ECLI:NL:RBLIM:2024:2114

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
9880801 \ CV EXPL 22-2301
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bijzondere overeenkomst en aanneming van werk met betrekking tot bouwrecht en meerwerk

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers in conventie en verweerders in reconventie een geschil over een aanneming van werk en de uitvoering daarvan. De kantonrechter heeft op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een zaak die begon met een tussenvonnis op 1 maart 2023. De eisers in conventie, vertegenwoordigd door mr. S.M.M. Hamers, hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door mr. J. in 't Ven, met betrekking tot de betaling voor meerwerk en de installatie van radiatoren. De kantonrechter heeft de bewijsvoering van beide partijen beoordeeld, waarbij schriftelijke verklaringen en getuigenverklaringen zijn meegenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisers in conventie niet hebben bewezen dat zij € 3.000,00 contant hebben betaald voor meerwerk, en dat de gedaagde in conventie niet is geslaagd in het bewijs voor andere onderdelen van het meerwerk. De kantonrechter heeft de vordering van de eisers in conventie tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 7.849,83, inclusief wettelijke rente, en heeft de gedaagde in reconventie veroordeeld tot betaling van € 6.230,13 aan de gedaagde in conventie, eveneens met wettelijke rente. De proceskosten zijn toegewezen aan de eisers in conventie, die in het ongelijk zijn gesteld in de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9880801 \ CV EXPL 22-2301
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
gemachtigde: mr. S.M.M. Hamers,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
mede handelend onder de naam
[handelsnaam],
te Kerkrade,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
gemachtigde: mr. J. in 't Ven.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 maart 2023 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- de akte van uitlating van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] met producties 13 tot en met 16;
- de akte uitlating bewijs houdende opgave getuigen en verhinderdata van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
- de akte houdende producties van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met producties 8 tot en met 24;
- de akte van depot van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met productie 25;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor (enquête) van 21 juni 2023;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor (contra-enquête en tegenbewijs) van 13 oktober 2023;
- de conclusie na enquête van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
- de conclusie na enquête van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] met productie 17.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter zowel aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] als aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bewijsopdrachten verstrekt. In dit vonnis zal de kantonrechter het bewijs waarderen en daaraan conclusies verbinden voor de vorderingen van partijen. Eerst komt de bewijsopdracht inzake de contante betaling van € 3.000,00 aan de orde, daarna de bewijsopdracht inzake het meerwerk en tot slot de bewijsopdracht inzake de radiatoren.
De contante betaling van € 3.000,00
2.2.
Bij tussenvonnis is aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat hij € 3.000,00 in contanten heeft betaald aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter zake van het meerwerk inhoudende de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft ter voldoening aan die bewijsopdracht als productie 13 tot en met 16 schriftelijke verklaringen in het geding gebracht van personen die niet op de voet van artikel 179 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een getuigenverklaring afleggen. Het gaat om verklaringen van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) en [getuige 4] .
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft als tegenbewijs [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , [getuige 5] , [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) en [getuige 7] (hierna: [getuige 7] ) als getuigen laten horen.
2.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet geslaagd in het bewijs. De kantonrechter ligt dat hierna nader toe.
2.3.1.
Vooropgesteld wordt dat bij de beoordeling van schriftelijke verklaringen het in het bijzonder aankomt op de vraag in hoeverre aan de betrouwbaarheid van de verklaringen afbreuk wordt gedaan door het feit dat de rechter de personen die de verklaringen hebben afgelegd, niet zelf heeft kunnen horen in een verhoor waarbij ook de wederpartij aanwezig heeft kunnen zijn en door het feit dat de verklaring niet onder ede is afgelegd. Voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de schriftelijke verklaring is niet slechts de inhoud ervan van belang, maar zal ook betekenis kunnen worden gehecht aan andere feiten en omstandigheden, zoals de wijze waarop de verklaring tot stand is gekomen (Hoge Raad 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8422 en Hoge Raad 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2986).
2.3.2.
De schriftelijke verklaring van [getuige 1] is ten aanzien van de contante betaling van € 3.000,00 onvoldoende concreet en specifiek omdat [getuige 1] over de andere contante betalingen wel verklaard wanneer die hebben plaatsgevonden – in het begin van de werkzaamheden dan wel “op een vrijdag” – terwijl zij over de contante betaling van € 3.000,00 enkel verklaard dat zij daarbij aanwezig was en zij op die dag en dat tijdstip een afspraak had met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] . Tevens verklaart [getuige 1] ten aanzien van de contante betaling van € 3.000,00 niet dat zij iets met zekerheid kan verklaren, terwijl zij dat bij de andere contante betalingen over hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hebben gezegd of over de hoogte van het bedrag wel doet.
2.3.3.
Ten aanzien van de schriftelijke verklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] overweegt de kantonrechter dat ook die verklaringen onvoldoende concreet en specifiek zijn nu ook zij niet verklaren wanneer de betaling (ongeveer) heeft plaatsgevonden en niet verklaren waarom zij ten tijde van de betaling ter plekke aanwezig waren. Tevens verklaart [getuige 4] niet wie de envelop heeft overgedragen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
Het standpunt van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat [getuige 2] gelogen zou hebben, behoeft gelet hierop geen bespreking en beoordeling meer.
2.3.4.
Ook weegt de kantonrechter mee dat tegenover de schriftelijke verklaringen de op 21 juni 2023 onder ede afgelegde verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] staat dat iets van betaling altijd tussen “ons tweeën” – de kantonrechter begrijpt aan de hand van de eveneens door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onder ede afgelegde verklaring op 13 oktober 2023 dat het gaat om betalingen van de [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] aan hem – gebeurde en dat hij in het bijzijn van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] geen contante betalingen heeft ontvangen. Tevens leidt de kantonrechter uit de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] af dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] geen betalingen aan hem heeft gedaan, terwijl [getuige 1] dat wel verklaart.
2.3.5.
