ECLI:NL:RBLIM:2024:2280

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
10731666 \ CV EXPL 23-4264
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en beëindiging van slapend dienstverband in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak vordert de eiser, [eiser], een schadevergoeding van de gedaagde, Limburgse Koelindustrie Liko B.V., naar aanleiding van een langdurige arbeidsongeschiktheid en het niet meewerken aan een vaststellingsovereenkomst. De eiser is sinds 1 juni 2002 in dienst bij Liko en was laatstelijk werkzaam als Hoofd Service en Nieuwbouwzaken. Na langdurige arbeidsongeschiktheid, die begon op 24 september 2020, heeft het UWV een WGA-uitkering toegekend aan de eiser. De eiser heeft Liko verzocht om mee te werken aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een transitievergoeding, maar Liko heeft hier niet op gereageerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser recht heeft op de gevorderde schadevergoeding van € 53.765,39 bruto, evenals op de niet-genoten verlofuren en ADV-uren. De kantonrechter oordeelt dat Liko, op grond van goed werkgeverschap, had moeten instemmen met het voorstel van de eiser tot beëindiging van het slapende dienstverband. De rechter wijst de vordering tot betaling van de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toe, en Liko wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en Liko moet binnen 10 dagen na betekening van het vonnis aan de eiser de schadevergoeding betalen, evenals een specificatie van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10731666 \ CV EXPL 23-4264
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.T.G.M. Heijnen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIMBURGSE KOELINDUSTRIE LIKO B.V.,
gevestigd aan de Voskuilenweg 61, gemeente Heerlen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liko,
gemachtigde: R.M.C. Rehaen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 17 januari 2024 in de gelegenheid gesteld, heeft Liko geen conclusie van dupliek genomen
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1966, is op 1 juni 2002 in dienst getreden bij Liko. Laatstelijk was [eiser] werkzaam in de functie van Hoofd Service en Nieuwbouwzaken tegen een bruto maandloon van € 7.111,83 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2.
Op 24 september 2020 is [eiser] langdurig arbeidsongeschikt geraakt.
2.3.
Bij beslissing van 3 augustus 2023 heeft UWV aan [eiser] met ingang van
14 juni 2023 een WGA-uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschikt toegekend.
2.4.
Op 11 augustus 2023 verzoekt [eiser] Liko om mee te werken aan een vaststellingsovereenkomst onder betaling van een transitievergoeding, waarop Liko niet reageert.
2.5.
Op 25 augustus 2023 stuurt [eiser] een uitgewerkte concept-vaststellingsovereenkomst met het verzoek binnen vijf dagen mee te werken aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Opnieuw reageert Liko niet.

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Liko:
Primair
a. Om binnen 10 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn aan [eiser] een schadevergoeding te voldoen ad € 53.765,39 bruto dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen vergoeding, op verbeurte van een door Liko aan [eiser] te betalen dwangsom ad € 1.000,00 voor elke dag dat Liko nalatig is aan deze veroordeling te voldoen;
Subsidiair
Om binnen 10 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn de arbeidsovereenkomst van [eiser] op te zeggen met instemming van [eiser] dan wel de arbeidsovereenkomst te beëindigen met wederzijds goedvinden tegen de eerste van de maand volgend op het betekenen van het in deze te wijzen vonnis dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, op verbeurte van een door Liko aan [eiser] te betalen dwangsom ad € 1.000,00 voor elke dag dat Liko nalatig is aan deze veroordeling te voldoen;
Om binnen een maand na einde arbeidsovereenkomst aan [eiser] te betalen de transitievergoeding ad € 53.765,39 bruto dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen vergoeding;
Zowel primair als subsidiair
Om binnen 10 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te betalen termijn aan [eiser] de opgebouwde, maar niet genoten verlofuren ad € 27.650,80 bruto te voldoen;
Om binnen 10 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te betalen termijn aan [eiser] de opgebouwde, maar niet genoten ADV-uren ad € 13.825,47 bruto te voldoen;
Om de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW aan [eiser] te betalen over de te betalen (schade­/transitie)vergoeding (sub a of c en d en e) vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
Om de wettelijke verhoging aan [eiser] te betalen wegens vertraging over de te betalen schade­/transitie)vergoeding (sub a of c en d en e) vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
Om aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 1.727,42;
Om aan [eiser] te betalen de kosten van deze procedure, waaronder begrepen een salaris voor de gemachtigde;
Om aan [eiser] te betalen de nakosten (krachtens artikel 237 lid 4 Rv), te begroten op een half salarispunt van het toegewezen salaris voor de gemachtigde met een maximum van € 100,00, met bepaling indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, Liko daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening
Liko te veroordelen om binnen 5 dagen na voldoening van de (schade-/transitie)vergoeding, aan [eiser] te verstrekken een bruto/netto specificatie van de (schade-/transitie)vergoeding en/of eindafrekening, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat Liko ter zake van de verstrekking van die specificatie in gebreke zal blijven.
3.2.
