In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bemu B.V. en een gedaagde partij over de ontbinding van een koopovereenkomst. De partijen, beiden handelaren in landbouwmachines, hebben op 5 of 6 december 2022 mondeling een overeenkomst gesloten voor de verkoop van een Valtra T235D landbouwvoertuig. De gedaagde heeft op 6 december 2022 een factuur van € 176.660,- inclusief btw aan Bemu gestuurd, met de aanduiding dat betaling 'per omgaande' diende te geschieden. Bemu heeft echter de koopprijs niet voldaan en ontving op 16 december 2022 een creditnota van de gedaagde. Op 4 januari 2023 heeft de gedaagde aan Bemu meegedeeld dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden.
Bemu vorderde schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden. De rechter overwoog dat Bemu in verzuim was geraakt door de betaling niet tijdig te voldoen, en dat de factuur met de aanduiding 'per omgaande' een voldoende bepaalde termijn stipuleerde. De kantonrechter wees de vorderingen van Bemu af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.629,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.