ECLI:NL:RBLIM:2024:3160

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10708585 CV EXPL 23-3995
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid in huurrechtelijke context met betrekking tot hennepkwekerij

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 juni 2024, staat de vordering van eiser centraal, die schadevergoeding eist van gedaagde op basis van onrechtmatig handelen. Eiser, eigenaar van een woning, had deze verhuurd aan [naam 1] en [naam 2] via 123Wonen Limburg. Na een politie-inval op 10 mei 2023, waarbij hennepresten en illegale elektriciteitsvoorzieningen werden aangetroffen, werd de woning op last van de burgemeester gesloten. Eiser stelt dat gedaagde, die als bestuurder van een failliete vennootschap fungeerde, een faciliterende rol heeft gespeeld in de verhuur aan [naam 1] en [naam 2], en daarmee indirect verantwoordelijk is voor de schade die hij heeft geleden door de sluiting van de woning.

De procedure omvatte verschillende schriftelijke stukken, waaronder de dagvaarding van eiser en de schriftelijke reacties van gedaagde. Eiser vorderde in totaal € 18.865,78 aan schadevergoeding, maar de kantonrechter oordeelde dat de schade voornamelijk het gevolg was van de hennepkwekerij en de sluiting van de woning, en niet direct aan gedaagde kon worden toegerekend. De kantonrechter concludeerde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en dat de vordering om die reden werd afgewezen.

De kantonrechter benadrukte dat voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad niet alleen een onrechtmatige handeling vereist is, maar ook een causaal verband tussen die handeling en de geleden schade. Aangezien eiser niet had aangetoond dat gedaagde verantwoordelijk was voor de schade, werd de vordering afgewezen en werd eiser veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10708585 CV EXPL 23-3995
Vonnis van de kantonrechter van 5 juni 2024
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: Stichting Bestrijding Woonfraude en Hennepteelt,
tegen:
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiser] van 7 september 2023 met producties,
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 20 september 2023,
  • de conclusie van repliek van [eiser] ,
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] van 30 november 2023.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] is eigenaar van een woning te [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
[eiser] heeft de woning via 123Wonen Limburg te huur aangeboden.
2.3.
[naam 1] en [naam 2] wilden de woning huren. Zij hebben 123Wonen Limburg arbeidsovereenkomsten en salarisspecificaties uit 2022 verstrekt. Als werkgever staat daarop ‘ [naam bv 1] ’ vermeld.
2.4.
[eiser] heeft de woning per 1 september 2022 verhuurd aan [naam 1] en [naam 2] . De huurprijs bedroeg € 1.250,00 per maand (bij vooruitbetaling te voldoen).
2.5.
[gedaagde] was bestuurder van [naam bv 1] Die vennootschap is in 2020 failliet gegaan.
2.6.
[gedaagde] heeft tussen 11 oktober 2022 en 3 mei 2023 per bankbetaling zeven keer de huur voor de woning voldaan door de huur over te maken naar de derdengeldrekening van 123Wonen (Limburg).
2.7.
Omwonenden van de woning hebben [eiser] in april 2023 bericht dat ‘het stelletje’ niet meer in de woning woonde, maar wel twee à drie ‘Albanese mannen’.
2.8.
Op 10 mei 2023 heeft de politie een inval in de woning gedaan.
2.9.
Op 20 juni 2023 heeft de burgemeester van de gemeente Voerendaal [eiser] op grond van de Opiumwet gelast de woning en bijbehorende garage met ingang van 5 juli 2023 11.00 uur te sluiten voor drie respectievelijk zes maanden. In het besluit staat onder meer:

Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 11 mei 2023 blijkt dat op woensdag 10 mei 2023 in bovengenoemde woning en garage hennepresten en diverse voorwerpen/stoffen werden aangetroffen, waarvan ernstige reden bestaat om te vermoeden dat die voorwerpen/stoffen zijn bestemd voor de teelt, bewerking, verwerking, verkoop, aflevering of verstrekking van hennep.
Op de zolder van de woning werden aangetroffen:
24 tl-ledlampen;
58 hennepstekkentray’s;
2 zakken met grote hoeveelheid steenwolpluggen, bevattend verdroogde hennepstekken;
verdorde hennepstekken op de vloer;
2 flacons plantenvoeding voor de hennepteelt;
1 ventilator, bevestigd aan een wand;
1 ontvochtiger, bevestigd aan een wand;
1 knipschaar;
1 plantenspuit;
Kettingen, bevestigd aan het plafond, vaak gebruikt voor het ophangen van lampen;
Isolatiefolie, aangebracht op een deel van het dak.
In de garage bij bovengenoemde woning werden aangetroffen:
-
elektriciteitsschakelborden, vaak gebruikt bij de hennepteelt;
-
OSB-platen, vaak gebruikt bij het bouwen van hennepkwekerijen;
-
Handleiding van Opticlimate, zijnde een klimaatbeheersingssysteem, dat vaak gebruikt wordt bij de hennepteelt.
Uit een door de opsporingsambtenaren uitgevoerde MMC-kleur-reactietest bleek dat de aangetroffen henneprestanten positief testten op de aanwezigheid van hennep.
Tevens werd geconstateerd dat er in de meterkast in de woning een illegale elektriciteitsaansluiting was gerealiseerd en daarmee sprake was van elektriciteitsdiefstal.
2.10.
[eiser] stelt dat hij schade heeft geleden en houdt [gedaagde] voor die schade aansprakelijk. [eiser] vordert € 18.865,78 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten.
2.11.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat een hem verder onbekende Albanese man hem heeft gevraagd of hij de huur wilde overmaken. Hij kreeg dan € 1.450,00 in contanten en
€ 1.250,00 maakte [gedaagde] vervolgens per bank aan 123Wonen Limburg over. De overige
€ 200,00 mocht [gedaagde] houden. [gedaagde] heeft dat gedaan omdat hij geld nodig had. Volgens [gedaagde] weet de makelaar meer en speelt die een kwalijke rol in de affaire. Verder weet hij van niets.
2.12.
De kantonrechter wijst de vordering af. Die beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

