ECLI:NL:RBLIM:2024:2515

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10505563 CV EXPL 23-2035
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding koopovereenkomst landbouwvoertuig tussen Bemu B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bemu B.V. en een gedaagde partij over de ontbinding van een koopovereenkomst. De partijen, beiden handelaren in landbouwmachines, hebben op 5 of 6 december 2022 mondeling een overeenkomst gesloten voor de verkoop van een Valtra T235D landbouwvoertuig. De gedaagde heeft op 6 december 2022 een factuur van € 176.660,- inclusief btw aan Bemu gestuurd, met de aanduiding dat betaling 'per omgaande' diende te geschieden. Bemu heeft echter de koopprijs niet voldaan en ontving op 16 december 2022 een creditnota van de gedaagde. Op 4 januari 2023 heeft de gedaagde aan Bemu meegedeeld dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden.

Bemu vorderde schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden. De rechter overwoog dat Bemu in verzuim was geraakt door de betaling niet tijdig te voldoen, en dat de factuur met de aanduiding 'per omgaande' een voldoende bepaalde termijn stipuleerde. De kantonrechter wees de vorderingen van Bemu af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.629,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10505563 CV EXPL 23-2035
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
BEMU B.V.,
gevestigd te Marknesse,
eisende partij,
gemachtigde: mr. K. Chr. Spee,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.M.M. Hepkema.
Partijen worden hierna Bemu en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
- de rolbeslissing van 31 mei 2023
- de akte van Bemu houdende wijziging van eis en de reactie daarop van [gedaagde]
- de rolbeslissing van 12 juli 2023
- de conclusie van antwoord met drie producties
- de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de op 6 december 2023 ten behoeve van de mondelinge behandeling aan de zijde van Bemu overgelegde producties 9 tot en met 13
- de mondelinge behandeling van 13 december 2023, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt met daaraan gevoegd de spreekaantekeningen die aan de zijde van Bemu en aan de zijde van [gedaagde] zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bemu en [gedaagde] hebben op 5 of 6 december 2022 mondeling een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] aan Bemu heeft verkocht het landbouwvoertuig, Valtra T235D met chassisnummer [chassisnummer] , hierna: de Valtra.
2.2.
Partijen zijn beide handelaar in landbouwmachines en zij deden al eerder zaken met elkaar.
2.3.
Op 6 december 2022 heeft [gedaagde] ten aanzien van de onderhavige verkoop een bedrag van € 176.660,- inclusief btw gefactureerd aan Bemu, welke factuur Bemu nog diezelfde dag heeft ontvangen. Aan de voet van de factuur zijn boven een voorgedrukte passage waarin onder meer een betalingstermijn van veertien dagen is opgenomen, vetgedrukt de woorden “per omgaande” toegevoegd. Aan de rechterzijde van de woorden “per omgaande” staat de door Bemu te betalen koopsom vermeld (€ 176.660,-, uitgesplitst in de netto prijs en een btw-component).
2.4.
In de avond van 6 december 2022 zond [gedaagde] aan Bemu - uit oogpunt van transparantie - nog haar eigen inkooporder na, waaruit blijkt dat zij zelf € 170.208,49 inclusief btw voor de Valtra had betaald, om daarmee te laten zien dat zij (slechts) een marge van € 6.451,51 inclusief btw op de verkoop aan Bemu zou behalen.
2.5.
Bemu heeft de koopprijs van de Valtra niet voldaan. Op 16 december 2022 heeft Bemu daarop een creditnota van [gedaagde] ontvangen ter hoogte van € 176.660,-.
2.6.
Bij brief van 4 januari 2023 meldt [gedaagde] aan Bemu dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden.
2.7.
De Valtra is niet geleverd.

3.Het geschil

3.1.
Bemu vordert - samengevat - na wijziging van eis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
- € 23.000,-, aan schade op grond van artikel 6:74 BW vermeerderd met wettelijke handelsrente,
- de buitengerechtelijke incassokosten,
- de proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de koopovereenkomst met betrekking tot de Valtra bij brief van 4 januari 2023 van [gedaagde] geldig is ontbonden.
4.2.
De beëindiging van een overeenkomst door middel van ontbinding is geregeld in artikel 6:265 BW. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de wederpartij in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW).
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] Bemu niet in gebreke heeft gesteld. In artikel 6:83 BW is bepaald wanneer sprake is van verzuim zonder dat eerst een ingebrekestelling wordt uitgebracht. Artikel 6:83 BW aanhef en onder a BW bepaalt dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft.
4.4.
De vraag is vervolgens of partijen een zgn. fatale termijn zijn overeengekomen. De factuur die [gedaagde] aan Bemu heeft verstuurd op 6 december 2022 vermeldt dat betaling van de Valtra per omgaande dient plaats te vinden op grond van hetgeen partijen (mondeling) zijn overeengekomen, aldus [gedaagde] . Bemu betwist dit en stelt dat partijen de betalingstermijn in het midden lieten en [gedaagde] in de tussentijd zorg zou dragen voor een kentekenplaat alvorens de Valtra zou worden geleverd en gefactureerd. De door Bemu ontvangen factuur op 6 december 2022 van [gedaagde] kwam dan ook als een verrassing, aldus Bemu.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] na het sluiten van de koopovereenkomst de factuur daartoe aan Bemu heeft verzonden onder vermelding van betaling “per omgaande”. Nu Bemu aanvoert dat deze factuur als een verrassing kwam, aangezien omtrent facturatie en betaling volgens Bemu niets was afgesproken, valt niet in te zien waarom Bemu dan niet heeft geprotesteerd tegen de - in haar optiek - prematuur verstuurde factuur en daarbij bovendien niets heeft ingebracht tegen de conditie dat betaling per omgaande moest plaatsvinden. Daarbij staat vast dat de woorden “per omgaande” handmatig zijn opgenomen door [gedaagde] , in afwijking van de standaard betalingstermijn zoals vermeld op de factuur, hetgeen ook een aanwijzing is dat partijen betaling per omgaande hebben beoogd. Bovendien is de overeenkomst gesloten tussen twee handelaren en is het in hun branche gebruik - althans niet ongebruikelijk - dat voertuigen meteen worden afgerekend, zodat de verkoper snel kan schakelen en het voertuig zo nodig aan een ander kan verkopen. Deze handelwijze wordt bevestigd door een drietal overgelegde verklaringen door [gedaagde] van andere handelaren in de branche. De conditie “per omgaande” stipuleert voorts een voldoende bepaalde termijn in de zin van artikel 6:83 aanhef en onder a BW, aangezien een kalenderdatum daarvoor niet is vereist. In het licht hiervan is betaling na ommekomst van tien dagen na het uitbrengen van de factuur hoe dan ook te laat. Bemu is daarmee in verzuim komen te verkeren en de conclusie is dat de overeenkomst op 4 januari 2023 door [gedaagde] rechtsgeldig is ontbonden, op grond waarvan het gevorderde van Bemu wordt afgewezen.
4.6.
Bemu zal in het ongelijk worden gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 1.629,- (3,00 punten x € 543,-) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Bemu af,
5.2.
veroordeelt Bemu in de proceskosten van € 1.629,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Bemu niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
15 mei 2024.
Type: LS