ECLI:NL:RBLIM:2024:2362

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
10585417 CV EXPL 23-2764
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst tot uitleen van personeel en betalingsgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een eenmanszaak die personeel uitleent, en DURABOUW B.V., een aannemingsbedrijf. De partijen waren een overeenkomst aangegaan voor de uitleen van personeel, waarbij DURABOUW aanvankelijk € 42,50 per uur exclusief btw zou betalen aan [eiser]. Dit bedrag werd later verlaagd naar € 41,50 per uur, omdat DURABOUW vond dat de ingeleende metselaars te traag werkten. De facturen van [eiser] voor de weken 44 tot en met 47 van 2022, ter waarde van € 13.038,00, werden niet betaald door DURABOUW. [eiser] vorderde betaling van deze facturen, terwijl DURABOUW in reconventie een bedrag van € 16.480,00 vorderde, stellende dat [eiser] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat DURABOUW de hoofdsom van € 13.038,00 aan [eiser] moest betalen, omdat het verweer van DURABOUW dat de overeenkomst ongeldig was niet werd gevolgd. De kantonrechter stelde vast dat de metselaars de in rekening gebrachte uren hadden gewerkt en dat DURABOUW in beginsel gehouden was deze uren te betalen. Het beroep van DURABOUW op verrekening werd afgewezen, omdat er geen tegenvordering was. De kantonrechter wees ook de reconventionele vordering van DURABOUW af, omdat deze onvoldoende was onderbouwd en DURABOUW niet tijdig had aangemaand.

DURABOUW werd veroordeeld in de proceskosten van [eiser], die in totaal op € 2.156,03 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moet worden nageleefd, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10585417 CV EXPL 23-2764
Vonnis van de kantonrechter van 8 mei 2024
in de zaak van:
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: LikiFin (incasso),
tegen:
DURABOUW B.V.,
gevestigd te Nuth,
gedaagde,
vertegenwoordigd door M.H.G. Marell.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Durabouw’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2023 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.Waar de zaak over gaat en wat de rechter beslist

2.1.
[eiser] voert een eenmanszaak die personeel uitleent. Durabouw is een aanneembedrijf. Partijen zijn een overeenkomst aangegaan tot de uitleen van personeel. Twee metselaars uit Oekraïne zijn ingeleend door Durabouw. Partijen zijn overeengekomen dat Durabouw € 42,50 per uur exclusief btw betaalt aan [eiser] . Dit bedrag is later ter compensatie verlaagd naar € 41,50 per uur exclusief btw, omdat de metselaars volgens Durabouw te traag werkten. De facturen van week 44, 45, 46 en 47 2022 van € 13.038,00 zijn niet betaald door Durabouw. [eiser] wil dat Durabouw deze facturen alsnog betaalt. Durabouw voert een verrekeningsverweer en vordert in reconventie € 16.480,00 exclusief btw van [eiser] . Durabouw vindt dat [eiser] tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. De metselaars spraken geen Engels of Duits terwijl dat wel in de offerte stond, de metselaars zijn een week later begonnen dan was afgesproken en ze werkten te langzaam. Durabouw stelt hierdoor schade te hebben geleden. Deze schade wil Durabouw verrekenen met de onbetaalde facturen. [eiser] is het daar niet mee eens en vordert, uitvoerbaar bij voorraad, dat Durabouw wordt veroordeeld om een bedrag te betalen van € 14.014,10 (bestaande uit € 13.038,00 aan hoofdsom, € 905,38 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 70,72 aan handelsrente), te vermeerderen met de handelsrente over € 13.038,00, vanaf 5 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert [eiser] de proceskosten.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] grotendeels toe en wijst het verweer en daarmee ook de eis in reconventie van Durabouw af. Hierna wordt dit verder toegelicht.

