ECLI:NL:RBLIM:2024:1376

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10825645 \ CV EXPL 23-5366
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van diensten door zorgaanbieder met betrekking tot zorgcontract en huurverplichtingen

In deze zaak vordert de stichting Envida, gevestigd te Maastricht, betaling van een bedrag van € 1.111,16 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op het verrichten van diensten en werkzaamheden door Envida voor de gedaagde, die een achterstand heeft laten ontstaan van € 948,00. Daarnaast vordert Envida buitengerechtelijke incassokosten van € 129,05 en wettelijke rente over het openstaande bedrag. De gedaagde erkent de vordering, maar stelt dat hij door financiële problemen en het ontbreken van zorgbehoefte niet in staat was om te betalen. Hij betwist de verplichting tot het zorgcontract dat aan het huurcontract was gekoppeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Envida haar vordering voldoende heeft onderbouwd en dat de gedaagde geen verweer heeft gevoerd tegen de hoofdsom. De kantonrechter heeft de vordering van Envida toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 962,49. Het vonnis is uitgesproken op 20 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10825645 \ CV EXPL 23-5366
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING ENVIDA,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Envida,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 10 januari 2024 in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Envida vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.111,16, vermeerderd met rente en kosten. Zij heeft bij repliek aangekondigd haar eis te vermeerderen, maar dat heeft ze niet gedaan. Immers, ze heeft geconcludeerd tot persistit. De kantonrechter gaat daarom uit van de bij dagvaarding geformuleerde eis.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Envida (samengevat) het volgende aan.
Envida heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht en/of diensten verleend. Ten tijde van de dagvaarding heeft [gedaagde] een achterstand laten ontstaan van € 948,00. Voorts stelt Envida dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van
€ 129,05 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw verschuldigd is. Daarnaast maakt zij aanspraak op betaling van de wettelijke rente. Envida berekent deze rente vanaf verzuim (= 6 juni 2022) tot datum dagvaarding (= 31 oktober 2023) op € 34,11.
2.3.
[gedaagde] erkent de vordering. Omdat hij het geld niet had, heeft hij een aantal betalingen niet gedaan. Hij heeft een tijdlang in een zorgcentrum gewoond. Dat betekende dat je naast het huurcontract ook gebonden was aan een verplicht zorgabonnement bij Envida. Omdat hij geen zorg nodig had, heeft hij ook nooit gebruik gemaakt van het abonnement. Hij was alleen maar dringend op zoek naar een woning. Hij is het niet eens met wat hij koppelverkoop noemt: het huurcontract samen met een verplicht zorgcontract met Envida. In oktober heeft hij de huur opgezegd, zodat het abonnement bij Envida ook niet meer van toepassing is.
2.4.
Envida heeft bij repliek haar vordering nader uitgewerkt en het verweer van [gedaagde] als volgt besproken.
Envida merkt op dat niet zij maar de verhuurder van het complex waar [gedaagde] woonachtig was de verplichting tot het aangaan van een zorgabonnement met Envida heeft opgelegd. [gedaagde] heeft de overeenkomst met Envida getekend en dient dus ook te betalen. Dat [gedaagde] er geen gebruik van heeft gemaakt is zijn eigen keuze geweest.
Envida is bekend geworden met de opzegging van het huurcontract in oktober 2023. Het abonnement is dan ook per 1 november 2023 stopgezet.
2.5.
[gedaagde] heeft hierop, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Envida heeft haar vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd en [gedaagde] heeft daar geen verweer tegen gevoerd. De gevorderde hoofdsom van € 948,00 zal dus worden toegewezen.
3.2.
De wettelijke rente - waaronder een bedrag van € 34,11 aan wettelijke rente berekend tot 31 oktober 2023 (= datum van dagvaarding) over het ten tijde van de dagvaarding openstaande bedrag - wordt ook toegewezen, omdat Envida daarvoor genoeg heeft gesteld en [gedaagde] op dit punt geen afzonderlijk verweer gevoerd heeft.
3.3.
Envida maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 129,05. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van Envida de veertiendagenbrief aan [gedaagde] verzonden heeft en [gedaagde] de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.4.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke rente tot 31 oktober 2023

948
34,11
- buitengerechtelijke incassokosten
129,05
+
totaal
1.111,16
3.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Envida worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
962,49

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Envida te betalen een bedrag van € 1.111,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de (nog openstaande) hoofdsom, met ingang van 31 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 962,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.
type: JEC