[gedaagde] heeft onrechtmatig tegenover [eiser] gehandeld
3.1.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiser] zo dat hij [gedaagde] aanspreekt tot schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen. Het gaat volgens [eiser] om het vergoeden van gederfde huurinkomsten (€ 6.250,00), (nog te maken) herstelkosten (€ 6.750,00 + € 250,00), ontruimingskosten (€ 3.176,67), kosten voor energie en het herplaatsen van meters (€ 73,40 + € 185,00) en kosten voor het indienen van een zienswijze op een voorgenomen sluiting van de woning door de burgemeester (€ 1.689,71).
3.2.
Als iemand onrechtmatig handelt tegenover een ander en dit handelen ook aan hem kan worden toegerekend – bijvoorbeeld omdat hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt – dan moet hij de schade die de ander daardoor lijdt vergoeden. Van een onrechtmatige daad is onder meer sprake als iemand handelt in strijd met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (art. 6:162 BW). Dit wordt ook wel de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm genoemd. Voor het toekennen van schade is ook vereist dat de schade het gevolg is van het onrechtmatig handelen (causaal verband). Dit vereiste ligt besloten in het woord 'dientengevolge' van 6:162 lid 1 BW en wordt nader uitgewerkt in art. 6:98 BW. Het causaliteitsvereiste kan worden onderscheiden in twee deelvereisten. Voor de vestiging van de aansprakelijkheid is vereist (maar ook voldoende) dat verband bestaat tussen de onrechtmatige daad en de schade, oftewel dat de schade zou zijn uitgebleven indien de onrechtmatige daad niet was gepleegd. Voor de omvang van de aansprakelijkheid is blijkens art. 6:98 BW bepalend of de schade als een gevolg van de onrechtmatige daad aan de dader kan worden toegerekend. Degene die van een ander een schadevergoeding vordert uit onrechtmatige daad draagt in beginsel ook de stelplicht en bewijslast ter zake van het causaal verband.
3.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde] (mede) mogelijk heeft gemaakt dat in de woning een hennepkwekerij is aangelegd door een faciliterende rol te spelen bij de verhuur van de woning aan [naam 1] en [naam 2] . [gedaagde] is, aldus [eiser] , ‘betrokken bij de constructie waardoor de verhuur is tot stand is gekomen.’ Dat blijkt volgens [eiser] uit de volgende omstandigheden:
- De makelaar heeft op 9 augustus 2022 gebeld naar het telefoonnummer dat volgens [naam 1] en [naam 2] van hun werkgever was: [naam bv 1] De persoon die de makelaar toen te spreken kreeg stelde zich voor als [gedaagde] en deze bevestigde dat [naam 1] en [naam 2] voor hem werkten.
- Het door makelaar gebruikte telefoonnummer is dat van [naam bv 2] , een vennootschap waarvan [gedaagde] bestuurder is. Dit telefoonnummer staat ook bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als het telefoonnummer van [naam bv 1]
- De door [naam 1] en [naam 2] overgelegde arbeidsovereenkomsten en loonstroken zijn valselijk opgemaakt.
- [gedaagde] was aanwezig toen [naam 1] en [naam 2] de huurovereenkomst tekenden. De makelaar heeft toen het nummer van [eiser] aan [gedaagde] gegeven voor het geval er iets was.
- [eiser] heeft op 11 januari 2023 een WhatsAppbericht van [gedaagde] ontvangen. Daarin verzoekt [gedaagde] [eiser] een ander dan [naam 2] op de huurovereenkomst te zetten omdat [naam 2] zich niet in Nederland kon inschrijven omdat hij een woning in Griekenland had gekocht.
- [gedaagde] weet wie hem vroeg de huur te betalen, maar weigert dat aan [eiser] te vertellen.
3.4.
