ECLI:NL:RBLIM:2024:3711
Rechtbank Limburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst en betaling van beëindigingsvergoeding in kort geding
In deze zaak vordert een voormalig werknemer in kort geding nakoming van een vaststellingsovereenkomst door zijn voormalige werkgever, Vodafone-Libertel B.V. De werknemer stelt dat hij recht heeft op een restant van de beëindigingsvergoeding van € 3.443,67, na eerder een bedrag van € 12.576,30 te hebben ontvangen. De onderhandelingen over het einde van het dienstverband hebben geleid tot een vaststellingsovereenkomst waarin is afgesproken dat de werknemer een beëindigingsvergoeding van € 21.000,00 bruto zou ontvangen. Vodafone heeft echter geweigerd het resterende bedrag te betalen, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer tot betaling van het resterende bedrag toegewezen, omdat Vodafone het spoedeisend belang van de werknemer en het afgesproken bedrag niet heeft betwist. De vordering tot betaling van de wettelijke verhoging is afgewezen, omdat de rechter oordeelt dat de ontslagvergoeding niet als loon kan worden gekwalificeerd. Daarnaast is de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter het bedrag heeft vastgesteld op € 469,37, in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Vodafone is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de werknemer vergoeden, die zijn begroot op € 1.336,42. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 17 juni 2024.