ECLI:NL:RBLIM:2024:156

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
ROE 23/692
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaarschrift en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 15 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college, maar dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard omdat het volgens hen te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt echter dat het bezwaar tijdig is ingediend. De zaak draait om de vraag of het bezwaarschrift, dat per aangetekende e-mail was verzonden, op de juiste datum door het college is ontvangen.

De rechtbank stelt vast dat het college het besluit waartegen bezwaar is gemaakt op 10 augustus 2022 bekend heeft gemaakt. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 21 september 2022. Eiseres heeft het bezwaarschrift op 19 september 2022 per aangetekende e-mail verzonden. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift al op 19 september 2022 in het systeem van het college is ontvangen, ondanks dat het college stelt dat dit pas op 22 september 2022 het geval was. De rechtbank wijst erop dat de ontvangst van het bezwaarschrift niet afhankelijk kan zijn van het moment waarop het college de aankondiging opent.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college en draagt het college op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de termijnen in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor colleges om zorgvuldig om te gaan met de ontvangst van bezwaarschriften.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23/692

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. de Graaf),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 7 februari 2023, waarmee het bezwaar van eiseres tegen een besluit van het college van 9 augustus 2022 niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom is het beroep kennelijk gegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat het college het besluit waartegen bezwaar is gemaakt bekend heeft gemaakt op 10 augustus 2022 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 21 september 2022.
4.1.
Eiseres heeft het bezwaarschrift per aangetekende e-mail verstuurd. Eiseres stelt – kort gezegd – dat zij het bezwaar al op 19 september 2022 heeft ingediend per aangetekende e-mail en dit ook op dat moment door het college (in het systeem voor gegevensverwerking) is ontvangen, terwijl het college zich op het standpunt stelt dat – kort gezegd – de aangetekende e-mail met het bezwaarschrift pas op 22 september 2022 is ontvangen in haar systeem.
4.2.
Zowel eiseres als het college hebben het logboek van die aangetekende e-mail ingediend. In het logboek staat dat de aangetekende e-mail op 19 september 2022 om 12.09 uur in behandeling is genomen en dat de aankondiging daarvan op datzelfde moment is verstuurd en afgeleverd. Vervolgens is op 22 september 2022 om 8.19 uur de aangetekende mail opgevraagd, waarna de aangetekende mail is verstuurd en afgeleverd. Dit is overigens in overeenstemming met de werkwijze van het verzenden van aangetekende mail, waarbij eerst een aankondiging van de aangetekende e-mail wordt verstuurd aan de ontvanger waarna de aangetekende mail daadwerkelijk wordt verzonden als de ontvanger die aankondiging opent en accepteert (en daarmee de aangetekende e-mail opvraagt). De rechtbank is van oordeel dat hieruit moet worden afgeleid dat de aangetekende e-mail al met het verzenden en afleveren van de aankondiging daarvan op 19 september 2022 is verzonden en vervolgens is ontvangen in het systeem van het college. Dat het college vervolgens die afgeleverde aankondiging pas op 22 september 2022 opent en accepteert (en daarmee de aangetekende e-mail opvraagt), waarna de aangetekende mail daadwerkelijk wordt verzonden en afgeleverd in het systeem van het college, doet daar niet aan af. Een andere uitleg zou bovendien betekenen dat de ontvangst van het bezwaarschrift niet afhangt van het aflevermoment in het systeem van het college (zoals artikel 2:17, tweede lid, van de Awb voorschrijft), maar van het moment waarop het college de aankondiging opent. De rechtbank is daarom – anders dan het college – van oordeel dat het bezwaarschrift al op 19 september 2022 het systeem van gegevensverwerking van het college heeft bereikt en niet pas op 22 september 2022. [4] Het bezwaarschrift is dus wel binnen de bezwaartermijn en daarom tijdig ingediend.
5. Het college heeft geen andere reden gegeven waarom het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Zo’n andere reden ziet ook de rechtbank niet. Het college heeft het bezwaar dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en daarover bestaat geen twijfel. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat het college alsnog inhoudelijk op het bezwaar moet beslissen. De rechtbank geeft het college hiervoor, nu het college gebruikt maakt van een adviescommissie, twaalf weken.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,00 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 7 februari 2023;
- draagt het college op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 875,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 januari 2024

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Uit artikel 2;17, tweede lid, van de Awb volgt dat dit moment bepalend is voor het tijdstip van ontvangst.