ECLI:NL:RBLIM:2024:2505

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
11026354 CV expl 24-1730
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur of huurkoop? Beoordeling van de vordering tot ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de rechtspersoon naar buitenlands recht Platinum Group AG, eiseres, en de gedaagden, die een appartement bewoonden dat door Platinum was gekocht. Platinum vorderde ontruiming van het appartement, stellende dat de gedaagden zonder huur te betalen het appartement bewoonden. De kantonrechter oordeelde dat Platinum in strijd met artikel 111 lid 3 Rv had gehandeld door het werkelijke geschil niet volledig zichtbaar te maken in de dagvaarding. De essentialia van de huurkoopovereenkomst, waar de gedaagden zich op beriepen, vereisten nader onderzoek, wat niet mogelijk was in een kort geding. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van Platinum moesten worden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat er geen huurkoopovereenkomst was en dat de gedaagden in verzuim waren. Platinum werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 814,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11026354 \ CV EXPL 24-1730
Vonnis in kort geding van 8 mei 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
PLATINUM GROUP AG,
te Luxemburg (Luxemburg),
eiseres,
hierna te noemen: Platinum,
gemachtigde: mr. P.J.C. Bolton,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. J.F.G. Godart.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 25 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De bestuurders van Platinum zijn [naam bestuurder] en zijn zus [naam bestuurster] . Euro Collect GmbH is een (andere) vennootschap van [naam bestuurder] .
2.2.
Op 30 augustus 2023 heeft Platinum het appartement aan de [adres] te [woonplaats] (verder: het appartement) gekocht van Euro Collect GmbH. De levering van het appartement heeft eind december 2023 plaatsgevonden.
2.3.
[gedaagden] bewoont sinds december 2021 het appartement.