Op basis van het overwogene in 2.3.1. tot en met 2.3.4. en het feit dat de personen van wie de schriftelijke verklaringen in het geding zijn gebracht niet onder ede een getuigenverklaring hebben afgelegd, komt de kantonrechter tot het oordeel dat de schriftelijke verklaringen geen bewijs opleveren van de stelling van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat hij € 3.000,00 in contanten aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft betaald ter zake van het meerwerk inhoudende de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken. Hieraan kan niet afdoen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] – samengevat en naar de kantonrechter begrijpt – pas in een laat stadium (bijna drie maanden na de laatste werkzaamheden) werk heeft gemaakt van het niet (contant) betalen voor de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken nu dit geen feiten en omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] wel € 3.000,00 in contanten heeft betaald aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken.
2.3.6.
Nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen ander bewijs heeft overgelegd, is hij niet geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] € 3.000,00 in contanten aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft betaald voor de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken en dat – zoals aangekondigd in rov. 4.18.4. van het tussenvonnis – het totaalbedrag van de betalingen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] € 48.818,88 blijft.
Het meerwerk
2.4.
Zoals reeds in rov. 4.21.1. van het tussenvonnis is overwogen, bestaat het meerwerk uit veertien onderdelen ten bedrage van in totaal € 14.683,86 inclusief btw. In die rechtsoverweging is tevens een overzicht gegeven van de verschillende onderdelen van het meerwerk.
2.5.
Ten aanzien van enkele onderdelen van het meerwerk heeft de kantonrechter reeds in het tussenvonnis een oordeel gegeven. Voor zover de getuigen hierover iets hebben verklaard, zal dit verder onbesproken blijven.
2.5.1.
Over de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken (onderdeel 4) heeft de kantonrechter in rov. 4.22.2. van het tussenvonnis reeds overwogen dat dit onderdeel moet worden aangemerkt als meerwerk waarvoor [eisers in conventie, verweerders in reconventie] een prijs is verschuldigd en dat in rechte is komen vast te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] daarvoor € 3.000,00 zou betalen. Nu niet is komen vast te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] € 3.000,00 in contanten aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft betaald voor de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken (zie rov. 2.3.6.), is [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat bedrag verschuldigd aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
2.5.2.
Zoals reeds in rov. 4.22.3. van het tussenvonnis is overwogen zal de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden afgewezen voor zover deze ziet op de sloop van oud tegelwerk (deel van onderdeel 3). Onderdeel 3 van het meerwerk bestaat uit drie delen ad € 227,20 in totaal. Dit bedrag is inclusief btw en afgeleid uit de meerwerkfactuur/eindafrekening 0902-22 d.d. 9 februari 2022 (productie 2 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , hoewel daartoe bij tussenvonnis in de gelegenheid te zijn gesteld, geen andere specificatie in het geding heeft gebracht en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen verweer hebben gevoerd tegen de in de meerwerkfactuur/eindafrekening genoemde bedragen. Omdat op basis van die productie niet kan worden vastgesteld welk deel van het totaalbedrag aan elk deel van onderdeel 3 kan worden toegerekend, heeft de kantonrechter de kosten van de sloop van het oude tegelwerk in de bijkeuken geschat op tweederde daarvan, namelijk € 75,73 inclusief btw.
2.6.
Ten aanzien van de andere onderdelen van het meerwerk is bij tussenvonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat hij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tijdig heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging en dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opdracht heeft gegeven voor die onderdelen van het meerwerk. Ook is bij tussenvonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat hij de volgende onderdelen van het meerwerk in zijn geheel heeft uitgevoerd: tegelwerk bijkeuken schoonmaken en afvoeren (delen van onderdeel 3), meerwerk buitenwerk (onderdeel 10), diverse reparaties aan de achtergevel (deel van onderdeel 12) en het reinigen van de goten (deel van onderdeel 13). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aan die opdrachten gehoor gegeven door het horen van zes getuigen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , [getuige 8] (hierna: [getuige 8] ), [getuige 9] (hierna: [getuige 9] ), [getuige 10] (hierna: [getuige 10] ), [getuige 11] (hierna: [getuige 11] ) en [getuige 5] en door het overleggen van de producties 8 tot en met 25.
In contra-enquête heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] vervolgens de heer en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] laten horen als getuigen.
2.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met betrekking tot de onderdelen 1 en 2, het schoonmaken en afvoeren van het tegelwerk in de bijkeuken (deel van onderdeel 3), het isoleren van wanden en plafond van de bijkeuken (delen van onderdeel 5), onderdelen 6 tot en met 8, onderdelen 10 en 11, de dakranden voor en achter met plastisol bekleden (deel van onderdeel 13) en onderdeel 14 geslaagd in het bewijs. Ten aanzien van de elektra keuken en gipsplafond (delen van onderdeel 5), onderdelen 9 en 12 en het reinigen van de goten (deel van onderdeel 13) is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet geslaagd in het bewijs.
De kantonrechter licht dat hierna nader toe.
2.8.
Vooropgesteld dient te worden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als partijgetuige moet worden aangemerkt en dat zijn verklaring gelet op het bepaalde in artikel 164 Rv omtrent de door hem te bewijzen feiten geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Van dat laatste is alleen sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken (Hoge Raad 31 maart 1995, NJ 1997, 592).
2.9.