Liko voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wat partijen in deze procedure kort gezegd verdeeld houdt is de vraag of Liko mee had moeten werken aan beëindiging van het slapend dienstverband van [eiser] onder toekenning van een vergoeding gelijk aan de transitievergoeding.
4.2.
In de Xella-uitspraak (ECLI:NL:HR:2019:1734) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als uitgangspunt geldt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van een slapend dienstverband met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding mits voldaan is aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en 3 aanhef en onder b BW. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Op dit uitgangspunt moet een uitzondering worden aanvaard als - op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden - de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst.
4.3.
[eiser] heeft een voorstel gedaan tot beëindiging van zijn slapende dienstverband onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Uit de Xella-uitspraak volgt dat de vraag of voldaan is aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder b BW beantwoord dient te worden aan de hand van de feiten en omstandigheden op het moment dat de werknemer aan de werkgever het voorstel doet tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden; in dit geval 11 augustus 2023. Vaststaat dat [eiser] op dat moment al langer dan 104 weken arbeidsongeschikt was, er in de periode van 26 weken nadat de periode van twee jaar arbeidsongeschiktheid was verstreken geen herstel is opgetreden en binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kon worden verricht en zulks ook niet aannemelijk was. Vaststaat dat [eiser] een WGA-uitkering ontvangt op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Het vorenstaande brengt met zich dat op het moment dat [eiser] het beëindigingsvoorstel deed aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder b BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid was voldaan. Liko was, op grond van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW en in lijn met de Xella-uitspraak in beginsel gehouden om in te stemmen met het voorstel van [eiser] tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding.
4.4.
Liko heeft bij antwoord gesteld belang te hebben om gebruik te blijven maken van de wettelijke mogelijkheid van een slapend dienstverband teneinde [eiser] terug te laten keren in een voor hem alsdan aan te bieden en in gezamenlijk overleg vast te stellen passende functie bij Liko. Nu Liko dit niet heeft onderbouwd met stukken van een arbodienst of UWV kan de kantonrechter niet inschatten hoe reëel de reïntegratiekansen van [eiser] zijn. Deze blote stelling wordt dan ook verworpen.
4.5.
Het bovenstaande betekent dat de primaire vordering van [eiser] ten aanzien van de vergoeding van € 53.765,39 bruto wordt toegewezen.
4.6.
De gevorderde dwangsom zal gelet op het bepaalde in artikel 611a, eerste lid, tweede volzin, Rv. worden afgewezen.
4.7.
Liko betwist dat [eiser] recht heeft op een bedrag van € 27.650,80 bruto aan niet-genoten verlofuren en € 13.825,47 bruto aan niet-genoten ADV-uren. Volgens [eiser] heeft Liko zijn vordering betwist met gegevens die niet kloppen. Daar Liko niet meer heeft gereageerd, verwerpt de kantonrechter het verweer, omdat het ervoor gehouden moet worden dat de betwisting is gebaseerd op onjuiste stellingen.
4.8.
De vordering ten aanzien van de wettelijke rente ligt als niet althans onvoldoende weersproken voor toewijzing gereed, zij het dat deze zal worden toegewezen vanaf de dag van verzuim en niet vanaf de dag van opeisbaarheid.
4.9.
[eiser] vordert Liko te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging zowel over de schadevergoeding, de niet-betaalde verlofuren als de ADV-uren.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:625 is de wettelijke verhoging alleen toewijsbaar over looncomponenten. Dat wil zeggen dat de gevorderde wettelijke verhoging ten aanzien van de niet-betaalde verlofuren en ADV-uren zal worden toegewezen en ten aanzien van de vergoeding zal worden afgewezen.
4.10.
Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan, zodat de vergoeding van € 1.727,42 voor buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.11.
De vordering ten aanzien van de afgifte van een bruto/netto-specificatie van de schadevergoeding ligt als niet weersproken voor toewijzing gereed. De hieraan gekoppelde vordering ten aanzien van de dwangsom ligt eveneens voor toewijzing gereed. De kantonrechter ziet wel aanleiding om de dwangsom te maximeren zoals vermeld in het dictum.
4.12.
Omdat de primaire vordering wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan beoordeling van de subsidiaire vordering.
4.13.
Liko wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
1.630,00
(2,00 punten × € 815,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.590,42
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Liko om binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis tot betaling aan [eiser] van;
een bedrag van € 53.765,39 bruto aan schadevergoeding,
een bedrag van € 27.650,80 bruto aan opgebouwde, maar niet genoten verlofuren,
een bedrag van € 13.825,47 bruto aan opgebouwde, maar niet genoten ADV-uren,
e wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de te betalen bedragen onder a., b. en c, vanaf de datum van verzuim tot de dag van volledige betaling,
de wettelijke verhoging over de te betalen bedragen onder b. en c. vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
een bedrag van € 1.727,42 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.2.
veroordeelt Liko om binnen 5 dagen na voldoening van de schadevergoeding aan [eiser] een bruto/netto-specificatie van de schadevergoeding te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat Liko met die verstrekking in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00,
5.3.
veroordeelt Liko in de proceskosten van € 2.590,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Liko niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Liko tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
1 mei 2024.
type: JEC