ECLI:NL:RBLIM:2024:1252

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
ROE 23/2479
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep niet tijdig beslissen en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Ziektewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 15 maart 2024, met zaaknummer ROE 23/2479, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiser had op 12 oktober 2023 beroep ingesteld omdat hij meende dat het Uwv niet tijdig had beslist op zijn verzoek om herleving van zijn Ziektewet-uitkering, dat hij op 8 juni 2023 had ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen ingebrekestelling heeft verstuurd, wat vereist is om een beroep tegen het niet tijdig beslissen mogelijk te maken. Eiser had wel een document bijgevoegd, maar dit was niet bekend bij het Uwv en bovendien niet aangetekend verzonden, waardoor de rechtbank de verzending niet aannemelijk acht.

Daarnaast heeft eiser op 13 oktober 2023 een verzoek om schadevergoeding ingediend, waarin hij stelt schade te hebben geleden door het opschortingsbesluit van 12 januari 2021. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft gesteld dat het opschortingsbesluit niet onrechtmatig was, omdat eiser geen inkomstenopgaaf had ingeleverd en buiten Nederland verbleef. Hierdoor is er geen grondslag voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2479

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Hengelo), het Uwv
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het ‘beroep niet tijdig beslissen’ dat eiser op 12 oktober 2023 heeft ingesteld.
2. Daarnaast beslist de rechtbank in deze uitspraak op het verzoek om schadevergoeding dat op 13 oktober 2023 is ingediend. Aan dit verzoek is om proceseconomische redenen geen afzonderlijk zaaknummer toegekend.
3. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk [1] .

Beoordeling door de rechtbank

Beroep niet tijdig beslissen
Hoe leest de rechtbank het beroepschrift?
4. Op 8 juni 2023 heeft eiser een verzoek ingediend om herleving van de uitkering die hem om grond van de Ziektewet (ZW) per 5 oktober 2020 is toegekend [2] en vervolgens per 1 december 2020 is opgeschort [3] . In het beroepschrift van 12 oktober 2023 heeft eiser geschreven dat het verzoekschrift van 8 juni 2023 aangemerkt moet worden als een bezwaarschrift tegen het opschortingsbesluit en dat het beroep van 12 oktober 2023 dus aangemerkt moet worden als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op dat bezwaar.
5. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Zij merkt het geschrift van 8 juni 2023 aan zoals het oorspronkelijk is ingediend, namelijk als een verzoek om herleving van de ZW-uitkering en dus niet als een bezwaarschrift tegen het opschortingsbesluit. Eiser wordt met dit oordeel van de rechtbank niet benadeeld, omdat inmiddels bij besluit van 10 november 2023 de ZW-uitkering met terugwerkende kracht per 1 december 2020 is hervat.
6. Het ‘beroep niet tijdig beslissen’ van 12 oktober 2023 merkt de rechtbank aldus aan als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om herleving van de ZW-uitkering van 8 juni 2023.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
7. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [4]
8. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet inhoudelijk kan beoordelen.
9. In dit geval heeft eiser geen ingebrekestelling - of een document dat daaraan gelijk te stellen is – verstuurd dat betrekking heeft op het verzoek van 8 juni 2023 om herleving van de ZW-uitkering. Eiser heeft weliswaar als bijlage bij het beroepschrift een document van 9 september 2023 gevoegd met in de onderwerpregel
“1. Bezwaarschrift tegen fictieve beslissing op aanvraag uitkering conform Ziektewet (Zw), 2. Ingebrekestelling dwangsom niet tijdig beslissen”, maar dat document is niet bekend bij het Uwv. Zoals eiser in de brief van 20 november 2023 heeft vermeld, is het betreffende document niet aangetekend verzonden. Daardoor heeft hij de verzending niet aannemelijk gemaakt. Dat eiser een afschrift van de brief op 6 november 2023 op het kantoor van het Uwv in Heerlen heeft afgegeven, maakt het voorgaande niet anders.
10. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het verzoek om schadevergoeding
11. Op 13 oktober 2023 heeft eiser een verzoek om schadevergoeding ingediend. Hij stelt schade te hebben geleden als gevolg van het opschortingsbesluit van 12 januari 2021. Hij verzoekt om vergoeding van gederfd inkomen over de periode van 1 december 2020 tot 27 juli 2022. Daarnaast verzoekt eiser vergoeding van immateriële schade, inclusief een emotionele affectiecomponent. Het totaalbedrag van het schadeverzoek bedraagt € 25.000,-.
12. Naar het oordeel van de rechtbank kan het Uwv gevolgd worden in het standpunt, als weergegeven in het aanvullend verweerschrift van 7 december 2023, dat het besluit van 12 januari 2021 niet onrechtmatig is. Eiser heeft destijds geen inkomstenopgaaf over december 2020 ingeleverd en hij verbleef buiten Nederland zonder een verblijfsadres. Op dat moment was er dus een rechtmatige grondslag om het recht op ZW-uitkering op te schorten. Dat eiser inmiddels wel (weer) aan de voorwaarden voor verkrijging van de ZW-uitkering heeft voldaan en daarom bij meergenoemd besluit van 10 november 2023 de ZW-uitkering met terugwerkende kracht is hervat vanaf 1 december 2020, doet hieraan niet af.
13. Gelet op het voorgaande ontbreekt een grondslag voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding.
14. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat, wanneer de ZW-uitkering uitkering niet zou zijn opgeschort, dit weliswaar geleid zou hebben tot een uitkeringsbedrag van € 155,- per dag, maar in geen geval tot een extra loondervingsbedrag. Tot slot is het verzoek om immateriële schadevergoeding op geen enkele wijze onderbouwd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.A.M. Bocken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 maart2024

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit artikel is, gelet op artikel 8:94, eerste lid, van de Awb, ook van toepassing bij schadeverzoeken.
2.Het toekenningsbesluit is van 6 oktober 2020.
3.Het opschortingsbesluit is van 12 januari 2021.
4.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.