ECLI:NL:RBLIM:2024:1370

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10653976 \ CV EXPL 23-3455
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een onbetaald bedrag uit een consumentenkoopovereenkomst met betrekking tot energievoorziening

In deze zaak vordert de rechtspersoon Hoist Finance AB, gevestigd in Stockholm, betaling van een onbetaald bedrag van € 449,43 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering van energie tussen de gedaagde en Essent Retail Energie B.V., waarvan de vordering is gecedeerd aan Hoist. De gedaagde heeft een bedrag van € 372,00 onbetaald gelaten, en daarnaast vordert Hoist wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, waarbij hij aanvoert dat hij in de WSNP heeft gezeten en niet tijdig op de hoogte was van de dagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat het Nederlands recht van toepassing is. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet voldoende verweer heeft gevoerd en dat de vordering van Hoist toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vordering toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10653976 \ CV EXPL 23-3455
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
HOIST FINANCE AB,
gevestigd te Stockholm (Zweden),
eisende partij,
hierna te noemen: Hoist,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 8 november 2023 in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Hoist vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 449,43, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Hoist (samengevat) het volgende aan.
Tussen [gedaagde] en Essent Retail Energie B.V. (hierna: Essent) is een overeenkomst voor de levering van energie tot stand gekomen. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden en de productvoorwaarden van Essent van toepassing. De vordering van Essent is gecedeerd aan Hoist.
2.3.
Essent heeft op grond van de met [gedaagde] gesloten overeenkomst verschuldigde bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht.
Hoist stelt dat [gedaagde] een bedrag groot € 372,00 onbetaald heeft gelaten. Daarnaast is [gedaagde] betaling van wettelijke rente verschuldigd. Hoist berekent de rente vanaf verzuim tot 19 juli 2023 op € 9,91. Voorts stelt zij dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van
€ 67,52 voor buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw verschuldigd is.
2.4.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat hij van te voren in de WSNP heeft gezeten. De advocaat heeft het destijds niet goed geregeld. [gedaagde] was niet op tijd op de hoogte van de dagvaarding. Hij heeft slechts eenmaal een waarschuwing ontvangen. Omdat hij de afgelopen 5 jaar al zoveel heeft moeten betalen, verzoekt hij de kosten te delen.
2.5.
Hoist heeft bij repliek haar vordering nader uitgewerkt en het verweer van [gedaagde] als volgt besproken.
Vóór de zogenaamde veertiendagenbrief van 10 juli 2023 is [gedaagde] diverse malen op het door hem zelf opgegeven emailadres tot betaling gesommeerd. Doch [gedaagde] heeft nimmer een poging gedaan om een betalingsregeling te treffen. Dat het tot een procedure is moeten komen, is aan [gedaagde] zelf te wijten. Hoist handhaaft haar vordering volledig.
2.6.
[gedaagde] heeft hierop, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd.

3.De beoordeling

Rechtsmacht Nederlandse rechter; toepasselijkheid Nederlands recht
3.1.
Omdat Hoist haar vestigingsplaats in het buitenland heeft, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is.
3.2.
[gedaagde] heeft zijn woonplaats in Nederland en Nederland is lidstaat van de Europese Unie. Op grond van de EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij in beginsel opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin zij woont. Dat betekent dat de Nederlandse rechter in dit geval rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van [gedaagde] is de kantonrechter van deze rechtbank bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
3.3.
De vraag welk recht van toepassing is moet worden beantwoorden aan de hand van de toepasselijke Verordening (EU) nr. 593/2008. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gedaan. Artikel 14 lid 2 van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 bepaalt dat de betrekking tussen de cessionaris en de schuldenaar wordt beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is. In dit geval is dat Nederlands recht.
Inhoudelijke beoordeling
3.4.
[gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen en daarmee zijn verweer niet nader onderbouwd. Dit had wel op zijn weg gelegen, gelet op de repliek van Hoist.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] terecht in rechte is betrokken.
Hoist heeft [gedaagde] diverse malen de gelegenheid geboden om de vordering zonder bijkomende kosten te voldoen. [gedaagde] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
3.6.
Hoist heeft haar vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd en [gedaagde] heeft deze ook niet (langer) weersproken, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
[gedaagde] heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde vervallen wettelijke rente van € 9,91, zodat die wordt toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juli 2023 (= datum van dagvaarding).
3.8.
Hoist maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 67,52 (incl. btw). De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van Hoist de veertiendagenbrief aan [gedaagde] verzonden heeft en [gedaagde] de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
Conclusie
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke rente tot 19 juli 2023

372,00
9,91
- buitengerechtelijke incassokosten
67,52
+
totaal
449,43
Proceskosten
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Hoist worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2,00 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
463,49

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hoist te betalen een bedrag van € 449,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 372,00, met ingang van 28 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 463,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.
type: JEC