ECLI:NL:RBLIM:2024:3711

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
11077618 \ CV EXPL 24-2165
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst en betaling van beëindigingsvergoeding in kort geding

In deze zaak vordert een voormalig werknemer in kort geding nakoming van een vaststellingsovereenkomst door zijn voormalige werkgever, Vodafone-Libertel B.V. De werknemer stelt dat hij recht heeft op een restant van de beëindigingsvergoeding van € 3.443,67, na eerder een bedrag van € 12.576,30 te hebben ontvangen. De onderhandelingen over het einde van het dienstverband hebben geleid tot een vaststellingsovereenkomst waarin is afgesproken dat de werknemer een beëindigingsvergoeding van € 21.000,00 bruto zou ontvangen. Vodafone heeft echter geweigerd het resterende bedrag te betalen, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer tot betaling van het resterende bedrag toegewezen, omdat Vodafone het spoedeisend belang van de werknemer en het afgesproken bedrag niet heeft betwist. De vordering tot betaling van de wettelijke verhoging is afgewezen, omdat de rechter oordeelt dat de ontslagvergoeding niet als loon kan worden gekwalificeerd. Daarnaast is de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter het bedrag heeft vastgesteld op € 469,37, in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

Vodafone is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de werknemer vergoeden, die zijn begroot op € 1.336,42. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 17 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11077618 \ CV EXPL 24-2165

Vonnis in kort geding van 17 juni 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. Y. Abdi,
tegen

VODAFONE-LIBERTEL B.V.,

te Maastricht,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door: M. Noordhoek, bedrijfsjurist Vodafone-Libertel B.V.
Partijen worden hierna [eiser] en Vodafone genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 21 mei 2024 met producties 1 tot en met 5;
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is van 3 augustus 2015 tot 1 december 2023 als werknemer in dienst geweest bij Vodafone.
2.2.
In de periode april 2023 tot en met juli 2023 hebben partijen onderhandeld over het einde van het dienstverband. Deze onderhandelingen hebben geleid tot een vaststellingsovereenkomst inhoudende – voor zover relevant voor dit geschil – dat [eiser] een beëindigingsvergoeding van € 21.000,00 bruto (€ 15.000,00 netto) ontvangt.
2.3.
In januari 2024 ontvangt [eiser] van Vodafone € 12.576,30 netto aan ontslagvergoeding en niet opgenomen verlofuren.
2.4.
Per e-mail van 16 januari 2024 heeft [eiser] Vodafone bericht dat hij een te laag nettobedrag heeft ontvangen.
2.5.
Per e-mail van 4 maart 2024 heeft Vodafone [eiser] bericht niet over te gaan tot betaling van het restant.
2.6.
Nadat de conceptdagvaarding aan Vodafone is gestuurd, heeft Vodafone aan [eiser] voorgesteld de helft van € 3.443,67 te betalen. [eiser] is daarmee niet akkoord gegaan.
2.7.
Op 27 mei 2024 heeft Vodafone aan [eiser] aangeboden € 3.443,67 te betalen. Ook daarmee is [eiser] niet akkoord gegaan.
2.8.
Tot op heden heeft Vodafone het resterend bedrag aan beëindigingsvergoeding niet betaald.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
PRIMAIR
a. Vodafone zal veroordelen tot betaling van € 3.443,67, althans het netto-equivalent daarvan, aan [eiser] , binnen twee dagen na de datum van dit vonnis, tegen bewijs van behoorlijke kwijting;
b. Vodafone zal veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ad € 1.721,84;
c. Vodafone zal veroordelen tot betaling van € 567,93 aan buitengerechtelijke incassokosten.
BIJ ALLE VORDERINGEN
a. Vodafone zal veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de eventuele nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis en de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan;
b. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering de stelling ten grondslag dat Vodafone de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Vodafone voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.2.
Nu Vodafone het spoedeisend belang van [eiser] , het tussen partijen afgesproken bedrag (zie 2.2.) en het door [eiser] gevorderde bedrag ad € 3.443,67 niet betwist, zal de primaire vordering onder a worden toegewezen met dien verstande dat € 3.443,67 netto zal worden toegewezen nu uit randnummer 12 onderdeel a van de dagvaarding blijkt dat [eiser] dit bedoeld te vorderen.
4.3.
[eiser] vordert ook de wettelijke verhoging over het resterend bedrag aan ontslag- dan wel beëindigingsvergoeding. Op grond van artikel 7:625 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de wettelijke verhoging alleen worden toegewezen over – kort samengevat – loon. [eiser] stelt weliswaar dat de ontslagvergoeding een salariscomponent is waardoor ook de wettelijke verhoging kan worden toegepast, maar dit betreft slechts een (juridische) kwalificatie en geen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de ontslagvergoeding moet worden gezien als loon. Daarom zal de wettelijke verhoging (primaire vordering onder b) worden afgewezen.
4.4.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. Dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht blijkt uit producties 3 en 5 bij dagvaarding. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering van € 567,93 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 469,37 bij € 3.443,67 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 469,37 toe.
4.5.
Uit het lichaam van de dagvaarding volgt dat [eiser] de wettelijke handelsrente wenst te vorderen over – naar de kantonrechter begrijpt – het bedrag van € 3.443,67 netto en de wettelijke verhoging, is dit niet in het petitum van de dagvaarding gevorderd, zodat de kantonrechter daarover niet kan oordelen.
4.6.
Vodafone is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 139,42
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 814,00 (vast tarief kort geding kanton gemiddeld)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.336,42
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Vodafone om binnen twee dagen na de datum van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.443,67 netto,
5.2.
veroordeelt Vodafone om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 469,37 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt Vodafone in de proceskosten van € 1.336,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Vodafone niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Vodafone tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2024.
CL