Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
eiser,
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 september 2023, met 4 bijlagen,
- de mondelinge conclusie van antwoord,
- de akte uitlating, met 2 bijlagen;
- de mondelinge antwoordakte, met bijlagen.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter op 24 april 2024, gaat het om een geschil tussen een huurder, woonachtig in Duitsland, en een verhuurder, woonachtig in België, over een huurovereenkomst van een onroerende zaak in Nederland. De huurovereenkomst is inmiddels geëindigd en de huurder vordert de terugbetaling van de borg, terwijl de verhuurder een tegenvordering heeft ingediend wegens servicekosten. De Huurcommissie heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld over de servicekosten, waarna de verhuurder de borg heeft terugbetaald, maar de huurder stelt dat er nog rente en kosten verschuldigd zijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de locatie van het gehuurde en dat Nederlands recht van toepassing is. De rechter oordeelt dat de huurder onnodige proceskosten heeft veroorzaakt door de dagvaarding uit te brengen zonder rekening te houden met de uitspraak van de Huurcommissie, die op dezelfde datum als de dagvaarding was gedaan. Hierdoor heeft de huurder niet voldoende rekening gehouden met de belangen van de verhuurder.
De kantonrechter wijst de vorderingen van de huurder af, omdat deze niet deugdelijk zijn onderbouwd en de huurder in de proceskosten van de verhuurder wordt veroordeeld. De rechter concludeert dat de huurder eerst de uitspraak van de Huurcommissie had moeten afwachten voordat hij de procedure startte. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.