De verklaringen van de in enquête gehoorde getuigen leveren geen aanvullend bewijs op in vorenbedoelde zin ten aanzien van de onderdelen elektra bijkeuken en gipsplafond (delen van onderdeel 5), onderdeel 9, onderdeel 12 en het reinigen van de goten (deel van onderdeel 13) omdat de getuigen over die posten niets hebben verklaard dan wel niet (specifiek) hebben verklaard dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eisers in conventie, verweerders in reconventie] (tijdig) heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging voor het meerwerk aan de achtergevel dan wel niet hebben verklaard dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die werkzaamheden heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten aanzien van die onderdelen van het meerwerk niet is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het reinigen van de goot heeft uitgevoerd of namens hem heeft laten uitvoeren. Tevens is niet komen vast te staan dat hij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tijdig heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging voor de overige in deze rechtsoverweging genoemde onderdelen van het meerwerk. Dit deel van de vordering in reconventie zal – zoals aangekondigd in rov. 4.22.9 van het tussenvonnis – worden afgewezen. Het gaat in totaal om een bedrag van € 1.869,09 (€ 293,46 elektra bijkeuken, € 421,47 gipsplafond bijkeuken, € 55,02 meerwerk gang, € 1.013,77 meerwerk achtergevel en € 85,37 reinigen goten). De bedragen zijn inclusief btw en afgeleid uit de meerwerkfactuur/eindafrekening 0902-22 d.d. 9 februari 2022 (productie 2 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , hoewel daartoe bij tussenvonnis in de gelegenheid te zijn gesteld, geen andere specificatie in het geding heeft gebracht, en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen verweer hebben gevoerd tegen de in de meerwerkfactuur/eindafrekening genoemde bedragen.
2.10.
Ook levert de verklaring van [getuige 9] geen aanvullend bewijs op in de zin van artikel 164 lid 2 Rv omdat [getuige 9] heeft volstaan met te verklaren dat er steeds meerwerk bijkwam en dat dit nooit een probleem was. In tegenstelling tot de andere getuigen heeft [getuige 9] niet gespecificeerd om welke posten van het meerwerk het gaat en op welke manier hij kennis heeft genomen van het door hem verklaarde. Daarbij komt dat [getuige 9] niet in dezelfde periode bij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft gewerkt als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . [getuige 9] heeft immers verklaard dat hij in oktober 2021 is begonnen met de verbouwingswerkzaamheden bij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en in maart 2022 is gestopt, terwijl tussen partijen vast is komen te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in het laatste kwartaal van 2020 is gestart met de werkzaamheden en tot medio juni 2021 werkzaamheden heeft verricht bij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] De kantonrechter verwijst naar 2.3. van het tussenvonnis.
2.11.
De verklaringen van de andere in enquête gehoorde getuigen leveren wel aanvullend bewijs op in de zin van artikel 164 lid 2 Rv ten aanzien van de onderdelen 1 en 2, het schoonmaken en afvoeren van het tegelwerk in de bijkeuken (delen van onderdeel 3), het isoleren van wanden en plafond van de bijkeuken (delen van onderdeel 5), onderdelen 6 tot en met 8, onderdelen 10 en 11, de dakranden voor en achter met plastisol bekleden (deel van onderdeel 13) en onderdeel 14. Daarmee gaat de kantonrechter voorbij aan de argumenten die [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft aangevoerd waarom de verklaringen van de getuigen geen aanvullend bewijs opleveren in de zin van artikel 164 lid 2 Rv. De kantonrechter overweegt ten aanzien van die argumenten als volgt.
2.11.1.
Dat [getuige 8] en [getuige 11] voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hebben gewerkt, [getuige 5] als zoon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [getuige 10] als vrouw van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] redenen zouden kunnen hebben om geen waarheidsgetrouwe verklaring af te leggen, maakt niet dat deze verklaringen niet kunnen dienen als aanvullend bewijs. De verklaringen bevatten namelijk geen innerlijke tegenstrijdigheden, ondersteunen elkaar en de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , zijn coherent en voldoende concreet en gespecificeerd om daaruit af te leiden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tijdig heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging voor – kort gezegd – het meerwerk, dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dan wel [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] namens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opdracht heeft gegeven voor dat meerwerk en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in zijn geheel heeft uitgevoerd of namens hem heeft laten uitvoeren: tegelwerk bijkeuken schoonmaken en afvoeren (delen van onderdeel 3) en meerwerk buitenwerk (onderdeel 10).
2.11.2.
Ook staat aan het meenemen als aanvullend bewijs niet in de weg dat [getuige 8] en [getuige 5] volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen inzage hebben gehad in de offerte. Uit hun verklaringen blijkt immers dat zij allebei gesprekken hebben gehoord tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] waarin is besproken dat het meerwerk extra geld zou kosten en zou leiden tot verhoging van de prijs. Kennis van de inhoud van de offerte is daarvoor niet nodig.
2.11.3.
Dat het volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet aannemelijk is dat [getuige 8] en [getuige 5] de gesprekken over het meerwerk en de prijsverhogingen wel zouden hebben gehoord omdat [getuige 11] die gesprekken niet heeft gehoord, doet ook niet af aan de waarde die wordt gehecht aan de verklaringen van [getuige 8] en [getuige 5] . Beiden hebben namelijk verklaard de gesprekken te hebben gehoord en er zijn geen aanknopingspunten voor de conclusie dat alle drie de getuigen hetzelfde wel of niet zouden hebben moeten horen.
2.12.
Ten aanzien van de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] naar voren gebrachte tegenstrijdigheden tussen de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de verklaringen van [getuige 8] , [getuige 5] en [getuige 10] overweegt de kantonrechter als volgt.
2.12.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaart dat de waarschuwingen meestal in de woning van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] werden gegeven en dat hij het meeste met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] heeft besproken. In het licht bezien van de verklaring van [getuige 10] begrijpt de kantonrechter de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aldus dat er ook een waarschuwing is gegeven aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [getuige 10] thuis. Dat [getuige 8] verklaart dat de waarschuwingen op de werkvloer werden gegeven en dat de gesprekken werden gevoerd tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , ziet alleen op de waarschuwingen/gesprekken waar hij bij aanwezig is geweest. Van een tegenstrijdigheid is dan ook geen sprake.
2.12.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaart ten aanzien van alle posten van het meerwerk dat er soms andere mensen bij waren als hij de waarschuwingen gaf. Dat [getuige 8] verklaart dat hij steeds bij de waarschuwingen aanwezig is geweest en dat [getuige 5] verklaart aanwezig te zijn geweest bij de gesprekken tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , levert geen tegenstrijdigheid op nu de verklaringen van [getuige 8] en [getuige 5] slechts zien op een deel van de posten van het meerwerk en niet op alle posten van het meerwerk.
