ECLI:NL:RBLIM:2024:253

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
10669124 \ CV EXPL 23-3673
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van uitvaartkosten en buitengerechtelijke kosten na niet-nakoming betalingsregeling

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter in Maastricht, vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van uitvaartkosten van de gedaagde, die opdracht had gegeven voor de uitvaart van haar (schoon)moeder. De gedaagde heeft de kostenbegroting van € 4.554,30 ondertekend, maar heeft niet tijdig betaald. Eiseres heeft verschillende aanmaningen en een ingebrekestelling verzonden, maar de gedaagde heeft de betaling niet verricht. De eiseres vordert nu een bedrag van € 4.494,44, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde voert verweer en stelt dat zij niet in staat is om te betalen, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de overeenkomst is aangegaan en de verplichtingen moet nakomen. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres grotendeels toe, met uitzondering van de gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10669124 \ CV EXPL 23-3673
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. C.A.M.H. Vink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties 10 en 11
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 24 december 2021 heeft [gedaagde] [eiseres] opdracht gegeven om de uitvaart te verzorgen van haar (schoon)moeder [naam] , die op [overlijdensdatum] 2021 te [overlijdensplaats] is overleden.
2.2.
[gedaagde] heeft de door [eiseres] daartoe opgestelde kostenbegroting van
24 december 2021 ten bedrage van € 4.554.30 (productie 2) ondertekend. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van de Branchevereniging
Gecertificeerde Nederlandse Uitvaartondernemingen (hierna: de algemene voorwaarden, productie 4) van toepassing.
2.3.
[eiseres] heeft de uitvaart verzorgd conform de opdracht.
2.4.
Op 4 maart 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een factuur van € 3.748,10 gestuurd (productie 3).
2.5.
Op niet nader geduid moment zijn [eiseres] en [gedaagde] een betalingsregeling overeengekomen, die [gedaagde] niet is nagekomen.
2.6.
[eiseres] heeft vervolgens meerdere e-mailberichten, aanmaningen, sommaties en een ingebrekestelling aan [gedaagde] gestuurd, waaronder de zogenaamde 14-dagenbrief van 16 maart 2023 (producties 5 en 6) en meerdere telefoongesprekken met [gedaagde] gevoerd.
2.7.
[gedaagde] heeft ook daarna niet (tijdig) betaald, waardoor [eiseres] de vordering uit handen heeft gegeven aan RechtNet Advocaten te Den Bosch, die getracht heeft buitengerechtelijke voldoening van [gedaagde] te verkrijgen (productie 7).
2.8.
Tot op heden heeft [gedaagde] niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen:
  • primair een bedrag van € 4.494,44 te vermeerderen met de contractuele rente van 7% per jaar vanaf 27 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
  • subsidiair een bedrag van € 4.293,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
- zowel primair als subsidiair met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft - kort gezegd - gesteld voor de door haar verrichte werkzaamheden nog een bedrag van € 3.566,40 aan hoofdsom van [gedaagde] te moeten ontvangen. Daarnaast is de contractuele rente van 7 % per jaar op basis van art. 9.5. van de toepasselijke algemene voorwaarden vanaf de vervaldatum van de factuur verschuldigd, hetgeen tot en met 26 juli 2023 € 345.26 bedraagt. Omdat de vordering uit handen is gegeven, vordert [eiseres] een bedrag van € 582,78 aan buitengerechtelijke kosten (incl. btw).
4.2.
[gedaagde] heeft - kort gezegd - als verweer aangevoerd een betalingsvoorstel aan [eiseres] te hebben gedaan, waarmee [eiseres] echter niet akkoord ging. [gedaagde] heeft aangevoerd een uitkering te ontvangen en niet meer te kunnen aflossen dan zij heeft aangeboden. Zij moet maandelijks ook nog andere schuldeisers betalen (producties dienaangaande zijn bijgevoegd). [gedaagde] is geen erfgenaam van haar wijlen (schoon)moeder. Wijlen (schoon)moeder was onderverzekerd, maar dat wist [gedaagde] niet. [eiseres] had haar daarover moeten inlichten. [gedaagde] heeft ten slotte aangegeven het op een nette manier te willen oplossen.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet heeft betwist (i) de overeenkomst met [eiseres] te zijn aangegaan, (ii) dat de algemene voorwaarden die [eiseres] hanteert op de overeenkomst van toepassing zijn, (iii) dat [eiseres] de werkzaamheden zoals overeengekomen in de kostenbegroting heeft verricht, (iv) de factuur van 4 maart 2022 te hebben ontvangen, (v) de omvang van de factuur en (vi) de nog verschuldigde hoofdsom niet te hebben betaald. Deze feiten staan dus vast.
4.4.
Dat [gedaagde] momenteel niet in staat is de hoofdsom te voldoen, doet niet af aan het feit dat zij deze op grond van de overeenkomst moet voldoen. Gelet hierop ligt betaling van de hoofdsom van € 3.566,40 voor toewijzing gereed. Betalingsonmacht bevrijdt een schuldenaar niet van zijn verplichtingen.
4.5.
De kantonrechter stelt verder vast dat [gedaagde] niet heeft betwist op grond van algemene voorwaarden een rente van maximaal 7% per jaar over de openstaande hoofdsom verschuldigd te zijn, zodat ook dit zal worden toegewezen.
4.6.
Ten slotte stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] niet heeft betwist de buitengerechtelijke kosten van € 582,78 verschuldigd te zijn, zodat ook deze zullen worden toegewezen.
4.7.
Echter, anders dan [eiseres] bij petitum heeft gevorderd, ziet de kantonrechter geen grondslag om de contractuele rente van maximaal 7% per jaar (ook) over de verschenen rente (“rente over rente”) en de buitengerechtelijke kosten te bereken, zodat dit zal worden afgewezen.
4.8.
[gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
  • explootkosten € 130,49
  • griffierecht € 487,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.145,49,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 4.494,44, te vermeerderen met de contractuele rente van (maximaal) 7 % per jaar vanaf
27 juli 2023 over het bedrag van € 3.566,40 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.145,49,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
JC