ECLI:NL:RBLIM:2024:1253

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
ROE 23/2485
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep niet tijdig beslissen inzake WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 15 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiser had op 12 oktober 2023 beroep ingesteld, omdat hij meende dat zijn aanvraag voor een WIA-uitkering, ingediend op 8 juni 2023, niet tijdig was behandeld. De rechtbank oordeelt echter dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit komt voort uit het feit dat de rechtbank de aanvraag van 8 juni 2023 niet als een bezwaarschrift tegen een eerder besluit van 2 februari 2021 beschouwt, maar als een reguliere aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiser had eerder al een WIA-uitkering toegekend gekregen per 25 juli 2022, waardoor hij niet benadeeld wordt door deze beslissing.

De rechtbank wijst erop dat eiser geen ingebrekestelling heeft ingediend, wat noodzakelijk is om beroep in te stellen tegen het niet tijdig beslissen. Bovendien heeft het Uwv al op 29 juni 2023 beslist op de aanvraag van 8 juni 2023, wat betekent dat het beroep van eiser geen betekenis heeft. De rechtbank concludeert dat het Uwv aan zijn bekendmakingsverplichting heeft voldaan en dat eiser op de hoogte was van het besluit van 29 juni 2023. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Hengelo), het Uwv
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het ‘beroep niet tijdig beslissen’ dat eiser op 12 oktober 2023 heeft ingesteld.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Hoe leest de rechtbank het beroepschrift?
2. Op 8 juni 2023 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het toekennen van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In het beroepschrift van 12 oktober 2023 heeft eiser geschreven dat de aanvraag van 8 juni 2023 aangemerkt moet worden als een bezwaarschrift tegen een eerder besluit van 2 februari 2021 tot buitenbehandelingstelling van de WIA-aanvraag van 23 november 2020 en dat het beroep van 12 oktober 2023 dus aangemerkt moet worden als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op dat bezwaar.
3. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Zij merkt het geschrift van 8 juni 2023 aan zoals het oorspronkelijk is ingediend, namelijk als een aanvraag tot het toekennen van een WIA-uitkering en dus niet als een bezwaarschrift tegen de buitenbehandelingstelling van de eerdere WIA-aanvraag uit 2020. Eiser wordt met dit oordeel van de rechtbank niet benadeeld, omdat inmiddels bij besluit van 14 november 2023 aan eiser per 25 juli 2022 een WIA-uitkering is toegekend.
4. Het ‘beroep niet tijdig beslissen’ van 12 oktober 2023 merkt de rechtbank aldus aan als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag tot het toekennen van een WIA-uitkering van 8 juni 2023.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
5. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
6. In dit geval heeft eiser geen ingebrekestelling - of een document dat daaraan gelijk te stellen is – verstuurd dat betrekking heeft op de aanvraag van 8 juni 2023 om toekenning van een WIA-uitkering. Eiser heeft weliswaar als bijlage bij het beroepschrift een document gevoegd van 9 september 2023 met in de onderwerpregel
“1. Bezwaarschrift tegen fictieve beslissing op aanvraag uitkering conform Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia), 2. Ingebrekestelling dwangsom niet tijdig beslissen”, maar dat document is niet bekend bij het Uwv.
7. Bovenal is echter gebleken dat het Uwv bij besluit van 29 juni 2023 al op de aanvraag van 8 juni 2023 heeft beslist. De aanvraag is afgewezen omdat de wachttijd van 104 weken niet is volgemaakt. De vermeende ingebrekestelling van 9 september 2023 en het daarop volgende beroep van 12 oktober 2023 hebben daardoor geen betekenis.
8. Dat het Uwv de afwijzingsbeslissing van 29 juni 2023 naar het verkeerde adres zou hebben gestuurd en dat die beslissing daarom niet op de juiste wijze bekend is gemaakt, volgt de rechtbank daarbij niet. Het Uwv heeft het besluit naar het hem op dat moment bekende adres gestuurd. Dat is het adres [adres] te [plaats] . Volgens de door het Uwv overgelegde informatie in de zaak ROE 23/2479 heeft eiser daar ingeschreven gestaan in de Basisregistratie Personen van 20 januari 2023 tot en met 18 augustus 2023. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die inschrijving op 29 juni 2023 niet meer juist was en dat het Uwv daarvan op de hoogte had moeten zijn. Het Uwv heeft daarmee aan zijn bekendmakingsverplichting als bedoeld in artikel 3:41 van de Awb voldaan.
9. Daar komt nog bij dat uit het beroepschrift blijkt dat eiser op het moment van het instellen van het beroep bekend was met het besluit van 29 juni 2023 en het besluit daarmee geacht kan worden bekend gemaakt te zijn.
10. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.A.M. Bocken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 maart 2024

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.