2.12.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaart dat er (soms) andere mensen die bij hem werkten aanwezig waren als hij de waarschuwingen gaf en dat dat meestal of Niki, of Luca en later zijn oudste en jongste zoon was. Dat hij daarbij [getuige 10] niet heeft benoemd levert geen tegenstrijdig op nu de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gaat over de waarschuwingen die hij in de woning van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft gegeven en de kantonrechter de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gegeven opsomming niet beschouwt als een limitatieve door gebruik van het woord ‘meestal’.
2.13.
Ten aanzien van de aanwezigheid van [getuige 5] bij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] thuis overweegt de kantonrechter dat ook al zou [getuige 5] slechts zes á zeven keer aanwezig zijn geweest, dit niet betekent dat hij de waarschuwingen ter zake de prijsverhoging in verband met het meerwerk niet heeft kunnen horen.
2.14.
Dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] verklaren dat met [getuige 10] niet is gesproken over meerwerk aan het plat dak (onderdeel 11) en naar voren brengen dat [getuige 10] niet heeft verklaard dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk aan het plat dak van het toilet brengt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Zowel [getuige 8] als [getuige 5] hebben namelijk verklaard dat tussen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wel is gesproken over het meerwerk aan het plat dak en uit de verklaring van [getuige 10] leidt de kantonrechter af dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] wel opdracht heeft gegeven voor dat meerwerk nu [getuige 10] verklaart: “Later ben ik nog eens op verzoek van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] bij hun thuis geweest, wederom voor betalingen. Toen is gesproken over meerwerk, namelijk het plat dak van het toilet. (…) Toch wilden de [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dit. Er is gezegd dat dit extra kosten mee zou brengen en er zijn prijsafspraken gemaakt.”
2.15.
Ook gaat de kantonrechter niet mee in de visie van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat uit de verklaring van [getuige 8] niet volgt dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk nu [getuige 8] verklaart namelijk: “Prijsverhogingen vond [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] niet erg. Het werd vooraf goedgekeurd.” Hetzelfde geldt voor de visie van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf niet heeft verklaard dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opdracht zou hebben gegeven voor het meerwerk. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaart immers – naar de kantonrechter begrijpt – dat het meerwerk door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] werd geaccepteerd op het moment dat hij waarschuwde voor de noodzaak van een prijsverhoging voor het meerwerk. Hieruit leidt de kantonrechter af dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bedoelt te verklaren dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk.
2.16.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt zich ook op het standpunt dat nergens uit volgt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , voor zover hij al heeft gewaarschuwd, tijdig heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging voor het meerwerk en dat alleen [getuige 5] heeft verklaard dat voor aanvang van het meerwerk zou zijn gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
2.16.1.
Uit de verklaringen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , [getuige 8] , [getuige 10] , en [getuige 11] blijkt impliciet dan wel expliciet dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dan wel [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] tijdig heeft gewaarschuwd. Zo leidt de kantonrechter uit de verklaring van [getuige 8] af dat voorafgaand aan de uitvoering van het meerwerk is gewaarschuwd nu [getuige 8] verklaart dat het – naar de kantonrechter begrijpt de prijsverhogingen ten gevolge van het meerwerk – vooraf werd goedgekeurd. Ook valt uit de verklaringen van [getuige 10] en [getuige 11] af te leiden dat voorafgaand aan het meerwerk is gewaarschuwd door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . [getuige 10] verklaart immers ten aanzien van de keukenvloer “Voor de [eisers in conventie, verweerders in reconventie] was dit geen probleem, ze wilden het graag gemaakt hebben” en ten aanzien van het plat dak van het toilet “Er moest een nieuwe toplaag op komen en nieuwe omranding. (…) Er is gezegd dat dit extra kosten mee zou brengen en er zijn prijsafspraken gemaakt.” En [getuige 11] verklaart dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] graag een tegelvloer wilde, hetgeen ook impliceert dat er voorafgaand is gewaarschuwd.
Ook leidt de kantonrechter uit de volgende drie zinnen van de getuigenverklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en het onderlinge verband daartussen af dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] tijdig – vóór uitvoering van het meerwerk – heeft gewaarschuwd voor de prijsverhoging door het meerwerk: “Toen ik de waarschuwingen gaf waren er andere mensen aanwezig, deze werkten bij mij. (…) Het meerwerk werd op dat moment door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] geaccepteerd. (…) Het werd geaccepteerd door het meerwerk uit te voeren.” De kantonrechter deelt dan ook niet het standpunt van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat uit de zin “Het werd geaccepteerd door het meerwerk uit te voeren” blijkt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging voor het meerwerk.
2.17.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met zijn eigen verklaring en de getuigenverklaringen van [getuige 8] , [getuige 10] , [getuige 11] en [getuige 5] ten aanzien van de onderdelen 1 en 2, het isoleren van wanden en plafond van de bijkeuken (delen van onderdeel 5), onderdelen 6 tot en met 8, onderdeel 11, de dakranden voor en achter met plastisol bekleden (deel van onderdeel 13) en onderdeel 14 is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs dat hij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tijdig heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging voor het meerwerk en dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk. Dit betekent dat vast is komen te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op tijd heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging voor die onderdelen van het meerwerk en dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] daarvoor opdracht heeft gegeven. De enkele betwisting daarvan door van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] kan daaraan niet afdoen.
2.18.
Eveneens is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met zijn eigen verklaring en de getuigenverklaringen van [getuige 8] en [getuige 5] geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs dat het tegelwerk in de bijkeuken is schoongemaakt (deel van onderdeel 3). [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betwisten weliswaar dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het tegelwerk in de bijkeuken heeft schoongemaakt en de [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] verklaart dat hij het stukgeslagen tegelwerk samen met zijn collega [naam 1] in grote zwarte bakken heeft gedaan, maar die enkele betwisting en verklaring maken naar het oordeel van de kantonrechter niet dat niet is komen vast te staan dat door of namens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het tegelwerk in de bijkeuken is schoongemaakt. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] had bijvoorbeeld een verklaring van de collega van de [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in het geding kunnen brengen.
