ECLI:NL:RBLIM:2024:2524

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10827440 \ CV EXPL 23-5380
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake achterstallige huur en proceskosten tussen Stichting Woonpunt en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonpunt en een gedaagde partij over achterstallige huur. De procedure begon met een dagvaarding en een conclusie van antwoord, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 maart 2024. De eisende partij, Woonpunt, vorderde betaling van een bedrag van € 510,11, bestaande uit € 414,09 aan achterstallige huur voor de maand juli 2022, € 75,15 aan buitengerechtelijke kosten en € 20,87 aan vervallen wettelijke rente. De gedaagde partij had een tijdelijke huurovereenkomst met Woonpunt, die op 4 juni 2018 was gesloten en inmiddels was beëindigd.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij gehouden was aan de betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst. De gedaagde heeft de verschuldigdheid van de achterstallige huur niet weersproken, en de kantonrechter concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet in de weg stonden aan de toewijzing van de vordering. De gevorderde achterstallige huur werd toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 722,49.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonpunt het bedrag kan vorderen voordat de gedaagde partij in hoger beroep gaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter R.P.J. Quaedackers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10827440 \ CV EXPL 23-5380
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.Ph.E.M. Cratsborn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de door Woonpunt ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte aanvullende stukken
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 22 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[gedaagde] heeft op 4 juni 2018 met Woonpunt een schriftelijke tijdelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan zij van Woonpunt heeft gehuurd de woonruimte staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 483,00 per maand. Inmiddels is de huurovereenkomst beëindigd. De eindoplevering heeft op 18 juli 2022 plaatsgevonden.
2.2.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert Woonpunt veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 510,11, bestaande uit € 414,09 aan achterstallige huur over de maand juli 2022, € 75,15 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw en € 20,87 aan vervallen wettelijke rente, vermeerderd met de wettelijke rente over € 414,09 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling, alsmede betaling van de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] voert verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Niet in geschil is dat partijen onderhavige huurovereenkomst hebben gesloten, zodat [gedaagde] als contractspartij uit dien hoofde gehouden is de verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst te voldoen, waaronder de betalingsverplichting. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de achterstallige huur niet weersproken. Betalingsonmacht aan de zijde van [gedaagde] kan niet aan toewijzing van de vordering in de weg staan. Dat [gedaagde] het nu niet kan betalen, doet niets af aan het feit dat Woonpunt wel recht op betaling heeft en dat Woonpunt aan de kantonrechter mag vragen om die betalingsverplichting van [gedaagde] bij vonnis uit te spreken. De door [gedaagde] gestelde persoonlijke omstandigheden komen voor haar rekening en risico en regardeert Woonpunt niet. Het vorenstaande brengt met zich dat de gevorderde achterstallige huur over juli 2022, te weten een bedrag van € 414,09, zal worden toegewezen.
3.2.
Woonpunt maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De gemachtigde van Woonpunt heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van
€ 75,15 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.3.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt eveneens voor toewijzing gereed.
3.4.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Woonpunt als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
Totaal
722,49

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonpunt te betalen een bedrag van € 510,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 414,09 vanaf 23 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot dit vonnis vastgesteld op € 722,49,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
CJ