3.Het geschil

3.1.
Platinum vordert samengevat - ontruiming door [gedaagden] van het appartement en veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Platinum stelt daartoe dat zij met [gedaagden] heeft afgesproken dat [gedaagden] het appartement tijdens de afbouw c.q. inrichting om niet mocht gebruiken en het appartement, zolang dat nog niet was ingericht, als anti-kraak mocht bewonen. Op het moment dat het appartement bewoonbaar zou zijn, zou [gedaagden] huur gaan betalen. Op enig moment bleek dat het appartement was ingericht en werd bewoond door [gedaagden] zonder dat deze huur betaalde. Op 20 februari 2024 heeft een gesprek tussen de gemachtigde van Platinum en [gedaagden] plaatsgevonden, maar dat heeft geen resultaat opgeleverd.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden bescherming van de (veronderstelde) huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding.
4.3.
In deze procedure moet worden beoordeeld of een corresponderende vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is om hierop vooruit te lopen door het treffen van een voorziening als gevorderd. Gelet op het voorlopige karakter van een kortgedingprocedure is geen plaats voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten en voor nadere bewijsvoering.
4.4.
Op grond van artikel 111 lid 3 Rv moet de dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermelden. Artikel 21 Rv bepaalt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
4.4.1.
Uit diverse door [gedaagden] overgelegde stukken blijkt dat partijen voorafgaand aan deze procedure vooral hebben gefocust op de kwalificatie van huurkoop waar het gaat om de beweerde rechten van [gedaagden] op het appartement waar nu discussie over is. In de dagvaarding neemt Platinum op dat [gedaagden] “van mening is dat hij zonder enige vergoeding gerechtigd is in het appartement te verblijven” en dat [gedaagden] “van mening is dat hij zich kan beroepen op verrekening van - niet nader onderbouwde - opdrachten.”
4.4.2.
Dit is niet juist, althans verre van volledig. Naar het oordeel van de kantonrechter had Platinum in haar dagvaarding de preprocessuele discussie van partijen, zoals hiervoor verkort weergegeven, moeten opnemen. Nu zij dat heeft nagelaten heeft zij in strijd met artikel 111 lid 3 Rv gehandeld. De dagvaarding moet het werkelijke geschil in volle omvang zichtbaar maken.
4.4.3.
Het niet naleven van de substantiëringsplicht heeft op zichzelf geen nietigheid tot gevolg (artikel 120 lid 4 Rv), maar de rechter kan hier wel de gevolgen aan verbinden die hij geraden acht. Dat laatste geldt ook voor schending van artikel 21 Rv. De kantonrechter zal hier nog op terugkomen.
4.5.
Het verweer van [gedaagden] dat hij rauwelijks is gedagvaard treft, gelet op de onweersproken gelaten stellingen van Platinum, dat tussen [gedaagden] en de gemachtigde van Platinum op 20 februari 2024 een gesprek over het uitblijven van betalingen door [gedaagden] heeft plaatsgevonden, geen doel.
4.6.
[gedaagden] betwist dat sprake is van een huurovereenkomst. Platinum vordert ontruiming omdat er geen huur wordt betaald vanaf het moment van voltooiing van het appartement maar laat - aldus [gedaagden] - in het midden wanneer dat was. Verder is [gedaagden] niet tot betaling gesommeerd of in gebreke gesteld zodat hij niet in verzuim verkeert. Er is daarentegen sprake van een huurkoopovereenkomst. Dat er een huurkoop zou plaatsvinden was al afgesproken in november 2020 en is in de loop der jaren nooit veranderd. Op basis van verrekening hoeft [gedaagden] niets aan Platinum te betalen omdat hij zowel opdrachten voor het appartement (de keuken van bijna € 40.000,- en de badkamer van ongeveer € 15.000,-) als de VvE-bijdragen van het appartement heeft betaald. Daarnaast heeft zijn internetbedrijf Intaxx in de loop der jaren voor minimaal € 300.000,- aan vorderingen bij Euro Collect GmbH ter incasso neergelegd. Euro Collect GmbH heeft de geïncasseerde gelden nooit aan [gedaagden] doorbetaald. [gedaagden] mag zijn vorderingen in verrekening brengen. [gedaagden] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar de afspraak met [naam bestuurder] over de zonnepanelen. Uit de e-mail van 18 januari 2023 volgt dat [naam bestuurder] de zonnepanelen zou betalen met de opbrengsten uit de incasso-opdrachten van [gedaagden] dan wel vanaf de derdenrekening, zo voert [gedaagden] aan.
4.7.
Dat partijen beoogden een huurkoopovereenkomst voor het appartement te sluiten is aannemelijk, want het volgt helder uit de producties, waaronder de e-mail van [naam bestuurder] aan [gedaagden] van 26 juli 2023, waarbij is uitgegaan van Mietkauf, en aan [gedaagden] een afbetalingsplan met een rentepercentage van 4 en met drie verschillende looptijden is voorgehouden en ook uit de e-mail van [naam bestuurder] van 21 augustus 2023 waarin staat dat een Kauf/Mietvertrag notarieel vastgelegd moest worden. Wat Platinum daartegenover heeft gesteld, kort gezegd dat [gedaagden] niets betaalde en er (daarom) sprake zou zijn van een huurovereenkomst, die niet wordt nagekomen, is een wel erg mager verhaal. Dit zo zijnde, kan niet worden uitgesloten dat de essentialia van de huurkoop waarop [gedaagden] zijn verweer baseert, tussen partijen nog niet (volledig) vaststaan. De discussie is daarover in deze zaak niet gevoerd, maar er zal nader onderzoek naar moeten plaatsvinden, waarvoor in kort geding geen plaats is. Dat zou normaal gesproken leiden tot toewijzing van de vordering, nu het hier gaat om een voorgedragen verweer dat nader onderzocht moet worden. Maar gelet op hetgeen in rov. 4.4.2. is gezegd, werkt dat in dit geval in het nadeel van Platinum. Dat betekent dat de vorderingen van Platinum zullen worden afgewezen.
4.8.
Platinum zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter ziet geen grond om van het forfaitaire tarief af te wijken of de door [gedaagden] gevorderde factor 2 toe te passen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
salaris gemachtigde
814,00
Totaal
814,00
4.9.
Het door [gedaagden] gevorderde certificaat zal aan dit vonnis worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Platinum af,
5.2.
veroordeelt Platinum in de proceskosten van € 814,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
8 mei 2024.
YT