Ten aanzien van het afvoeren van het tegelwerk in de bijkeuken (deel van onderdeel 3) overweegt de kantonrechter dat de [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft erkend dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat heeft gedaan. Dit betekent dat vast is komen te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het tegelwerk heeft afgevoerd.
2.19.
Ook is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met zijn eigen verklaring en de getuigenverklaringen van [getuige 8] en [getuige 5] geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs dat door of namens hem het meerwerk buitenwerk (post 10) in zijn geheel is uitgevoerd. [getuige 8] en [getuige 5] verklaren weliswaar niet expliciet dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de buitenmuur in zijn geheel heeft gelatext en dat hij de voegen heeft gerepareerd, maar uit de verklaringen kan wel worden afgeleid dat het latexen van de buitenmuur en het repareren van de voegen onderdeel uitmaakten van het werk dat door of namens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is verricht. De enkele betwisting van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] is op zichzelf onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. Dit betekent dat vast is komen te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het meerwerk buitenwerk heeft verricht.
2.20.
Uit rov. 2.7 tot en met 2.19 volgt dat de kantonrechter ten aanzien van de onderdelen 1 en 2, het schoonmaken en afvoeren van het tegelwerk in de bijkeuken (delen van onderdeel 3), het isoleren van wanden en plafond van de bijkeuken (delen van onderdeel 5), onderdelen 6 tot en met 8, onderdelen 10 en 11, de dakranden voor en achter met plastisol bekleden (deel van onderdeel 13) en onderdeel 14 van het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevorderde meerwerk – zoals aangekondigd in rov. 4.22.8 van het tussenvonnis – toekomt aan de beoordeling of een redelijke prijs is verschuldigd. De kantonrechter zal bij die beoordeling uitgaan van de meerwerkfactuur/eindafrekening 0902-22 d.d. 9 februari 2022 (productie 2 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , hoewel daartoe bij tussenvonnis in de gelegenheid te zijn gesteld, geen andere specificatie in het geding heeft gebracht, en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen verweer hebben gevoerd tegen de in de meerwerkfactuur/eindafrekening genoemde bedragen. Dit betekent dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] € 8.379,55 inclusief btw verschuldigd is aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter zake het meerwerk. Dat bedrag bestaat uit:
de vloer in de woonkamer: manuren € 426,85 en materiaal € 63,39;
de vloer in de keuken:
a. Lewis platen berekenen, inkopen en plaatsen: manuren € 426,85 en materiaal € 275,60;
b. vloer ophogen voor tegelwerk: manuren € 266,78 en materiaal € 61,73;
c. waar nodig plinten van de grindvloer verwijderen: manuur € 53,36;
3. tegelwerk bijkeuken schoonmaken en afvoeren: € 151,46 (twee derde van € 227,20, zie rov. 2.5.2.);
5. het isoleren van wanden en plafond van de bijkeuken: € 613,60 en € 346,82;
6. montage keuken: € 554,90;
7. meerwerk woonkamer: € 136,06;
8. meerwerk deurbeslag: € 13,34;
10. meerwerk buitenwerk: € 426,85;
11. meerwerk plat dak van toilet: € 480,21;
13. aanbrengen plastisol op de dakranden aan de voor- en achterzijde van het huis en leveren hoogwerker: € 2.934,59 en € 666,95;
14. repareren dak van erker, opnieuw beleggen en aftimmeren: € 480,21.
De installatie van de radiatoren
2.21.
Bij tussenvonnis is aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de ondeugdelijke uitvoering van de installatie van de drie radiatoren in de aanbouw te wijten is aan de opdracht van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] om een tijdelijke oplossing te realiseren in verband met een mogelijke verwijdering van de radiatoren in de toekomst. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aan die opdracht gehoor gegeven door het horen van drie getuigen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf, [getuige 8] en [getuige 9] en door het overleggen van de producties 8 tot en met 25. In contra-enquête heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] vervolgens de heer en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] laten horen als getuigen.
2.22.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met betrekking tot de radiator die in de woonkamer is geplaatst geslaagd in het bewijs. Ten aanzien van de andere twee radiatoren, die in de keuken en bijkeuken, is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet geslaagd in het bewijs. De kantonrechter licht dat hierna nader toe.
2.22.1.
Ook hier geldt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als partijgetuige moet worden aangemerkt en dat zijn verklaring gelet op het bepaalde in artikel 164 Rv omtrent de door hem te bewijzen feiten geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.
2.22.2.
De verklaring van [getuige 9] levert naar het oordeel van de kantonrechter geen aanvullend bewijs op in vorenbedoelde zin omdat [getuige 9] niets heeft verklaard dat relevant is voor deze bewijsopdracht.
2.22.3.
De verklaring van [getuige 8] levert naar het oordeel van de kantonrechter wel aanvullend bewijs op in vorenbedoelde zin. [getuige 8] verklaart immers dat in de woonkamer een radiator is geplaatst met flexibele leidingen, zodat de radiator gemakkelijk te verwijderen zou zijn en dat hij zelf heeft gehoord dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hiervoor opdracht heeft gegeven. Dat [getuige 8] als werknemer of opdrachtnemer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] redenen zou kunnen hebben om geen waarheidsgetrouwe verklaring af te leggen doet aan het voorgaande niet af nu de verklaring van [getuige 8] geen innerlijke tegenstrijdigheden bevat, de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ondersteunt, coherent is en voldoende concreet en gespecificeerd om daaruit af te leiden dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] die opdracht heeft verstrekt.
2.22.4.
Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf ook heeft verklaard dat hij opdracht heeft gekregen om in de woonkamer een tijdelijke radiator aan te sluiten, is hij ten aanzien van die radiator geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. De enkele betwisting door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat hij aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opdracht heeft verstrekt, kan daaraan niet afdoen. Vast is dan ook komen te staan dat de tekortkoming met betrekking tot de radiator in de woonkamer niet aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan worden toegerekend. Dit betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarvoor niet schadeplichtig is jegens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] De vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zal dan ook worden afgewezen voor zover deze ziet op de installatie van de radiator in de woonkamer.
