Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 26 september 2023
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens akte wijziging van eis
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die zijn pensioenuitkering van het pensioenfonds ABP betwist, en de Stichting pensioenfonds ABP. De eiser, die vanaf 1966 bij PTT en vanaf 1979 bij ABP werkte, is sinds 2010 gepensioneerd en ontvangt een pensioenuitkering van ABP. Hij vordert dat ABP hem een verklaring voor recht geeft dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 17 van het Handvest van de EU door zijn pensioenuitkering niet onvoorwaardelijk te indexeren, zoals dat onder de Abp-wet het geval was. De eiser stelt dat hij recht heeft op indexering van zijn pensioenuitkering vanaf zijn pensionering in 2010, en dat ABP aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt door het uitblijven van deze indexering.
De procedure omvatte een exploot van dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft het verweer van ABP, dat de vordering van de eiser verjaard zou zijn, verworpen. De kantonrechter oordeelt dat de schadeveroorzakende gebeurtenis het niet-indexeren van het pensioen door ABP is, en dat een deel van de vordering niet is verjaard. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser integraal afgewezen, met de overweging dat de wetgever doelbewust heeft gekozen voor een voorwaardelijke indexatie van pensioenen na de privatisering van ABP. De eiser is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ABP, begroot op € 408,00.