In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Heemwonen en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij, Heemwonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte vanwege een huurachterstand. De gedaagde had een huurovereenkomst voor een woning die hij sinds 1 december 2000 huurde, maar was in gebreke gebleven met de huurbetalingen. Heemwonen vorderde een totaalbedrag van € 2.441,34 aan huurachterstand en bijkomende kosten, alsook de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2024 werd vastgesteld dat de huurachterstand tot en met mei 2024 was opgelopen tot € 3.405,51. De gedaagde was niet verschenen en had de vorderingen van Heemwonen niet betwist. De kantonrechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde geen invloed konden hebben op zijn betalingsverplichtingen. De rechter oordeelde dat de huurachterstand voldoende grond bood voor de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning.
Het vonnis bevatte ook een veroordeling van de gedaagde tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten van Heemwonen. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis moest ontruimen. Dit vonnis benadrukt de strikte handhaving van huurbetalingen en de gevolgen van wanbetaling voor huurders.