2.22.5.
Ten aanzien van de andere radiatoren hebben zowel [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als [getuige 8] niet verklaard dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] opdracht heeft gegeven tot het realiseren van een tijdelijke aansluiting. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook geen ander bewijs heeft overgelegd, is hij ten aanzien van deze twee radiatoren niet geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. Dit betekent dat – zoals aangekondigd in rov. 4.10.7. van het tussenvonnis – de tekortkoming met betrekking tot de radiatoren in de keuken en bijkeuken aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan worden toegerekend en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarvoor schadeplichtig is jegens [eisers in conventie, verweerders in reconventie]
2.23.
Uit rov. 2.22.1. tot en met 2.22.5. volgt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aansprakelijk is voor de tekortkoming met betrekking tot de radiatoren in de keuken en bijkeuken en daarom gehouden is tot (vervangende) schadevergoeding. De omvang van de (vervangende) schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de bepalingen van afdeling 10 van titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.24.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van de herstelkosten. De kantonrechter zoekt voor de hoogte van de herstelkosten aansluiting bij het expertiserapport [naam 2] (productie 7 van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ) en verwijst naar rov. 4.9.6. van het tussenvonnis voor de reden waarom. [naam 2] begroot de herstelkosten van de drie radiatoren op € 800,00 inclusief btw. De kantonrechter schat de herstelkosten van twee radiatoren op twee derde van dat bedrag, namelijk € 533,33 inclusief btw. Dit bedrag zal worden toegewezen.
De tekortkomingen die vallen onder het meerwerk
2.25.
In rov. 4.8.1. van het tussenvonnis is door de kantonrechter vastgesteld dat een deel van de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gestelde tekortkomingen vallen onder het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in reconventie gestelde meerwerk. Het gaat om:
  • de afwerking aan de onderzijde van het overstek van de dakkapel (post meerwerk ‘plaatsen plastisol’ – deel van onderdeel 13);
  • de verkeerd om gemonteerde achterdeur (post meerwerk ‘meerwerk achtergevel’ – deel van onderdeel 12);
  • de isolatie van de toiletruimte (post meerwerk ‘meerwerk plat dak toilet’ – deel van onderdeel 11).
De afwerking aan de onderzijde van het overstek van de dakkapel
2.26.
Vast is komen te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk inhoudende het aanbrengen van plastisol op de dakranden aan de voor- en achterzijde van het huis (zie rov. 2.17.). De kantonrechter leidt daaruit en uit het feit dat niet tussen partijen ter discussie staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die betreffende werkzaamheden heeft uitgevoerd (zie rov. 4.21.2. van het tussenvonnis) af dat tussen partijen sprake is van een overeenkomst. Dit betekent dat de kantonrechter toekomt aan beoordeling van de vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ter zake.
2.27.
De standpunten van partijen
2.27.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt dat sprake is van oneffenheid ten aanzien van de afwerking aan de onderzijde van het overstek van de dakkapel, dat dit niet binnen de tolerantiegrens valt en dat dit volgt uit het expertiserapport [naam 2] . Tevens stelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zich op het standpunt dat aan het rapport van Aannemersbedrijf [naam bedrijf] geen waarde kan worden toegekend omdat het geen rapport is dat is opgesteld naar aanleiding van de eigen bevindingen van Aannemersbedrijf [naam bedrijf] op 9 november 2021 maar een reactie van 15 mei 2022 op de punten die door [naam 2] naar voren zijn gebracht.
2.27.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de oneffenheid binnen de tolerantiegrens valt. Hoewel daarvan volgens hem sprake is, heeft hij zich bereid verklaard om compensatie te bieden. Voor het demonteren en opnieuw vlak aanbrengen van de betreffende dakplaat heeft [naam 2] € 425,00 exclusief btw begroot en dat is volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te hoog. Een bedrag van € 300,00 exclusief btw is redelijk en dat volgt uit het rapport van [naam bedrijf] .
2.28.
Het oordeel van de kantonrechter
2.28.1.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aldus dat hij betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Aangezien uit het rapport [naam 2] (pagina 11) blijkt dat ten aanzien van de oneffenheid van de afwerking aan de onderzijde niet is voldaan aan de te stellen eisen van goed en deugdelijk werk, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst.
2.28.2.
Gelet op het voorgaande en omdat partijen over de andere vereisten van artikel 6:74 lid 1 BW niet van mening verschillen, is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aansprakelijk voor de tekortkoming en daarom gehouden tot (vervangende) schadevergoeding. De omvang van de (vervangende) schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de bepalingen van afdeling 10 van titel 1 van Boek 6 BW.
2.28.3.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van de herstelkosten. De kantonrechter zoekt voor de hoogte van de herstelkosten aansluiting bij het expertiserapport [naam 2] (productie 7 van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ) en verwijst naar rov. 4.9.6. van het tussenvonnis voor de reden waarom. Uit het rapport [naam 2] volgt dat de herstelkosten € 425,00 exclusief btw bedragen. Er zal een vervangende schadevergoeding van € 425,00 inclusief btw worden toegewezen nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dit blijkens randnummer 2.12 van de dagvaarding vordert.
De verkeerd om gemonteerde achterdeur
2.29.
In rechte is komen vast te staan dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] namens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opdracht heeft gegeven om een nieuwe achterdeur te plaatsen nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] dat tijdens het getuigenverhoor heeft verklaard. De kantonrechter leidt daaruit en uit het feit dat niet tussen partijen ter discussie staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die betreffende werkzaamheden heeft uitgevoerd (zie rov. 4.21.2. van het tussenvonnis) af dat tussen partijen sprake is van een overeenkomst. Dit betekent dat de kantonrechter toekomt aan beoordeling van de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gevorderde herstelkosten ad € 785,00.
2.30.