Uit zijn eigen e-mail(s) blijkt dat [gedaagde] inderdaad aanwezig was toen [naam 1] en [naam 2] de huurovereenkomst tekenden. [gedaagde] moet [naam 1] en [naam 2] dus wel degelijk hebben gekend. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat hij het door [eiser] bedoelde WhatsApp-bericht van 11 januari 2023 heeft gestuurd. [gedaagde] heeft [eiser] dus benaderd toen er kennelijk een probleem was met de inschrijving van [naam 2] . [gedaagde] had daarom bij zijn betwisting van de overige feiten met meer moeten komen dan dat hij niet meer weet dan dat aan hem is gevraagd tegen betaling de huur te voldoen. Dat geldt zeker voor de stelling dat [gedaagde] de makelaar op 9 augustus 2022 telefonisch vertelde de werkgever van [naam 1] en [naam 2] te zijn. [gedaagde] heeft daarbij ook niet betwist dat de makelaar gebruikmaakte van het door [eiser] genoemde telefoonnummer.
3.5.
Conclusie is dat bij gebrek aan voldoende betwisting de onder 3.3 genoemde stellingen vaststaan (art. 149 Rv). Dit geldt niet voor de stelling dat [gedaagde] weet wie hem vroeg de huur te betalen. Die wetenschap volgt ook niet zonder meer uit de overige vaststaande feiten. [gedaagde] kende [naam 1] en [naam 2] dus wel en heeft zich tegenover de makelaar van [eiser] ten onrechte voorgedaan als hun werkgever, immers [naam 1] en [naam 2] waren niet (meer) in dienst van [naam bv 1] – dat was toen al failliet – en werkten ook niet voor hem. Dit toch aan de makelaar te verklaren is op zich onrechtmatig. Ook het (meewerken aan) opmaken van vervalste arbeidsovereenkomsten en salarisspecificaties is onrechtmatig (tegenover degene voor wie stukken zijn bedoeld).
maar de vordering wordt toch afgewezen
3.6.
[gedaagde] heeft zich dus ten onrechte voorgedaan als werkgever van [naam 1] en [naam 2] en waarschijnlijk ook meegeholpen aan het vervalsen van de arbeidsovereenkomsten en de salarisspecificaties. Maar dat is onvoldoende om de gevorderde schadevergoeding te kunnen toewijzen. De door [eiser] gestelde schade is immers in de eerste plaats een rechtstreeks gevolg van:
het inrichten van een hennepkwekerij in de woning en
de sluiting van de woning op last van de burgemeester.
3.7.
[eiser] heeft niet gesteld dat [naam 1] en [naam 2] de hennepkwekerij hebben aangelegd en dat zij de schade hebben veroorzaakt. Mogelijk hebben zij er helemaal niets mee te maken en wilden zij enkel een woonruimte hebben en heeft [gedaagde] hen daar op onrechtmatige wijze bij geholpen door zich als werkgever voor te doen. Dus ook al heeft [gedaagde] een kwalijke rol gespeeld bij het kunnen aanhuren van de woning door [naam 1] en [naam 2] dan heeft dat feit op zichzelf nog niet tot de schade geleid dan wel kan die schade niet aan [gedaagde] worden toegerekend. De mannen die [eiser] ná het vertrek van [naam 1] en [naam 2] in de woning aantrof (‘de aangetroffen Albanese mensen’) hebben de hennepkwekerij immers volgens [eiser] naar alle waarschijnlijkheid ingericht en de woning beschadigd.
3.8.
[eiser] heeft bij conclusie van repliek wel gesteld dat [gedaagde] wist van wat zich in de woning heeft ‘afgespeeld’. [gedaagde] heeft dat betwist en [eiser] heeft die stelling ook niet verder geconcretiseerd. Het enige wat over de rol van [gedaagde] vaststaat is dat hij de huur voor anderen betaalde. [eiser] heeft al met al niet concreet gesteld wat de rol van [gedaagde] is geweest. Heeft [gedaagde] zich voorgedaan als (onder-) verhuurder of eigenaar en de woonruimte beschikbaar gesteld aan de ‘aangetroffen Albanese mensen’? Wist hij van de aanwezigheid van een hennepkwekerij of hoe de vork in de steel zat? [eiser] , althans zijn gemachtigde, had al met al duidelijk moeten stellen dat de geleden schade is veroorzaakt door bepaalde gedragingen van [gedaagde] en voorts dat de schade als gevolg van die bepaalde gedragingen aan [gedaagde] kan worden toegerekend. [eiser] heeft echter in dit verband onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en daarmee niet aan zijn stelplicht voldaan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
3.9.
Conclusie is dat niet is voldaan aan alle vereisten om de gevorderde schade op grond van onrechtmatig handelen te kunnen toewijzen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
3.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.