3.De beoordeling

in conventie
Moet Durabouw de hoofdsom betalen?
3.1.
Het verweer van Durabouw dat de schriftelijke overeenkomst ongeldig is en dat Durabouw daarom niet hoeft te betalen, wordt niet gevolgd. Niet in geschil tussen partijen is immers dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] metselaars uitleent aan Durabouw en dat Durabouw daarvoor (in eerste instantie) € 42,50 per uur exclusief btw betaalt. Daarmee staat de overeenkomst vast. Dat Durabouw aanvoert dat de metselaars niet worden betaald door [eiser] , wat wordt betwist door [eiser] , doet niet af aan de betalingsverplichting die Durabouw tegenover [eiser] heeft. Of [eiser] de metselaars wel of niet betaalt, is voor de overeenkomst tussen [eiser] en Durabouw immers irrelevant.
3.2.
Volgens [eiser] hebben de metselaars de volgende uren gewerkt:
  • Week 44: 80 uur
  • Week 45: 78 uur
  • Week 46: 80 uur
  • Week 47: 80 uur
Durabouw voert aan dat de urenbriefjes van deze werkwerken niet door haar zijn getekend waardoor Durabouw deze ook niet hoeft te betalen. Volgens [eiser] waren urenbriefjes geen contractuele vereisten voor het uitbetalen van de gewerkte uren. [eiser] voert bovendien aan dat Durabouw niet expliciet en gemotiveerd heeft betwist dat de metselaars de in rekening gebrachte uren hebben gewerkt, omdat Durabouw niet duidelijk maakt welke uren er dan wel gewerkt zouden zijn. De kantonrechter gaat hierin mee. Durabouw heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de metselaars de betreffende uren hebben gewerkt. Durabouw heeft geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat de metselaars minder uren hebben gewerkt dan [eiser] stelt. Hiermee staat vast dat de metselaars de in rekening gebrachte uren hebben gewerkt en dat Durabouw in beginsel gehouden is deze uren te betalen aan de uitlener [eiser] .
3.3.
Durabouw vindt echter dat zij de uren niet hoeft te betalen omdat zij een te verrekenen tegenvordering heeft. Durabouw stelt een vordering van € 16.480,00 te hebben op [eiser] omdat [eiser] is tekort geschoten in de nakoming. Op grond van artikel 6:127-2 Burgerlijk Wetboek (BW) bestaat de bevoegdheid tot verrekening, wanneer de schuldenaar een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op verrekening niet opgaat omdat Durabouw geen tegenvordering heeft. Voor de motivering van dat oordeel wordt verwezen naar de beoordeling in reconventie. De vordering van € 13.038,00 in hoofdsom van [eiser] zal dan ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.4.
Nu niet gesteld is welke buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, is Durabouw in beginsel geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. In dit geval is echter sprake van een handelsovereenkomst die op of na 16 maart 2013 is gesloten, waarbij Durabouw de contractuele betalingstermijn heeft laten verstreken, zodat een bedrag van € 40,- ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht.
Wettelijke handelsrente
3.5.
Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente is vereist dat sprake is van verzuim aan de zijde van Durabouw. [eiser] stelt wel dat sprake is van verzuim maar niet wanneer het verzuim is ingetreden zodat de wettelijke handelsrente wordt toegewezen vanaf datum dagvaarding.
in reconventie
Moet [eiser] Durabouw schadevergoeding betalen?
3.6.
Durabouw stelt dat zij een vordering op [eiser] heeft omdat [eiser] de overeenkomst niet goed is nagekomen. Durabouw doet daarmee een beroep op artikel 6:74 van het BW waarin staat dat een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht om de schade te vergoeden die de schuldeiser daardoor lijdt. De schade wordt door Durabouw begroot op € 16.480,00 exclusief btw. Dit bedrag is onderverdeeld in de volgende schadeposten:
  • Dagelijkse uitleg aan de metselaars: € 7.700,00;
  • De metselaars hebben te weinig werkzaamheden uitgevoerd: € 5.780,00;
  • De metselaars zijn een week later gestart: € 3.000,00.
3.7.
[eiser] stelt dat hij niet aansprakelijk is voor de gestelde schade omdat hij niet tijdig door Durabouw is aangesproken. Daarmee doet [eiser] een beroep op het bepaalde in het tweede lid van artikel 6:74 van het BW. Daarin staat dat, voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, sprake moet zijn van verzuim van de schuldenaar. Verzuim treedt op grond van artikel 6:82 BW in als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Nergens blijkt uit dat Durabouw [eiser] tijdig schriftelijk heeft aangemaand om Engelstalige en harderwerkende krachten te sturen dan wel toezicht te houden en ook niet om eerder dan 10 oktober 2022 te starten. Om deze reden kan de gevorderde schade niet worden toegewezen.
3.8.
De kantonrechter oordeelt bovendien dat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. Durabouw stelt dat zij iedere dag vier uur kwijt was aan uitleg, wat wordt betwist door [eiser] . Durabouw heeft alleen zelf opgestelde facturen overgelegd. Het lag op de weg van Durabouw om te onderbouwen waarop zij het tarief van € 220,00 baseert en om te onderbouwen dat zij daadwerkelijk iedere dag vier uur bezig was met de uitleg. Ook wat betreft de schade in verband met het werktempo heeft Durabouw niet uitgelegd waar de bedragen op zijn gebaseerd. Het lag op haar weg om aan te tonen dat Durabouw bijvoorbeeld extra personeel heeft moeten inhuren omdat de werkzaamheden niet op tijd af kwamen, of dat zij bijvoorbeeld boetes was verschuldigd aan de opdrachtgever. Durabouw heeft ook niet aangevoerd waar zij de schade als gevolg van het later starten op baseert.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat de schadeposten niet voor toewijzing in aanmerking komen, zodat de reconventionele vordering van Durabouw wordt afgewezen.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
3.10.
Durabouw is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. Omdat de reconventionele vordering voortvloeit uit het verweer wordt daarvoor een halve procespunt toegekend.
3.11.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
110,03
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde in conventie
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- salaris gemachtigde in reconventie
406,00
(2 x 0,5 punt × € 406,00)
- nakosten
135,00
Totaal
2.156,03
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.12.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dit betekent dat deze uitspraak geldt, totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt Durabouw om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 13.038,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, te rekenen vanaf 9 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt Durabouw tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] van €40,00;
in reconventie
4.3.
wijst de vordering af;
in conventie en reconventie
4.4.
veroordeelt Durabouw in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.156,03 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Durabouw niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Durabouw ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.