Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.2. [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 8 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiser, vertegenwoordigd door mr. L.N. Hermans, vorderde ontruiming van het pand dat door de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], werd gehuurd. De huurovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd, van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2024. De eiser had de overeenkomst tijdig opgezegd, maar de gedaagden hadden het pand niet ontruimd. De kantonrechter oordeelde dat de eiser voldoende had aangetoond dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verbleven na de afloop van de huurovereenkomst. De gedaagde sub 1 was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. De gedaagde sub 2 voerde verweer, maar de kantonrechter oordeelde dat de aanzegverplichting door de eiser was nageleefd. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van vijf dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werden de gedaagden veroordeeld tot betaling van huurpenningen voor elke dag na 31 maart 2024 en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.