is niet gemotiveerd betwist. Er is geen aanknopingspunt dat partijen de door Iluminaire gestelde zes maanden, of een jaar, zijn overeengekomen. De uitlatingen die ruim nadien jegens derden zouden zijn gedaan, zijn hier niet relevant. Het gaat erom wat partijen in juni 2023 voor ogen stond en zijn overeengekomen. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] doet ook geen beroep op de algemene bepalingen, zodat ook deze verder geen bespreking behoeven.
4.10.7.Het enkele feit dat een rolpoort was toegezegd, maar (wel geleverd en) nog niet geplaatst, maakt evenmin dat er om die reden geen huurovereenkomst tot stand is gekomen. Overigens heeft [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hiervoor een plausibele verklaring gegeven, namelijk het feit dat Iluminaire maar niet betaalde. Ook de omstandigheid dat zich in het magazijn nog kasten van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] bevonden, is niet relevant voor de vraag of sprake is van een huurovereenkomst. De poort en de kasten zijn ook niet de reden waarom geen huur is betaald.