De standpunten van partijen
2.30.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt dat de achterdeur verkeerd om is gemonteerd en dat herstel enkel kan plaatsvinden door de deur te verwijderen en een nieuwe deur te leveren en af te hangen. Ten aanzien van de montage van het deurkozijn geldt dat de afwerking van de schroeven c.q. schroefgaten slordig oogt. Herstel hiervan kan slechts plaatsvinden door de schroeven te voorzien van de juiste kunststof afdekdoppen waardoor de schroefkoppen en schroefgaten netjes worden afgewerkt. Dit volgt uit het expertiserapport [naam 2] (productie 7 bij dagvaarding), aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie]
2.30.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat herstel van de achterdeur voor zijn rekening komt. De achterdeur is door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] elders gekocht, betaald (zie productie 5 bij conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie) en aangeleverd met het verzoek aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om deze te plaatsen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] er uitdrukkelijk op gewezen dat de deur naar-buiten-draaiend moest worden aangebracht maar [eisers in conventie, verweerders in reconventie] wenste dat de deur naar-binnen-draaiend werd aangebracht omdat de deurklink anders te dicht op de muur zou komen en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de draairichting belangrijker vond dan de afwatering. Tijdens het onderzoek door [naam 2] hebben beide partijen duidelijk aangegeven dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] deze deur op uitdrukkelijk verzoek van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] omgekeerd heeft geplaatst in verband met de gewenste draairichting. Hiervan uitgaande, heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de deur correct geplaatst en Aannemersbedrijf [naam bedrijf] bevestigt dit (productie 4 bij conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie).
2.30.3.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] betwist te hebben aangegeven dat de deur naar-binnen-draaiend moest worden geplaatst en dat dit tijdens het onderzoek [naam 2] is aangegeven (zie pagina 11 van productie 7 bij dagvaarding). De montage van de deur is niet volgens de eisen van goed en deugdelijk werk en dat volgt uit het expertiserapport [naam 2] (productie 7 bij dagvaarding).
Daarnaast stelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat aan het rapport van Aannemersbedrijf [naam bedrijf] geen waarde kan worden toegekend omdat het geen rapport is dat is opgesteld naar aanleiding van de eigen bevindingen van Aannemersbedrijf [naam bedrijf] op 9 november 2021 maar een reactie van 15 mei 2022 op de punten die door [naam 2] naar voren zijn gebracht.
2.31.
Het oordeel van de kantonrechter
2.31.1.
Tussen partijen staat ter discussie of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en of die tekortkoming kan worden toegerekend aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een tekortkoming nu uit het rapport [naam 2] blijkt dat niet is voldaan aan de te stellen eisen van goed en deugdelijk werk omdat de deur verkeerd om is gemonteerd en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens [naam 2] had moeten zien dat de deur verkeerd om zat.
2.31.2.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aldus dat hij aanvoert dat de – eventuele – ondeugdelijke uitvoering van het plaatsen van de achterdeur niet aan hem toegerekend kan worden nu dat te wijten is aan een keuze van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] Dit verweer slaagt. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] heeft namelijk tijdens het getuigenverhoor naar aanleiding van foto’s van de achterdeur (productie 20 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) als volgt verklaard: “Ik heb deze opdracht gegeven, alleen de deur zit er verkeerd om in. Zoals de deur nu is is het afgesproken”. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] met ‘nu’ bedoelt dat de deur verkeerd om is geplaatst en leidt dan ook uit de geciteerde passage af dat de deur verkeerd om is geplaatst conform de tussen partijen gemaakte afspraak. Dit betekent dat een eventuele tekortkoming van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet aan hem kan worden toegerekend en dat hij daarvoor niet schadeplichtig is jegens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] De vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zal dan ook worden afgewezen voor zover deze ziet op de verkeerd om gemonteerde achterdeur.
De isolatie van de toiletruimte
2.32.
Vast is komen te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk inhoudende het plat dak van het toilet, waarvan de isolatie een onderdeel is (zie rov. 2.17.). De kantonrechter leidt daaruit en uit het feit dat niet tussen partijen ter discussie staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die betreffende werkzaamheden heeft uitgevoerd (zie rov. 4.21.2. van het tussenvonnis) af dat tussen partijen sprake is van een overeenkomst. Dit betekent dat de kantonrechter toekomt aan beoordeling van de vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ter zake.
2.33.
De standpunten van partijen
2.33.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt dat uit het rapport [naam 2] blijkt dat de isolatie van de toiletruimte niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk omdat nauwelijks sprake is van isolerend vermogen van het toegepaste materiaal. De toiletruimte moet alsnog worden geïsoleerd.
2.33.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat het rapport [naam 2] een aperte onjuistheid bevat omdat er tegen de bestaande muur van het toilet geen OSB-paneel van 20 mm is aangebracht en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit ook niet aan [naam 2] heeft medegedeeld. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft een maximaal mogelijke isolatie aangebracht door een 2 centimeter dikke Q-boardplaat aan de buitenzijde van het toilet te monteren en te voorzien van gaas waarover cementgebonden buitenstuc werd aangebracht met daarover sierstuc als toplaag. Dit is, gelet op de beperkt beschikbare ruimte tussen muur en achterdeurkozijn, de maximaal mogelijke uitvoering van isolatie, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft volgens hem conform de offerte isolatie aangebracht. Ten onrechte stelt [naam 2] dat er niet is geïsoleerd. Er is dan ook geen sprake van een gebrek op dit punt en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is derhalve niet gehouden tot het betalen van enige vergoeding. Uit het rapport van [naam bedrijf] blijkt dat op een OSB-paneel niet kan worden gestukt. Nu dat in dit geval wel is gedaan, blijkt ook hieruit dat van aanbrengen van een OSB-paneel geen sprake is geweest.
2.33.3.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] betwist op zijn beurt dat van een vergissing [naam 2] sprake is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [naam bedrijf] gaan uit van onjuiste feiten, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie] In de offerte staat opgenomen “isoleren buitenkant wc” en daarvan is volgens het rapport [naam 2] geen sprake.
2.34.
Het oordeel van de kantonrechter
2.34.1.
