ECLI:NL:RBLIM:2024:354

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
10541136 / CV EXPL 23-2408
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van onbetaalde facturen en tekortkomingen in aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van BRM Bouw B.V. en een gedaagde. De curator vorderde betaling van drie onbetaalde facturen van BRM, die in faillissement verkeert. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat BRM tekort was geschoten in de uitvoering van de aannemingsovereenkomst, wat hem schade had berokkend. De kantonrechter oordeelde dat BRM inderdaad tekort was geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, met name de aanleg van een cementdekvloer, en dat de gedaagde zich terecht op verrekening beroept. De curator's vorderingen werden afgewezen, en de kosten van de procedure werden aan de curator opgelegd. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde voldoende had aangetoond dat de gebreken aan de vloer aanwezig waren en dat hij BRM in de gelegenheid had gesteld om deze te herstellen, wat niet is gebeurd. De curator werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde werden begroot op € 1.098,-.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK LIMBURG
zaaknummer: 10541136 / CV EXPL 23-2408
uitspraak: 24 januari 2024
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Maastricht,
in de zaak van:
[eiseres] , handelend als curator in het faillissement van BRM BOUW B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
gemachtigde: mr. F. Boukhris te Heerlen,
tegen
[gedaagde] ,
woonachtig te [woonplaats] , gedaagde,
gemachtigde: mr. P. Bouman.
Partijen worden hierna aangeduid als 'de curator' en ' [gedaagde] '.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit: de dagvaarding met 9 producties,
de conclusie van antwoord met 14 producties, de conclusie van repliek,
de conclusie van dupliek met 1 productie, de akte uitlaten productie.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De vorderingen

2.1.
De curator stelt dat [gedaagde] drie facturen van BRM Bouw B.V. (hierna BRM) van 7 september en 30 november 2018 (twee maal) onbetaald heeft gelaten en vordert betaling daarvan, met veroordeling van [gedaagde] in de (buitengerechtelijke) kosten. BRM is op 30 november 2021 in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator tot zodanig.
2.2.
[gedaagde] betwist enig bedrag verschuldigd te zijn. Hij stelt dat BRM tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat hij daardoor schade heeft geleden. Hij beroept zich in dat verband op verrekening en zal de overige schade ter verificatie indienen bij de curator.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben op 28 mei 2018 een overeenkomst gesloten waarbij BRM zich heeft verbonden om voor [gedaagde] een kantoorpand te verbouwen tot woonhuis. Onderdeel van de werkzaamheden was de aanleg van een cementdekvloer op een vloer waar een derde een vloerverwarmingssysteem had aangebracht. Over de uitvoering van deze werkzaamheden bestaat tussen partijen verschil van inzicht. De kantonrechter is van oordeel dat BRM in die uitvoering tekort is geschoten en dat [gedaagde] zich daarom terecht op verrekening beroept. De vorderingen van de curator worden dus afgewezen. Hieronder legt de kantonrechter uit waarom dat zo is.
Bevoegdheid
3.2.
In de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst hebben partijen de UAV 2012 van toepassing verklaard. In de UAV 2012 is een beding opgenomen dat bepaalt dat geschillen door de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen worden beslecht. [gedaagde] wijst er op dat dit beding onredelijk bezwarend is en stemt er mee in dat de curator dit geschil daarom aan de kantonrechter voorlegt. De kantonrechter stelt vast dat beide partijen na het ontstaan van dit geschil ingestemd hebben met voorlegging van deze procedure aan de kantonrechter. Dat betekent dat de kantonrechter bevoegd is.
De facturen
3.3.
[gedaagde] stelt dat hij alleen de factuur van 7 september 2018 heeft ontvangen. De andere twee facturen ontving hij pas op 1 1 april 2022 van de curator. De facturen voldoen niet aan de afspraken van partijen over facturatie maar [gedaagde] geeft aan bereid te zijn van de juistheid van de facturen uit te gaan. De kantonrechter neemt dan ook aan dat de facturen op zich juist zijn. Dat betekent dat [gedaagde] deze facturen moet voldoen tenzij zijn verweer dat hij door de gebrekkige uitvoering van het werk schade heeft geleden, opgaat.
De cementdekvloer
3.4.
De cementdekvloer is aangebracht door een onderaannemer van BRM, [naam onderaannemer] . Op 24 augustus 2018 schrijft de bouwbegeleider van [gedaagde] aan BRM:
"Zoals vanochtend en vanmiddag reeds meerdere malen telefonisch aangegeven dienen de dilatatievoegen uitgevoerd te worden zoals aangegeven in onderstaande mail en foto welke jullie reeds woensdag hebben ontvangen.
Tijdens de controle per plaatse is geen dilatatievoeg zichtbaar; ontbreken van deze noodzakelijke dilataties zal tot afkeur leiden."
