In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Mercedes-Benz Customer Assistance Center Maastricht N.V. (MB). De werknemer verzocht om een verklaring voor recht dat zijn ontslag op staande voet, gegeven op 20 december 2023, onrechtmatig was. Hij stelde dat het ontslag voortkwam uit beschuldigingen van seksuele intimidatie en stalking door zijn leidinggevende, [naam leidinggevende]. De werknemer had eerder een klacht ingediend over ongewenst gedrag van zijn leidinggevende, maar MB had hem daarop ontslagen, stellende dat hij zijn leidinggevende valselijk had beschuldigd.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 18 februari 2024 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van MB. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat de werknemer niet valselijk had beschuldigd en de beschuldigingen van stalking niet voldoende waren onderzocht door MB. De rechter concludeerde dat de werknemer recht had op een transitievergoeding, een gefixeerde vergoeding en een billijke vergoeding van in totaal € 10.000,00, alsook de wettelijke rente over deze bedragen. De kantonrechter veroordeelde MB ook tot betaling van de proceskosten en stelde dat de werkgever binnen tien dagen een deugdelijke specificatie van de vergoedingen moest verstrekken, op straffe van een dwangsom.