Tussen partijen staat ter discussie of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter stelt vast dat uit het rapport [naam 2] blijkt dat ten aanzien van de isolatie van de toiletruimte niet is voldaan aan de te stellen eisen van goed en deugdelijk werk omdat nauwelijks sprake is van isolerend vermogen van het toegepaste materiaal. Volgens [naam 2] is een OSB-paneel aangebracht en dat materiaal heeft geen isolerend vermogen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat hij een OSB-paneel heeft aangebracht.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een OSB-paneel heeft aangebracht omdat de getuigen [getuige 8] en [getuige 5] dat, evenals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf, verklaren en op de eerste foto van productie 24 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is te zien dat hetzelfde materiaal is gebruikt als het materiaal – een Q-boardplaat of Quepanel – dat door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is overgelegd als productie 25. Nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zijn vordering enkel heeft gebaseerd op het rapport [naam 2] en constatering dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een OSB-paneel heeft gebruikt en daarmee niet heeft voldaan aan de te stellen eisen van goed en deugdelijk werk, zal de vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] worden afgewezen.
De overige tekortkomingen
2.35.
Ten aanzien van de overige door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gestelde tekortkomingen heeft de kantonrechter reeds in het tussenvonnis een oordeel gegeven. Hieruit volgt dat de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gevorderde schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 6.891,50. Het toe te wijzen bedrag bestaat uit kosten voor verblijf elders tijdens de stucwerkzaamheden door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en zijn huisdieren (€ 525,00) en de herstelkosten van € 121,00 voor de afwerking van de schroeven c.q. schroefgaten van de dubbele deur nabij de keuken, € 2.580,00 voor het stucwerk van de plafonds en € 3.665,50 voor het stucwerk van de wanden.
Slotsom: de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gevorderde schadevergoeding
2.36.
De door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gevorderde schadevergoeding (vordering 1 in conventie) zal in totaal tot een bedrag van € 7.849,83 worden toegewezen.
2.37.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] vordert over de schadevergoeding de wettelijke rente vanaf de datum van het intreden van het verzuim na de eerste schriftelijke ingebrekestelling dan wel vanaf de dag van dagvaarding. De kantonrechter begrijpt dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hiermee de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW bedoelt te vorderen aangezien in dit geval geen sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. Tevens begrijpt de kantonrechter op basis van randnummer 3.4 van de dagvaarding van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat met de eerste schriftelijke ingebrekestelling wordt gedoeld op de ingebrekestelling van 19 januari 2022.
2.38.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de wettelijke rente moet worden afgewezen omdat hij niet in verzuim is.
2.39.
De kantonrechter overweegt dat in dit geval het verzuim is ingetreden op 25 februari 2022 nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij brief van die datum aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft medegedeeld dat hij de gevorderde vervangende schadevergoeding niet zou gaan betalen. Het verzuim is niet eerder ingetreden omdat door de omzettingsverklaring van 22 februari 2022 de oorspronkelijke verbintenis is teniet gegaan en het verzuim is geëindigd. Ten aanzien van de verbintenis tot vervangende schadevergoeding kan de schuldenaar vervolgens opnieuw in verzuim raken.
De gevorderde rente zal dan ook worden toegewezen vanaf 25 februari 2022 tot de dag van volledige voldoening.
Slotsom: het gevorderde op grond van onverschuldigde betaling
2.40.
Vast is komen te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] € 55.049,01 had moeten betalen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bestaande uit het overeengekomen bedrag van € 42.187,46 (zie 2.1. van het tussenvonnis), € 1.482,00 voor het plaatsen van de openslaande deuren (zie rov. 4.20.2. van het tussenvonnis), € 3.000,00 voor de nieuwe tegelvloer in de bijkeuken (zie rov. 2.5.1.) en € 8.379,55 ter zake het meerwerk (zie rov. 2.20.). Eveneens is vast komen te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] € 48.818,88 heeft betaald aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (zie rov. 2.3.6.). Nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] minder heeft betaald aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dan het bedrag dat hij aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] had moeten betalen, kan van onverschuldigde betaling door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen sprake zijn. Vordering 2 in conventie zal dan ook worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.41.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering van € 963,62 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 767,49 bij € 7.849,83 aan toegewezen hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 767,49 toe.
Proces- en nakosten in conventie
2.42.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is de partij die in conventie in het ongelijk wordt gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,74
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
1.827,00
(4,50 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.784,74
2.43.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Slotsom: het gevorderde in reconventie
2.44.
Het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in reconventie gevorderde zal worden toegewezen tot een bedrag van € 6.230,13. De kantonrechter komt tot dit bedrag door het bedrag dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] had moeten betalen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (€ 55.049,01) te verminderen met het bedrag dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft betaald aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (€ 48.818,88).
2.45.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 24 februari 2022, de vervaldatum van de meerwerkfactuur/eindafrekening (productie 2 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ). [eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt zich op het standpunt dat hij – indien hij enig bedrag aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verschuldigd zou zijn – gehouden was om de betaling op te schorten omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat hij daarom geen wettelijke rente is verschuldigd.
2.46.
In hetgeen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aanvoert, ziet de kantonrechter geen aanleiding om de wettelijke rente af te wijzen. Het ligt namelijk op de weg van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] om (voldoende onderbouwd) feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan hij bevoegd was om zijn betaling op te schorten en dat heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet gedaan nu hij geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat zijn vorderingsrecht gelet op de mate van connexiteit in omvang zodanig is dat deze de opschorting kan rechtvaardigen. Aangezien [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in verzuim verkeert vanaf 23 februari 2022, zal de gevorderde rente worden toegewezen.
Proces- en nakosten in reconventie
2.47.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] wordt in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betalen. De proceskosten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.624,00
(4,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.759,00
2.48.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.49.
De veroordeling wordt, nu dat zo is gevraagd, (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde ( [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ) kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de een (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te betalen een schadevergoeding van € 7.849,83, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] van € 767,49 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten van € 2.784,74, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
3.7.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 6.230,13, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.8.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.759,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.9.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024. CL