Dit wordt gevolgd door rappelen op 4 en 6 september. [naam onderaannemer] schrijft op 6 september aan BRM dat er geen dilatatie is aangebracht, alleen een schijnvoeg. Op 20 september schrijft de bouwbegeleider:
"Aangezien de gevraagde dilataties in de cementdekvloer ontbreken en de vloer nu op diverse plaatsen scheuren vertoond zullen wij aan de fabrikant van de tegellijm, Schonox, een advies vragen hoe deze problematiek eventueel opgelost kan worden."Vervolgens wordt geconstateerd dat de vloer op diverse plaatsen 'verpulverd'. Op 27 september schrijft [naam onderaannemer] dat ze de vloer door een onafhankelijke partij laat keuren.
[gedaagde] kon bij de keuring niet aanwezig zijn. Op I oktober levert Technoconsult het rapport van deze keuring op. De belangrijkste conclusies zijn:
"Beoordeeld wordt dat de vloer ten aanzien van met name de dekking op de vloerverwarmingsleidingen, niet voldoet aan de eisen conform de NEN2742.
Aangenomen wordt dat het optreden van(krimp)scheuren niet (veel) zal toenemen. Bij Technoconsult is het voorgelegde dilatatieplan noch de keuze voor de vakverdeling niet
bekend Gelet op de afmeting van de toe te passen tegels, kan worden overwogen het dilatatieplan (gering) aan te passen.
Gelet op de situatie in het voorste deel van het gebouw, meer specifiek de geringe dekking, wordt geadviseerd op dit vloerveld algeheel wapeningsweefsel toe te passen in de lijmlaag. Ter plaatse van de overige scheuren wordt bij voorkeur, afhankelijk van het dilatatieplan, lokaal wapeningsweefsel toegepast.
Algemeen geldt dat voor herstel c.q. verdere werkzaamheden losse delen moeten worden verwijderd en worden aangeheeld."
Vervolgens heeft [gedaagde] BRM aangegeven dat de vloer door hem wordt afgekeurd en heeft hij BRM een termijn gesteld om de gebreken te herstellen. BRM heeft geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd en verder overleg heeft niet tot een oplossing geleid.
3.5.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] hiermee voldoende heeft onderbouwd dat de betondekvloer gebreken vertoonde en dat hij BRM hier op heeft gewezen en in de gelegenheid heeft gesteld om de gebreken te herstellen. Helder is dat de gewenste dilatatievoegen niet zijn aangebracht en dat de vloer scheuren en losse delen vertoonde. Dat is door de curator niet betwist. [gedaagde] heeft duidelijk gemaakt dat hij de vloer op deze wijze niet accepteert; die vloer is dus ook niet opgeleverd. Het bestaan van de gebreken staat hiermee vast, de vraag is nu wat de redelijke kosten van herstel zijn. Die kosten komen voor rekening van BRM op grond van het toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de vloer.
De kosten van herstel
3.6.
[gedaagde] heeft gesteld dat de kosten van herstel ten minste€ 53.156,48 bedragen en heeft dit onderbouwd met een offerte van een aannemer. De curator betwist deze kosten en stelt dat de vloer nu al vijf jaar in gebruik is en dat op de dekvloer een tegelvloer is aangelegd. Het vermeende gebrek staat dus niet aan normaal gebruik in de weg. [gedaagde] heeft door die tegelvloer aan te laten brengen de vermeende schade vergroot. Nu moet, volgens [gedaagde] , die vloer verwijderd worden met alle kosten en risico van dien. Bovendien blijkt dat er dus wel een tegelvloer op de dekvloer aangebracht kan worden. Op een belangrijke stelling reageert de curator echter niet. [gedaagde] stelt dat hij de vloerverwarming nooit heeft kunnen gebruiken en in plaats daarvan elektrische radiatoren heeft moeten inzetten. Dat is door de curator niet betwist. Alleen dit maakt al dat er wel degelijk sprake is van een gebrek dat aan een normaal gebruik van de vloer in de weg staat.
3.7.
De kantonrechter kan de stelling van de curator over de schade door de aangebrachte tegelvloer buiten beschouwing laten. Uit de offerte die door [gedaagde] in het geding is gebracht blijkt dat de werkzaamheden met betrekking tot alleen de cementdekvloer (slopen, opnieuw aanbrengen) en de vloerverwarming€ 26.490,- bedragen (exclusief BTW en algemene kosten). De vordering van de curator bedraagt€ 21.175,-. [gedaagde] kan dus een beroep doen op verrekening. De curator heeft zich niet verzet tegen het beroep op verrekening zodat de kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde] zijn vordering kan verrekenen met de vorderingen van de curator. De kantonrechter hoeft niet te oordelen over de vraag wat de exacte omvang van de vordering van [gedaagde] is; daarover is geen oordeel gevraagd.
3.8.
De kantonrechter stelt verder vast dat de verrekeningsvordering feitelijk al in 2018 bestond; toen waren de gebreken kenbaar en heeft [gedaagde] om herstel verzocht. Dat betekent dat de vorderingen van de curator tot vergoeding van rente en buitengerechtelijke kosten
worden afgewezen. De hoofdsom wordt ook afgewezen aangezien deze door de verrekening teniet is gegaan.
3.9.
De curator zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure moeten betalen. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op twee punten salaris gemachtigde ter waarde van€ 529,- elk, maakt€ 1.058,-, plus de nakosten van € 40,-.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op
€ 1.098,-;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.